Marcus 2:21-22

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 96,1.4
Psalm 78,1.2
lezen Hosea 2:15-22
Psalm 103,1-3
lezen Marcus 2:13-22
tekst Marcus 2:21-22
Psalm 98,1.4
Liedboek gezang 43

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 98,1.4
lezen Hosea 2:15-22
Psalm 103,1-3
lezen Marcus 2:13-22
tekst Marcus 2:21-22
Gezang 4
Liedboek gezang 87

Loenen-Abcoude 27/02/00
Amsterdam-Z/W 27/02/00
Almere-O 15/09/02
Driebergen 06/10/02

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Niemand verstelt een oude jas met een lap die nog niet gekrompen is. Dat hij het wel, dan trekt die nieuwe lap de oude jas kapot, en de scheur wordt alleen maar groter. Ook doet niemand jonge wijn in oude wijnzakken. Doet hij het wel, dan scheurt de wijn de zakken kapot, en zowel de wijn als de zakken gaan verloren. Nee, jonge wijn hoort in nieuwe zakken!


Dit zijn vreemde woorden. Typisch van die woorden van de Here Jezus, die je niet kunt uit-leggen zo, dat je er klaar mee bent. Ik ga in deze preek proberen er een paar kanten van te laten zien, maar dat is niet meer dan een begin. Deze woorden willen met u meegaan naar huis, straks. Er is niets op tegen als iemand ze boven iedere dag van de komende week in z’n agenda zet. Om er weer over na te denken. En dat maar niet als een soort oefening, een christelijke mantra, of zo, nee, in die woorden wil Jezus zelf met u meegaan. Hijzelf spreekt ons er mee aan: Wat wil jij met Mij? Wat is mijn plaats in jouw leven?


Vreemde woorden. Misschien denkt iemand: hoezo? Oké, je moet even weten dat ze vroeger wijn vaak in zakken van dierenhuid deden, en dat leer uithardt en souplesse verliest. Je moet even weten dat vroeger stoffen nog meer krompen dan tegenwoordig in de was. Maar wat is er dan nog vreemd aan. Niemand dóet dat toch? Of tenminste: niemand déed dat? Een en ander heeft meer weg van een waarheid als een koe, of het intrappen van een open deur.


Ja, maar daarmee begint het al. Waarom zou de Here Jezus van die waarheden als koeien te berde brengen? Waarom zou Hij dingen zeggen waarbij iedereen om Hem heen vanzelf denkt: ja, nogal logisch! Dan moet er toch tenminste meer aan de hand zijn. En dat is ook zo. De Here Jezus is hier echt een meester, die leerlingen, die mensen aan het nadenken wil brengen met alle mogelijke middelen. Nee, niemand doet zo, met die lap stof en met die wijn. Jonge wijn in nieuwe zakken. Zo gaat dat altijd, - toch?


Ja, gaat het echt wel altijd zo? Of zijn er toch mensen die steeds weer proberen jonge wijn in oude zakken te doen, en nieuwe stof te gebruiken om oude jassen te verstellen?


Nee, en dan niet meteen denken: natuurlijk, dat zie je hier toch? De Here Jezus heeft het gewoon over die Farizeeën, zie zeurpieten, die overal commentaar op hebben. Alles wat ze nieuw overkomt proberen ze in te passen in hun oude wet- en regelgeving. Komt er eens iemand die niet zo asociaal is als zij, dan mag het natuurlijk allemaal weer niet. Eindelijk iemand die omkijkt naar die arme verschoppelingen van tollenaars en zondaars, eindelijk iemand die niet vast omdat het allemaal toch maar zo’n grote ellende in het leven is, - hij moet hoe dan ook in de oude zakken van hun regelgeloof.


Nee, niet te snel. Want hoe weet je dat eigenlijk, dat het hier over die Farizeeën gaat? De Here Jezus zegt het er niet bij. Hij zegt niet: jullie, Farizeeën. Hij zegt trouwens nergens jullie in dit hele gedeelte van Marcus. Hij spreekt niemand in het bijzonder aan. Hij verwijt niemand iets. Maar naar aanleiding van een gebeurtenis, een vraag, zegt Hij iets in het algemeen. Ook iets tegen ons dus. Hij wil kennelijk dat ook wij daar eens over nadenken, en niet denken: o, dat gaat over anderen, Farizeeën of zo, die al lang dood zijn. En bovendien, zoals ik al zei: Hij verwijt niemand iets en verwijdert dus ook geen mensen uit zijn omgeving. Misschien zijn er mensen die zelf bij Hem weg gaan, maar Hij heeft ze niet weg gestuurd. Dit soort uitspraken nodigen eerder uit.


