Lucas 22:14-20

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Psalm 141,1.2
Psalm 119,1
lezen Lucas 22:7-38
Psalm 116,1-3.6-8
tekst Lucas 22:14-20
Gezang 30,4-6
Psalm 117

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 95,1.2
Psalm 95,3
lezen Lucas 22:7-38
Psalm 116,1-3.6-8
tekst Lucas 22:14-20
Liedboek gezang 75,1-3
Psalm 117

Loenen-Abcoude 26/10/97
Monster 04/03/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Hendrik zit op zijn kamer. Hij is boos en hij heeft straf. Moeder heeft hem naar zijn kamer gestuurd. Verdraaid, zat-ie net zo lekker te lezen, beneden, en dan vraagt daar z’n moeder: Hendrik, wil je even een boekje lezen met je zusje? Je zit al in groep 6, dus dat kun je best. Ja, dat zal wel. Maar zo’n stom boekje, waar alleen maar plaatjes in staan. Bah, zijn eigen boek was veel spannender. Plaatjesboeken zijn voor kleine kinderen. Nou, Hendrik hàd gelezen met zijn zusje. Razendsnel waren de plaatjes omgeslagen. Veel te snel. En het werd zeuren. En het werd huilen. En, nou ja, nu zit hij boven.


Ja, plaatjesboeken zijn voor kleine kinderen. Wat we ook vinden van zo’n verhaaltje over Hendrik (hij had natuurlijk best even tijd voor z’n zusje kunnen nemen, en zo), daarin geven heel veel kinderen en grote mensen hem gelijk: plaatjes zijn voor kleintjes. Als je echt intelligent bent, dan doe je het zoveel mogelijk zonder plaatjes. Een illustratie is voor minkukels. O, ze zijn wel eens handig, dat wel, maar eigenlijk zouden we er zonder moeten kunnen. Plaatjes zijn voor kleintjes. Groten doen het zonder.


Goed. Volgende week hopen we weer het avondmaal te vieren. En ook van het avondmaal wordt wel gezegd dat het een soort plaatje is, een plaatje bij het evangelie. Het zegt eigenlijk niets meer dan ook al in de bijbel staat. Trouwens net als de doop, nietwaar. Samen noemen we ze sacramenten. En sacramenten zijn tekens, plaatjes, laten we zeggen: pictogrammen. Heel gestileerd wordt iets uitgebeeld, iets, ja, iets wat we al lang weten.

Geldt dat nu hier ook: plaatjes zijn voor kleintjes, voor minkukels? Groten doen het zonder? Er zijn wel mensen geweest die dat gezegd en geschreven hebben. Eigenlijk, zeiden ze dan, eigenlijk zouden we het zonder avondmaal moeten kunnen doen. Dat zou ideaal zijn. Als we een perfect geloof hadden, dan zouden we de hulp van die illustratie niet nodig hebben. Sacramenten, doop, avondmaal, ze zijn er omdat wij eigenlijk allemaal kleintjes zijn, minkukels in het geloof.

Ik weet natuurlijk niet hoe u er allemaal persoonlijk over denkt, maar het zou mij niet verbazen als er iets van dat gevoel bij velen van ons een rol speelt. Het avondmaal is een soort goddelijke noodmaatregel voor ons, slappelingen. Omdat wij het anders niet volhouden op een goede manier te blijven geloven, geeft God ons eens in de zoveel tijd een plaatje bij zijn Woord, om het weer eens heel goed tot ons door te laten dringen. Eigenlijk onderstreept zo’n avondmaalsviering vooral dat wij maar zwakke gelovigen zijn, erg zondig en zo. En als we ons avondmaalsformulier niet goed lezen, dan pepert vooral het eerste gedeelte ons dat nog eens extra in.


Als we nu met deze gedachten in ons achterhoofd eens kijken naar het gedeelte uit Lukas dat we net gelezen hebben, dan mag ons opvallen dat we daar helemaal, maar dan ook helemaal niets vinden van dergelijke ideeën. En dat terwijl er alle reden voor zou zijn. Tenslotte: die discipelen komen nou niet naar voren als van die zoveel-karaats gelovigen. Ze zitten te kibbelen over wie er toch wel de eerste onder hen zou zijn. Ze hebben een grote mond, maar zullen de Here Jezus allemaal in de steek laten. We zien de Here Jezus, ja, eigenlijk best eenzaam onder allemaal van die kleingelovigen. Toch vinden we helemaal niets wat gaat in de richting van: nou, omdat jullie nog zulke kleintjes, zulke minkukels zijn, die van het evangelie niets begrijpen, zal Ik jullie wel een plaatje bij mijn woorden geven, kijk maar: brood, wijn. Niets. Geen woord. Kennelijk wil de Here Jezus dat wij op een heel andere manier naar het avondmaal kijken, en dus ook op het een andere manier naar het avondmaal van volgende week uitkijken.


