Matteüs 11:16-19

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 131,1
Psalm 131,2.3
lezen Matteüs 11:2-24
Psalm 143,1.2.10
tekst Matteüs 11:16-19
Gezang 38,1.4.5
Gezang 23,6

Loenen-Abcoude 17/08/97
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Laten we nog eens wat doorgaan op wat vorige week zondag gezegd is. Toen ging de preek over Matteüs 3,2, de kern van de boodschap van Johannes de Doper: Bekeer u, doe boete, verneder je, want het koninkrijk der hemelen is dichtbij. Bij de komst van het koninkrijk van vrede en gerechtigheid hoort kennelijk bekering, bij de komst van de nieuwe wereld van God hoort kennelijk boete en vernedering van mensen die in de huidige wereld wonen. Als Jezus komt wordt het spannend, want als Jezus komt, wordt alles anders.


Ja, en toen was het avond geweest, en het was morgen geweest (de eerste dag van de week), en het was zondagavond geweest, met genoeg eten en drinken, en het was maandagmorgen geweest, met niet genoeg koffie om echt wakker te worden, en toen moesten we gewoon weer aan het werk. En na nog een paar van die rondes avond-en-morgen is het nu weer zondag-morgen. En dezelfde dominee als vorige week staat weer op dezelfde kansel en heeft - tenslotte - dezelfde boodschap. Als Jezus komt, wordt het spannend, want als Jezus komt, wordt alles anders. Ja?


Johannes nu hoorde in de gevangenis de werken van de Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: Bent U het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? Waar is uw bijl, waar uw wan, waar uw onuitblusbaar vuur? Waar ís uw koninkrijk dan? Wat is het meer dan woorden? Een boodschap? Prediking? Wat verandert er in de werkelijkheid nu eigenlijk? En wat in het leven van de mensen? Johannes zelf zit in ieder geval nog in de gevangenis. Maar afgezien daarvan, ook voor de rest van de mensen: wat is er in hun leven nu eigenlijk veranderd?


En laten we die vraag ook voor ons zelf maar meenemen, deze preek door, en straks mee naar huis. Wat is er in ons leven nu eigenlijk veranderd? Of zien wij daar de noodzaak niet van in? Of zijn wij daar eigenlijk helemaal niet toe bereid? En waar ligt dat dan aan? Als Jezus komt, begint alles al anders te worden. Bij ons ook? Of zijn ook wij zo’n geslacht? Hebben wij wel wat van Chorazin en Betsaïda, van Kafarnaüm? Hoe serieus nemen wij eigenlijk ons geloof, ons geloof in de Here Jezus, ons geloof in de komst van zijn koninkrijk?


Ik kan het u al wel vast verklappen dat die vraag het komend seizoen u nog wel vaker gesteld zal worden. Afgelopen maandag op kerkenraad hebben we het er over gehad en besloten dat die vraag: hoe serieus nemen wij ons geloof in ons eigen leven? - dat die vraag het thema voor de huisbezoeken zal gaan vormen. Laten we vanmorgen maar alvast beginnen met ons die vraag te stellen. Want Matteüs 11 plaatst ons ook voor die vraag. Als Jezus komt wordt het spannend, want als Jezus komt begint alles al anders te worden. Bij ons, in ons leven, ook?

Begint het al te veranderen? Of weten wij ook niet wat wij willen? Hebben ook wij wel oren, maar willen we niet luisteren, niet kiezen, geen consequenties trekken? Alles tegelijk willen, maar je nergens op vastleggen, niets ook werkelijk en metterdaad doen? Zijn ook wij van die vervelende kindertjes die zichzelf vervelen omdat ze nergens echt zin in hebben?


Dat is het plaatje waarmee de Here Jezus zijn volksgenoten tekent in onze tekst. Het is een bekend plaatje, een tekening van alle tijden en plaatsen: kinderen die buiten zouden moeten spelen, maar die helemaal niet spelen, welnee, ze hangen rond op hun speelplaats (weer in het algemeen: de markten, de speelplaatsen van die tijd) en maken ruzie in plaats van iets met elkaar te doen. De ene groep wil bruiloftje spelen, de andere begrafenisje, maar samen weten ze niet wat ze willen. En daarom doen ze niets: ze zitten, ze hangen rond. Ze weten niet wat ze willen. Ze hebben nergens echt zin in, worden nergens echt enthousiast van, ze houden overal afstand van. Het is nooit goed en altijd zijn er wel smoesjes.

