Lucas 19:11-27

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Gezang 24,1.2
lezen Filippenzen 3:17-4:1
Gezang 24,5
lezen Handelingen 1:1-11
Liedboek Gezang 234
tekst Lucas 19:11-27
Psalm 110,1.2.3
Psalm 89,1.2.3
Liedboek gezang 234

Loenen-Abcoude 13/05/99
Amsterdam-C 13/02/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


’Een edelman vertrok naar een ver land om tot koning gekroond te worden en daarna weer naar huis terug te keren. Hij riep tien van zijn dienaars en gaf hun ieder een zilverstuk ter waarde van een pond. Doe er zaken mee zolang ik weg ben, zei hij.’


Daar stonden ze dan. Hun heer was weg. Ieder, zeg, twee geeltjes op zak. Veel was het niet. Wat doe je nu helemaal met vijftig piek? Zouden ze teleurgesteld zijn geweest? Hebben ze zich in de steek gelaten gevoeld? Het wordt niet gezegd. We mogen er het onze van denken.

We horen alleen nog van ’de mensen van zijn land’, die deze edelman haten en hem een afvaardiging achterna sturen met de boodschap: ’Wij willen niet dat deze man koning over ons wordt.’ Het loopt slecht met deze mensen af.


Maar als de edelman terugkomt laat hij eerst die dienaars bij zich roepen. Hij wil weten wat ervan geworden is. Een ijverige dienaar heeft met die vijftig piek maar liefst vijfhonderd ronde guldens verdiend. Nog niet echt een indrukwekkende som, maar toch heel aardig. Zijn heer zal wel zeggen: goed zo. En inderdaad. Maar zijn heer doet nog meer: hij maakt hem regent over tien steden. Een ander, die het tot twee honderd vijftig gulden heeft gebracht, krijgt het bestuur over vijf steden.


Pas als we daar even bij stilstaan dringt het tot ons door: wat is dit voor vreemds? Dit staat toch helemaal niet in verhouding? Dat zo’n knecht een reguliere promotie krijgt, vanwege goed gedrag, oké. Hij is voor een dubbeltje aan het werk geweest en wordt een kwartje, dat zou nog normaal zijn. Maar hier wordt het dubbeltje direct tot duizendje gepromoveerd. Het is toch nog wel wat anders, of je goed bent in klein-handel, of dat je een goed bestuurder bent. Daar moeten we toch eens even over nadenken. Wat is dit voor vreemde heer?


Goed, als we dan toch aan het nadenken zijn, het heeft wel wat van elkaar, nietwaar, deze gelijkenis en de hemelvaartsdag van vandaag? Wij zitten gezellig in de kerk, maar onze Heer is er niet. Hij is weg, naar een ver land, om de koninklijke waardigheid in het koninkrijk van God in ontvangst te nemen. Toen Hij wegging, vroegen ze nog: Heer, dat koninkrijk van U, schiet dat al op? Maar Hij zei: ’Gaat je niks aan. Jullie zullen getuigenis van Mij afleggen tot in de verste delen van de wereld.’ En daar stonden ze dan. En daar staan we nog. Wat hebben we nu helemaal op zak? Een evangelie, sinds Pinksteren nog een Heilige Geest. Maar geen Heer, geen koninkrijk, geen vrede, geen gerechtigheid, geen rust, geen macht, geen succes.

En om ons heen gaat iedereen zijn gang. De mensen staan bepaald niet te springen dat Jezus koning over hen wordt. Het interesseert ze zo weinig dat ze geen eens meer boodschappers sturen om het te voorkomen. De haat van de farizeeën is al lang vervangen door de spot van de ongelovigen: waar blijft de dag van zijn komst? Voor je het weet voel je je met een fooi op straat gezet: hier heb je vijftig piek, doe er zaken mee zolang ik weg ben. Nou, dat zullen wel geen grote zaken worden.


Ja, wat doen we hier eigenlijk in de kerk? Hemelvaartsdag geldt nog steeds als christelijke feestdag. Maar wat hebben we vandaag eigenlijk te vieren? Wat is er voor feestelijks aan Jezus’ vertrek? Is hemelvaartsdag niet meer een dag van frustraties? Een dag van gemis? Daar moeten we vanmorgen deze gelijkenis maar eens tegen aan zetten. Dan zullen we zien dat onze Heer ons daar vandaag door bepaalt bij de woorden van zijn apostel Petrus: wees nuchter en stel je hoop volledig op de gave die je ten deel zal vallen wanneer Jezus Christus zich openbaart.