Daar mogen we best goed op letten. De Here Jezus zegt hier niet tegen die en die, of zelfs tegen ons: jij moet geen nieuwe stof gebruiken voor een oude jas, jij bent verkeerd bezig, zondaar, slechterik, dommerd. Zo praten schept afstand, verwijdert mensen. Jezus zegt alleen: niemand doet dat. En de echo van zijn woorden roept: niemand, toch? En met die echo mee, komt zo de vraag binnen in ons hart: ik ook niet, toch? echt niet?


En trouwens, ook een aantal verzen eerder, waar de Here Jezus net zo algemeen spreekt, wel naar aanleiding van en tegen de Farizeeën, maar toch in het algemeen: Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars - ook dat is geen verwijt, dat verwijdert. Het betekent niet stiekem toch iets als: Ik ben niet gekomen om Farizeeën te roepen, maar tollenaars, Ik kom niet voor jullie, maar voor anderen. Nee, het betekent: Ik kom voor iedereen, ook voor jullie, als dokter. En hoe gezond zijn jullie eigenlijk? Denk daar eens over na. Ja, wij net zo goed als die mensen toen: wat typeert ons? Zijn wij van die mensen die, oké, met vallen en opstaan en met veel gebreken er toch eigenlijk best wat van terecht brengen in ons leven, in ons geloof, en die best stilletjes kunnen denken: Heer, ik dank U, dat ik niet ben als . . .? Of typeert ons dat andere gebed, dat uitloopt op: wees mij genadig, Heer. Daar mogen we best eens over nadenken.


Daarmee zijn we overigens niet zo ver van onze tekstverzen weg als het misschien lijkt. Want waar gaat het eigenlijk om in deze algemene voorbeelden van stoffen en wijn? Zoals gebruikelijk bij de Here Jezus moet je daarvoor zijn woorden heel precies nemen. Hij zegt niet: niemand gebruikt oude zakken voor nieuwe wijn, maar: niemand doet jonge wijn in oude zakken. Het gaat kennelijk niet zozeer om wat je doet met het oude, maar om wat je doet met het nieuwe. Jonge wijn in nieuwe zakken. Het nieuwe vraagt om een eigen behandeling, die past bij wat nieuw is. Het laat zich niet behandelen als was het oud.

En wat is dat nieuwe, hier in Marcus? Dat zou in de vorige verzen moeten staan. En dat is ook zo. Als we terug gaan ontdekken we eerst in vers 19 en 20, dat Jezus in feite zegt: Ik ben de bruidegom. Het nieuwe is dan, dat de bruidegom er is. Als we dan nog verder terug gaan horen we in vers 17 de woorden ’Ik ben gekomen’. Ik ben gekomen niet om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. En juist zo ben Ik de bruidegom, bij wie het feest is. En het zo zeggen roept herinneringen op ook: Nu gaat het gebeuren, wat de Heilige Geest gesproken heeft door de profeet Hosea: Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig, door gerechtigheid en recht, door trouw en ontferming. Te dien dage, dan, nu, nieuw!


En hoe gaan wij nu met dat nieuwe om? Hoe reageren wij op Jezus? Geven wij Hem een eigen behandeling, die past bij wat nieuw is? Dat zou wel normaal zijn. Zo gaat het altijd. Niemand gebruikt nieuwe stof om een oude jas te verstellen. Niemand doet jonge wijn in oude zakken. Niemand zet een oude diesel-uitlaat onder een auto met een nieuwe turbo-diesel-injectie-motor (om eens een eigentijds voorbeeld te gebruiken), want dan barst de boel en kan zelfs je motor in de prak lopen. Nee, bij een nieuwe motor hoort een nieuwe uitlaat. In het algemeen een open deur: wat nieuw is hoort als nieuw behandeld te worden, een eigen plek, een eigen bijpassende ruimte te krijgen. Toch?


En Jezus? Is dat bij Hem net zo vanzelfsprekend? Kennelijk niet. Hier in Marcus al niet. Er zijn nog steeds discipelen van Johannes, die zijn aanwijzing: Kijk, het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegdraagt, niet serieus nemen. Er zijn nog Farizeeën die afstand houden en kritiek leveren en proberen Jezus in te passen in de oude kaders van hun ideeën. Jezus mag niet zichzelf zijn, Hij moet zich aanpassen. Het moet blijven gaan om rechtvaardigen, om nette, fatsoenlijke en vrome mensen, die regelmatig vasten vanwege de onderdrukking en het verval van Israël, die precies en serieus zijn. Zondaars moeten zich ook eerst maar eens aanpassen, maatschappelijk en tenminste kerkelijk aangepast gedrag gaan vertonen.


Nog maar een keer: hier, in dit gedeelte van Marcus, verwijt Jezus hen dat nog niet eens. Dat komt later pas. Hier zet Hij hen alleen stil bij de vraag: hoe gaan jullie eigenlijk met Mij om? Reageren jullie eigenlijk niet vreemd op Mij? Anders doe je dat toch ook niet zo? Het is alsof de Here Jezus er rekening mee houdt hoe nieuw zijn optreden wel niet was, en hoe lastig dus de omschakeling voor mensen die van het oude houden.