Ja toch? Zeker als je dit plaatje een beetje invult, dan zie je dat ook. Want Johannes is gekomen, Johannes de asceet, de boete-profeet: bekeer u, doe boete, verneder je, want het koninkrijk der hemelen is dichtbij. Een radicale, een harde boodschap: vergeet je huisje en je boompje en je beestje maar, er komt een nieuwe wereld van gerechtigheid, en daarheen neem je niets mee. Deze wereld is te zwaar vernield om nog gerepareerd te kunnen worden. Je leven is te zwaar gehandicapt om nog met wat goede voornemens en hard werken opgekrikt te worden.


Ja, de pessimist. Hij heeft een boze geest. Wat een pessimist. Beste Johannes, kijk toch eens gewoon rond in de wereld. ’s Ochtends als de zon opgaat, ’s middags als de oogst op het veld staat, ’s avonds als de wijn op tafel komt. Kijk toch eens reëel naar je leven: is dat nu allemaal zo slecht? Nee toch? Doe nou maar effe normaal, dan doe je al lang gek genoeg. Boete? Bekering? Natuurlijk, een beetje. Wat er een beetje verkeerd gaat, dat komt in aanmerking. Een beetje zonde hier, een beetje foutje daar, tekorten en gebreken hebben we allemaal, en het is maar goed dat er vergeving is. Maar échte verandering? Dat echt je leven op z’n kop gaat. Dat je geschokt bent door je eigen slechtheid en tekort? Dat tot je doordringt dat je echt dood moet voor er iets werkelijk goeds van je terecht kan komen? Man, doe toch kalm.


En Jezus is gekomen, helemaal niet zo’n asceet, integendeel, neem die man de godsdienst eigenlijk wel serieus? Hij leeft er op los, trekt zich van geen enkel voorschrift van reinheid en heiligheid iets aan, laat zich in met tollenaars en zondaars, compromitteert zich met gajes van de straat alsof je niet besmet wordt als je met pek omgaat. Moet dat niet veel serieuzer? God dienen is toch een serieuze zaak? Stel je voor: lachen in de kerk, wijn drinken, feest vieren in de kerk. Waar blijft dan de ernst, waar blijft dan de serieuze plichtsbetrachting? Aan zo’n man je overgeven, uitleveren? Helemaal? Kom nou.

En wát zeg je: is dat nu weer de boodschap van het koninkrijk, dat wij allemaal, net als die vieze zondaars, genezing en vergeving nodig hebben, dat wij net zo blind zijn, en lam, en onrein, en doof en dood, en als arme bedelaars de blijde boodschap mogen ontvangen van een gegeven nieuw leven? Nou, nou, nou, dat zal toch wel wat meevallen? Wat voor losbollen geldt, geldt toch zeker niet voor serieuze mensen?

En trouwens, wat gebeurt er nu eigenlijk in de werkelijkheid? Johannes had mooi praten met zijn koninkrijk, zijn bijl, zijn wan en zijn vuur. Maar ondertussen zijn het allemaal woorden, toch? Blijkt het niet gewoon enorm mee te vallen? De wereld staat als een huis, draait even rustig als altijd. En ondertussen moet je toch leven? En ondertussen moet je toch ook gewoon je natje en je droogje hebben? En je kinderen ook. En wie niet werkt zal ook niet eten. En zo. Ja, dit geslacht. Staat dat nu zo ver van ons bed?


