Matteüs 27:46

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Liedboek gezang 177,1
lezen Jeremia 2
Psalm 22,1
lezen Matteüs 27:45-50
Psalm 22,3
tekst Matteüs 27:46
Liedboek gezang 189
Gezang 15
Liedboek gezang 177,6.7

Loenen-Abcoude 29/03/02

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


We moeten het horen. We moeten het tot ons door laten dringen. We moeten het laten weerklinken in ons leven. Jezus wil dat. Hij roept met luider stem.

Voor God was dat niet nodig. God hoort ook de stille schreeuw van ons hart. Hij leest de pijn in onze ogen. Niemand hoeft voor God te roepen: mijn God, waarom? Ook Jezus hoefde dat voor God niet. Hij deed het voor ons. Wij moeten horen. Wij moeten iets leren beseffen.


Wat dan? Wat roept Jezus? Jezus schreeuwt een vraag uit. Hij vraagt: waarom? waarom mij? En het is zo’n waarom? vol verbijstering. Zo’n waarom? dat het heeft opgegeven nog te willen begrijpen, maar dat eindeloos diepe pijn stem geeft.

Bij ieder ander mens maakt zo’n vraag ons stil. We zwijgen, we luisteren, we weten niet meer wat te zeggen. Bij Jezus, in de kerk moeten we ons daar toe dwingen, maar moeten we ook maar eens stil worden. Goede Vrijdag is geen dag voor antwoorden, geen dag van daarom’s. Naar wat hier gebeurt kunnen we kijken, luisteren, we kunnen er iets van beschrijven, maar wat we zouden willen zeggen, ach, laten we daar eerst eens over nadenken.


Want we weten zo veel te zeggen in de kerk. We weten het zó goed: Jezus moest lijden en sterven en gekruisigd worden. En het was allemaal om onze zonden te verzoenen. ’Hij is door God verlaten opdat wij nooit meer door God verlaten zouden worden.’ Ja, maar is dat een antwoord op deze vraag van Jezus zelf: Mijn God, waarom? Zo van: Nou, dit moet om al die mensen te redden. Er kon niet anders voor hun zonden betaald worden dan door de dood van Gods Zoon...

Is dat echt een antwoord? Ik voel me met al die woorden zo’n potsierlijk pratend hoofd aan de voet van Jezus’ kruis. Net alsof Hij dat allemaal niet wist. Het heeft zijn leven gestempeld, heel bewust, dat Hij gekomen was om te dienen en zijn leven te geven voor velen. Hij heeft zelf zijn leerlingen tot het laatst toe geleerd dat het allemaal zo moest. En toch is hier deze vraag, deze pijn, dit niet-begrijpen, dit waarom? En op die vraag komt geen antwoord.


Juist in het hart van het evangelie, waar alles bij elkaar komt, waar je misschien uit jezelf zou denken dat al onze vragen een antwoord zullen krijgen, juist daar wordt het donker en stil, en klinkt een vraag waarop geen antwoord komt. Jezus roept met luider stem. Wij moeten dat weten, beseffen, tot ons door laten dringen: Mijn God, waarom? En er komt geen antwoord.

God heeft Jezus volledig in de steek gelaten. Hij is met de rug naar Hem toe gaan staan. Hij heeft volledig met Hem gebroken. In de stilte bij het kruis staan we huiverend voor de kille woede van God. Net als bij mensen tekent de bijbel ook de woede van God in twee vormen. De Here kan explosief, verzengend boos zijn; dan vallen er doden, dan gaat een volk in ballingschap, dan wordt een immense vernietiging aangericht. Dat is de woede van God die zijn toppunt vindt op de laatste dag, als de wereld in vlammen op zal gaan.

Maar de Here kan ook implosief, verkillend boos zijn; dan wordt het stil en gaat het licht uit; dan keert Hij zich om en laat mensen stikken in hun kwaad; dan levert Hij mensen uit aan elkaar en trekt zijn beschermende handen van hen af. Hij zwijgt en trekt zich terug. Hij negeert en reageert nergens meer op. In allerlei vormen ontmoeten we deze woede van God op aarde. Paulus heeft er over geschreven in Romeinen 1. Dat is de woede van God die zijn toppunt vinden zal in de hel, in de buitenste duisternis, van God verlaten, uit.

Het is deze kille woede die we ook hier ontmoeten. Jezus is uitgeleverd aan zondige mensen. God negeert Hem volledig, keert zich van Hem weg en doet het licht achter zich uit. Het voorhangsel in de tempel is dicht en blijft dicht. Jezus’ diepste angst en verdriet zijn werkelijkheid geworden. Hij die leeft van God, die niet zonder God kán, Hij wordt door God van zich afgestoten. Juist Hij, die dit allerminst verdiend had, die altijd God gediend heeft en met Hem geleefd heeft, Hij wordt volstrekt genegeerd door God, door de God van licht en leven en kleur.

En Jezus draagt dat, al vanaf zijn gevangenneming en nu tenslotte drie donkere uren lang. Dan reageert Hij: Mijn God, waarom? waarom hebt U Mij zo in de steek gelaten? Nog in zijn diepste angst en pijn houdt Jezus God vast, de God die Hem heeft laten vallen. Hij begrijpt niet, maar gaat met zijn onbegrip en pijn naar God. Maar God zwijgt. Het voorhangsel scheurt nu nog niet. Het gaat zelfs niet open op een kier. De vraag blijft hangen, wordt voorzien van wat kromme echo’s van spot, maar krijgt geen antwoord.