Wees nuchter, dat is wel de eerste boodschap van de gelijkenis, altijd al, maar juist ook op hemelvaartsdag. Het hele verhaal is destijds verteld aan mensen die dachten dat het koninkrijk van God wel gauw werkelijkheid zou worden. Daar hoefden ze dus niet op te rekenen. En diezelfde figuur hebben we ook ontmoet in Handelingen: de discipelen moesten eerst getuigen. Zowel de heer in de gelijkenis als Jezus gaan weg om tot koning gekroond te worden. Het grote feest voor hun onderdanen komt pas bij hun terugkeer. Voorlopig hebben ze gewoon hun werk, hun leven.

En dat is dus, zo haalt de gelijkenis naar voren, niet eens heel bijzonder werk. De heer mag weg zijn om koning te worden, hij laat zijn dienaren niet het beheer over zijn schatten. Nee, hij laat hen met wat zakgeld achter. Bij zijn afwezigheid worden zij niet de heren-tweede-rang. Hij regelt zijn vervanging niet, maar geeft hen allen een bescheiden taak.

En het is maar hoe je kijkt, natuurlijk, maar dat past precies op de kerk van vandaag. Wij hebben werkelijk alleen Jezus’ evangelie in handen, en in de bezieling van de Geest kunnen wij dat léven, het door vertellen, in praktijk brengen, ons leven laten vormen en bepalen. Maar grote zaken worden dat nooit. De grote macht zullen christenen als christenen nooit bereiken, de grote wereld-vrede-stichters zullen zij niet zijn, het milieu zullen wij niet redden en de maatschappij zullen wij niet saneren. Het blijft bij de kleinhandel van onderling contact, verzoening tussen een paar mensen, hulp en steun net om je heen. En heel veel kan er niet, loopt er nog niet, in heel veel opzichten van ons christenleven missen we het vermogen. Het is allemaal precies als in deze nuchtere gelijkenis: de Here Jezus heeft ons geen toegang gegeven tot de onuitputtelijke bankrekeningen van Gods koninkrijk, maar zet ons aan het werk met zo’n vijftig piek evangelie en Heilige Geest, een handgeld, een zakgeld. Wees mijn getuigen...


Laten we dit dan ook maar heel duidelijk vaststellen voor ons zelf: wij vieren vandaag niet de hemelvaart van de kerk, niet de macht, niet het succes, niet het koninkrijk voor ons. Wie hier vanmorgen niet helemaal gelukkig is, en van je joepie-blij omdat het hemelvaart is, die hoeft zich niet te schamen, want er is nog reden genoeg om je zorgen te maken of om bang te zijn. Uiteindelijk rommelen wij hier nog steeds maar wat aan, met ons zakgeld. Nee, wij vieren vandaag de hemelvaart van Jezus Christus onze Heer. Wij vieren dat Hij niet maar is weggegaan om koning te gaan worden, maar dat Hij werkelijk koning geworden is (net één stap verder dan op het moment dat Hij deze gelijkenis gaf).


En laten we hier goed opletten: we vieren niet maar de hemelvaart van Jezus. Punt. Want daar zouden wij niks aan te vieren hebben. Als wij verder niks met Jezus hadden zouden we kunnen constateren dat Hij fijn koning geworden was, en dat is natuurlijk heel mooi, voor Hem. En dan verder niks meer. Maar nu gaat het om Jezus Christus, onze Heer, die weggegaan is om tot koning gekroond te worden en daarna weer naar huis terug te keren. Nu komt heel ons doodgewone, nuchtere christenleven, zo klein en onaanzienlijk als het is, onder het beslag van de rest van die gelijkenis te staan. Hij komt terug, en vóór alles wil Hij weten wat wij met die vijftig piek Woord en Geest gedaan hebben. En ons leven komt binnen het bereik van de belofte van deze gelijkenis: aan wie heeft, zal gegeven worden, gegeven in de buiten-proportionele verhoudingen van Gods koninkrijk.


Nee, het gaat vandaag niet om het vieren van onze eigen hemelvaart. Maar omdat het wel om de hemelvaart van onze Heer gaat, komt ons leven in de spanning te staan van zijn terugkomst: stel je hoop volledig op de gave die je ten deel zal vallen wanneer Jezus Christus zich openbaart.