Wie oren heeft, die moet ook luisteren. Zalig ben je als je aan de Here Jezus geen aanstoot neemt. En anders: wee u. Want als de Here Jezus komt, dan begint wel degelijk alles al te veranderen. En dat maakt alles uit. Want dat spoor, dat Christus door de werkelijkheid trekt, dat wil ons mee nemen en zelf ook veranderen, en lijn in ons leven geven, en iets om werkelijk enthousiast van te worden, om op te houden met kinderachtig gezeur (vroom gezeur of niet). Het is de vraag, ook van ons leven - zo goed als het de vraag van het leven van Jezus eerste hoorders was - hoe serieus wij dat nieuwe leven nemen dat de Here Jezus met zich meebrengt.


Want heel dit gedeelte van Matteüs staat in het teken van het antwoord dat Jezus aan Johannes laat geven: hoor en zie, let op en kijk wat er gebeurt: blinden zien, lammen lopen, melaatsen worden rein, doven horen, doden leven, kortom, armen ervaren een blijde boodschap. En dat zijn allemaal maar geen neutrale dingen, leuk op zichzelf, fijn om mee te maken of om te zien bij anderen, redenen om blij te zijn met de blijden, nee - zoals u aan het drietal verwijzingen naar Jesaja bij vers 5 kunt zien - het gaat hier om het begin, om een voorproefje, een voorsmaak, een aperitief van de nieuwe werkelijkheid van God. Het begint al te veranderen. De krachten van de toekomende wereld zijn al daar.


Dat is het hem. En dát verwijt de Here Jezus zijn landgenoten in Galilea dan ook met zoveel woorden: die krachten, ze hadden in Tyrus en Sidon (net om de hoek in dat vieze heidenland) het hele leven veranderd, ja ze hadden Sodom (dat toppunt van slechtheid) op een totaal andere manier op z’n kop gezet dan nu is gebeurd. Maar jullie willen niet kiezen, jullie weten niet wat je wilt en zit daar een beetje ruzie te maken als vervelende kindertjes. Jullie willen gewoon helemaal niks.


En laten we dit maar niet uit de buurt van ons hart houden. Nee, in onze straat lopen geen lammen, en de meeste blinden blijven blind, en zo voort, maar bij de Here Jezus zagen blinden, liepen lammen en zo voort, en het staat er ook voor ons. En het werk van de Here Jezus gaat net zo goed door in ons leven. Hij is er met zijn vergeving, met zijn kracht, met zijn moed, met zijn rust en vrede; Hij is er met een heleboel mensen die hun God liefhebben met alles wat in hen is juist door hun naaste lief te hebben als zichzelf. Krachten van de toekomende eeuw, ze zijn er in ons bestaan. Onze heidense buren zouden zich al lang in zak en as bekeerd hebben als ze van God hadden meegemaakt wat wij van Hem meemaken, en het blijkt dat tot en met onder de hoeren van Yab Yum de Here Jezus zelf zijn bekeerlingen maakt. Christus zelf trekt zijn sporen door onze wereld: Hij is al begonnen, alles is al anders aan het worden.


En wij? Vervelende kindertjes? Niet kiezen, vooral niet kiezen? Ruzie maken, omdat we niet weten wat we willen? Laten we het maar bedenken: als de Here Jezus komt, begint alles al anders te worden. En dan wordt het spannend. Want Hij is maar niet ’een mens’, Hij is ’de Mensenzoon’. En de Mensenzoon is de man die het grote oordeel voltrekt. Hij spreekt vrij, Hij spreekt zalig, Hij veroordeelt, Hij spreekt het grote ’wee u’ uit. De sleutels van de dood en het dodenrijk heeft Hij. En daarom is het spannend in ons leven: verandert er al wat? Hoe is het met ons geduld, onze vriendelijkheid, onze zelfbeheersing, onze zorg, onze liefde, onze vredelievendheid? Hoe serieus nemen wij ons geloof? Nee, niet in de kerk, want daar zal het nog wel gaan. Maar als het avond is geweest, en morgen, de eerste dag van de week, teken van de opstanding van onze Heer, teken van het nieuwe leven in Hem, teken van het koninkrijk, dat komt, ja dat z’n krachten al merken laat, hier en nu, vandaag en morgen. De wijsheid is gerechtvaardigd op grond van haar werken. Amen.


<<<