Daar mogen juist wij wel niet overheen lezen en langs heen denken. Want wij zijn ernstig gewend aan het beeld van de bruidegom, en accepteren ook zonder meer die associatie vanuit Hosea, dat in Jezus God zelf komt om zijn volk voor altijd te trouwen. En wij zijn even goed al heel lang gewend aan de boodschap dat het om genade alleen gaat en niet om een bericht dat het wel goed zal aflopen met iedereen die zijn best doet voor God te leven. Maar laat nu die woorden van Jezus, dat Hij niet gekomen is om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, eens even klinken tegen de achtergrond van de psalmen. Daar komen beide regelmatig in voor, rechtvaardigen en zondaars. En ze staan tegenover elkaar als de good guys en de bad guys. De rechtvaardige beroept zich op God, vertrouwt op Hem, roept Hem om redding, vaak genoeg om redding van de onderdrukking van de zondaars. De zondaars gaan maar tekeer, vernielen de boel en blokkeren het goede leven.

Vaak genoeg staat de rechtvaardige tegenover de zondaar als de afgeperste en vernederde tegenover de afperser en de vernederaar. En dat is vlakbij, hier in Marcus. Of dacht u dat die tollenaars van die arme zondaars waren? Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, dat komt in werkelijkheid neer op zeggen: Ik kom niet voor nette mensen, maar voor schurken, hufters, verraders, achterbakse typen, afpersers, pooiers, moordenaars, dieven en zo voort. Die tollenaars waren geen slachtoffer van het systeem, en eigenlijk zielig, en die hoeren die steeds weer opduiken in het evangelie, waren geen arme vrouwen die in de prostitutie verzeild geraakt waren en misbruikt en mishandeld werden, gevallen vrouwen. Om het nu maar eens in één onparlementair woord samen te vatten: begrijpen wij werkelijk nog dat het evangelie niet voor arme zondaars is, maar voor klootzakken? Dat erkennen: ik ben een zondaar, niet betekent: ik ben waardeloos, maar: ik ben slecht?


Ik vraag maar. Dit is een preek van vragen, van dingen om zelf verder over na te denken. Aanleiding is er genoeg voor, lijkt me. Als Jezus in ons leven binnenkomt, zegt Hij: volg Mij. En zo makkelijk ontvangen wij Hem dan in ons huis, geven Hem een goede stoel in ons leven, laten Hem drie kwart van onze kamers zien (maar een paar niet, want die zijn niet opgeruimd), proberen een goede indruk te maken met een fijn gesprek over de bijbel, en een leuke discussie over een ethisch punt. Ja, er zijn ook best minpunten in ons leven, Heer, en U bent dokter nietwaar? Kunt U niet wat helpen? Met uw hulp moet ik het echt goed kunnen redden in mijn leven. Dan kan ik morgen tenminste weer met frisse moed naar m’n werk en doorgaan met waar ik mee bezig was. En we zijn ook best blij met Jezus. Nee, niet uitbundig, zoals op een bruiloft van een goede vriend, maar toch wel echt blij. Meer net als we blij zijn met de goede zorgen van onze verzekeringsagent. U hebt het goed. En u wilt het toch goed blijven houden?


Wie hier ook maar een fractie van herkent heeft alle reden de woorden van onze tekstverzen eens een tijdje boven alle dagen in z’n agenda te schrijven. Want Jezus zegt niet meteen tegen ons: schiet op, daar ben Ik niet voor. Ik kom niet voor jou, maar voor zondaars. Hij geeft ons eerst eens deze woorden mee. Niemand doet dat, toch? Jij zou je toch ook krom lachen als je hoorde van een verdwaalde vreemdeling die zulke stupide dingen doet? Jonge wijn in nieuwe zakken, zo doe je dat. Jezus in een nieuw leven, zo doe je dat. Toch?


Ja, maar, dominee, u weet toch wel dat zoiets heel moeilijk is. En hoe moet ik dat dan doen? Hoe moet het dan met dit en met dat? En ik heb een akker gekocht, vijf span ossen aangeschaft, een vrouw getrouwd, en verder ook nog een heleboel plannen. U wilt zeker weer dat ik iets opgeef? Ik moet zeker weer breken met dit of met dat. Zeg nu eens concreet wat u bedoelt. Hebt u wat tegen mij, tegen ons, of zo?


Ik weet het, dit is niet iets voor gewone mensen. Dit is iets voor christenen. En ik heb ook iets tegen mezelf. Gelukkig is het evangelie voor, ja, voor klootzakken. Maar, het ging me vanmorgen eigenlijk alleen maar om dit ene: Niemand doet zoiets, nieuwe stof op een oude jas, nieuwe wijn in oude zakken. Niemand, toch? Amen.


<<<