Inderdaad leven wij als christenen vandaag in Madurodam-verhoudingen. Wat hebben wij nu helemaal in handen? We modderen wat aan in ons leven, met vallen en opstaan. We beginnen het een en ander aan goeds te doen, door Woord en Geest, maar het is erg, erg kleinschalig. We vertellen wat evangelie door, maar het blijft aan een handjevol mensen. We leven uit de vergeving, en laten ons leven steeds minder dicteren door frustraties en gezeur. Maar veel meer dan ons gezin en onze collega’s genieten daar niet van (als het al lukt). Inderdaad, inderdaad, maar juist vandaag, nu we ons speciaal realiseren dat onze Heer metterdaad koning geworden is, begint al dat kleinschalige te glanzen onder zijn belofte: omdat je een kleine som goed hebt beheerd, krijg je het bestuur over tien steden.

Het komt er maar net op aan dat wij in dat kleine van vandaag trouw zijn aan onze Heer. Dan heb je ook iets te vieren, vandaag al. Je mag het je nu al horen toeroepen, zalig zij die in de Heer sterven, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na. Ja, die werken, die op wereldschaal misschien wel helemaal niets voorstelden, die ze zelf misschien wel niet de moeite waard vonden (zoveel tekorten, zulke slechte motieven): in weinig getrouw geweest, geleefd van dat zakgeld evangelie, gewerkt met die vijftig piek Woord en Geest.


Nee, wij vieren niet ónze hemelvaart vandaag, maar die van Jezus, onze Heer. Willen we werkelijk wat te vieren hebben moeten we op Hèm letten en naar Hèm luisteren. Hij heeft ons hier ons plekkie gegeven en ons zakgeld Woord en Geest: doe er zaken mee zolang Ik weg ben, heeft Hij gezegd. En daar kunnen we druk genoeg mee zijn. Ja, tenzij ook wij Hem niet vertrouwen, en liever luisteren naar al die andere mensen die zijn vijanden zijn en niet willen dat Hij koning over hen wordt.


Want ook die derde dienaar is er nog in de gelijkenis, die dienaar die leeft van wantrouwen. Hij let er uitvoerig op dat-ie maar een klein bedrag heeft gekregen, en twijfelt er kennelijk aan dat het ooit veel zal worden. En hij luistert naar al die andere mensen van het land, die zijn heer haten. Hij wordt hún stem als zijn heer terugkomt: een streng man, die neemt wat hij niet heeft uitgezet en maait wat hij niet heeft gezaaid. Hij verwoordt precies wat al die anderen kennelijk denken: deze heer wil altijd meer, hij is nooit tevreden en schuwt geen enkel middel om meer te krijgen. En des te meer wordt hij bang voor zijn heer, want hij zal nooit tevreden zijn met die paar guldens die deze knecht verdienen kan met de vijftig die hij kreeg.

En nu is de precieze tekening van dit wantrouwen helemaal uitgewerkt in de situatie waarin de Here Jezus deze gelijkenis uitsprak. Ik zei net al: de haat van de farizeeën is om ons heen al lang vervangen door de spot en de onverschilligheid. Je kunt op allerlei manieren Jezus wantrouwen en niet in Hem geloven. Je kunt ook in je eigen leven de stem worden van al die mensen om óns heen, die Jezus al lang hebben opgegeven, die het allemaal niks meer zegt, en die daarom zelf hun zaken wel regelen. Dan parkeer je je zakgeld evangelie gewoon ergens in een hoekje van je leven omdat je veel te druk bent met de rest. Geloven is voor als je tachtig bent, of bijna dood gaat. Nu eerst leven. Dan is er inderdaad niks aan vandaag. En is het jammer van je tijd, zo’n verplichte vrije dag. En de dreiging wordt levensgroot: wie niet heeft, hem zal worden afgenomen zelfs wat hij heeft!


Laten wij ons dus des te meer richten op onze Heer. En laten we dan nog maar eens denken aan die buitenproportionele reactie bij terugkomst hier in de gelijkenis. Al heb je maar een beetje, let niet op wat je mist, maar let op je Heer. Hij komt in koninklijke heerlijkheid. En wie heeft, al was het een paar piek winst, die zal gegeven worden. Buiten proporties.


Want Jezus is koning geworden. En zoals Hij heengegaan is, zo zal Hij komen. Amen.


<<<