En wij moeten dat weten. Jezus roept het luid. Laten we goed nadenken vóór we iets zeggen. Als we dan stil worden en de hand op de mond leggen, dan zou het kunnen gebeuren dat we uit de diepten van de bijbel en uit de diepten van de werkelijkheid om ons heen de enige echte parallel horen van deze vraag, het spiegelbeeld ervan. Als een rafelige scheur loopt die vraag door de bijbel. En als je ’m daar één keer gehoord hebt proef je deze andere vraag overal in de werkelijkheid om je heen. We hebben hem gelezen uit Jeremia 2, die goddelijke vraag: Mijn volk, mijn volk, waarom hebben jullie Mij verlaten? Dezelfde pijn, hetzelfde onbegrip, dezelfde stilte: ook op deze vraag komt geen antwoord.

Ook niet van ons. Jeremia 2 is niet maar oud en lang geleden en voorbij. Het is Gods vraag aan de mensen van het begin af aan: Adam, waar ben je? Waarom heb jij Mij in de steek gelaten? Het is Gods vraag tot het einde toe: mijn volk, mijn mensen, waarom? Wat voor onrecht hebben jullie in Mij gevonden? Waarom willen jullie tegen Mij twisten? Waarom gaan jullie je eigen gang? Je ziet toch wat er van komt? Kijk eens wat een puinhoop. Waarom maken jullie alles kapot? Mijn volk, mijn volk, waarom hebben jullie Mij verlaten? En er komt geen antwoord.


We staan met ons eigen leven stil en bedremmeld voor God. Met ons kwaad en ons kapot maken. Waarom deed je dat? Nou ja, gewoon. Wat gewoon? Dacht je dat het niet uitmaakte, dat het geen pijn deed? Moet je kijken. Waarom deed je dat? En er is geen antwoord. Haat is onbegrijpelijk, onredelijk, zin-loos

En dan staan wij hier even stil en bedremmeld bij Jezus’ kruis. Er komt geen antwoord. Moest dit? Moesten wij gered worden? Hebben wij, alleen al door zielig te zijn en alles kapot te maken, een soort recht om geholpen en gered te worden? Hier moest niets. God wilde ons redden. Moest God Jezus negeren om ons aan te kunnen nemen? God wilde dat voor ons over hebben. Er moest niets. Dat moest helemaal niet. Liefde is even onbegrijpelijk als haat, even onredelijk, maar ze schept zin en betekenis.

Wie denkt hier iets begrepen te hebben ontmoet hier op Golgota God in zijn onweer en leert als Job de hand op de mond te leggen. Nooit heeft iemand ons zó liefgehad als de God die zijn eniggeboren Zoon gegéven heeft om te ondergaan wat wij moesten ondergaan en om zo iedereen die in Hem gelooft eeuwig leven te geven. Nooit zullen we deze liefde begrijpen. Ze is niet om te begrijpen, maar om te aanvaarden en te aanbidden.


Nee, laten we maar niet te veel praten bij dat kruis hier. God zelf laat zijn Zoon in de steek voor ons. Hij negeert Hem volkomen voor ons. Het had bij ons gepast, deze reactie van God. Wij hebben er geen moeite mee om onze eigen gang te gaan, om God te negeren, in de steek te laten. We horen zijn vraag aan ons zo vaak niet eens: Mijn volk, mijn volk, waarom? En de pijn daarin proeven we niet. Maar we rekenen er wel op dat God ons niet helemaal zal laten vallen. Je kunt het horen om je heen: nee, ik bid niet, ik geloof ook niet, nou ja, ik geloof wel dat er iets is, zo tussen hemel en aarde, dat er voor zorgen zal dat alles toch nog goed afloopt. Je kunt het horen in je eigen hart: ja, ik weet wel, eigenlijk doe ik weinig aan mijn geloof en denk ik weinig aan God, ja, ’s avonds even, of eens in de zoveel tijd. Maar dan vraag ik wel weer vergeving. Bij ons had dit gepast.

En voor mensen zoals wij is Jezus hier deze duisternis door gegaan. Voor ongevoelige en dubbelzinnige types als wij is deze eindeloos gevoelige en eenvoudige mens verscheurd door pijn en verdriet. De God die met ons een leven lang geduld heeft, die ons de tijd geeft om tot bezinning te komen en naar Hem terug te keren, is bij zijn eigen Zoon huiveringwekkend consequent, voor ons, in onze plaats: Jezus wordt genegeerd en in de steek gelaten. En in Jezus’ naam komt nu ons leven lang Gods roep tot ons: keer om, kom terug, hier ben ik, hier ben ik! Waar wij ook in verzeild raken, in Jezus naam blijft voor ons nu die stem van God, die van het Evangelie: hier ben ik, ik hoor je, ik ben bij je, we gaan er uitkomen.


Hij gaat over de wereld, die vraag van God: Mijn volk, mijn volk, waarom hebben jullie Mij verlaten? Het verdriet en de boosheid, de pijn en het onbegrip van de goede God. Hij die werkelijk goed is en niet in staat te begrijpen waarom iemand iets kwaads zou doen. En de echo’s van die vraag komen bij ons langs, in beelden uit Israël en Palestina, in berichten uit Afghanistan, in talloos veel ellende, groot en klein. En er komt geen antwoord. Maar wat doet God. Hij komt zelf, Hij wordt mens, Hij ondergaat zelf wat wij hadden moeten ondergaan. En nu gaat ook die andere vraag over de wereld, die vraag van Jezus: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten? En er komt geen antwoord. Deze tweede vraag is Gods antwoord: ook onze schuld en onze pijn en onze ellende en alles meer wat we uithouden moeten, heeft Hij op zich willen nemen. God lost het raadsel van het kwaad niet op, maar draagt het voor ons weg. Onbegrijpelijk. Het wonder van liefde die zin schept en nieuwe betekenis in het leven roept.



Het is tijd voor stille zaterdag. Om stil te blijven. Om te aanbidden. Amen.


<<<