Hoe dan? Laat ik nog eens een verhaaltje vertellen, dat eerst niets met onze tekst te maken lijkt te hebben. Het is ’s morgens vroeg, tien voor half zeven. Martine ligt in haar bed, net wakker. Ze doet haar ogen open. Yes! Vandaag is ze jarig. Vijf jaar al. Straks cadeautjes, in bed, bij papa en mama. Ze is al bijna uit bed geklommen, ze kan haast niet wachten. En dan naar school. Feest. Ze krijgt vast een mooie muts van de juffrouw en ze mag de klassen rond, en iedereen gaat voor haar zingen.

Ik haal hier even één ding uit, voor mijn voorbeeld. Zo’n muts van de juffrouw, zo’n mooie met allemaal kleuren en linten en ’Martine, 5 jaar’ erop, dat is ook een teken, niet waar? Je kunt er aan zien, dat Martine jarig is. Toch is het geen plaatje, dat ook wel weg kan blijven. Je zult maar 5 jaar worden en geen muts van de juffrouw krijgen. Verdraaid, dan is heel je verjaardag bedorven. Zo’n muts hoort bij het vieren van je verjaardag als je 5 wordt. En ook als je ouder dan 5 wordt horen er tekens bij het vieren van je verjaardag. Slingers, een extra bloemetje, een Abraham of Sara in je tuin, een gebakje bij de koffie, een extra mooi pak of een extra mooie jurk. Zonder die tekens is er niets aan. Ze kunnen niet ’ook wel weg blijven’. En we hebben ook niet zo’n gevoel van: eigenlijk zou je je verjaardag helemaal zonder dit soort tekens moeten kunnen vieren. Welnee, hier geldt iets heel anders: wie helemaal niets bijzonders doet, die viert z’n verjaardag - niet!


Ziet u, zien jullie, er zijn kennelijk tekens en tekens in ons leven. Er zijn tekens in de zin van ’illustraties’, die ook wel gemist kunnen worden. Denk maar aan Hendrik: plaatjes zijn voor kleintjes. Maar er zijn ook tekens waarin je iets vorm geeft, waarin je iets uitdrukt. Die kunnen niet zomaar gemist worden. Als die tekens ontbreken ontbreekt er meer: dan kun je bepaalde dingen ook niet uitdrukken. Denk maar aan Martine en haar muts: als de juffrouw zou zeggen: sorry, geen muts vandaag, dan zou haar verjaardag bedorven zijn. Als dit soort tekens ontbreken, dan vier je je verjaardag niet.

Dat is echt heel anders dan bij die eerste tekens die ik noemde, die illustraties. Denk je het maar eens in, dat zo’n prachtige verjaardagsmuts alleen maar een illustratie zou zijn, alleen maar een plaatje waaraan iedereen die het nog niet wist kon zien: vandaag is Martine jarig. Dan zou de juffrouw ’s morgens al in de klas kunnen zeggen: nou, Martine, zet die muts maar weer af, nu weten we wel dat je jarig bent. Dat zou heel gek zijn en ook heel verdrietig, want al ben je nog maar 5, of 4, of 3, ieder kind weet dat als je zo’n muts moet afzetten, dan willen ze je verjaardag niet meer vieren. En dan voel je je eigenlijk niet jarig meer. Dit soort tekens zijn nodig voor de viering van je verjaardag.


Nou, genoeg in het algemeen gepraat over tekens en plaatjes. Als we met deze dingen in ons achterhoofd onze tekst binnenlopen, dan zien we dat het bij het avondmaal van onze Heer inderdaad om zo’n tweede soort tekens gaat, het gaat om tekens die iets uitdrukken en iets vormgeven. En als we nog even iets preciezer kijken, dan zien we bovendien dat het geven en eten van het brood en het heffen van de beker en het drinken daaruit, niet maar iets verdrietigs vorm geven en uitdrukken, maar iets feestelijks.

Iets feestelijks, ja. Want met vers 14 zijn we in de sfeer van het feest. Pascha was geen begrafenis, het was een feest, bevrijdingsfeest, uittocht uit Egypte, leven, midden uit de dood. En de Here Jezus heeft er naar verlangd dit feest te vieren met zijn discipelen. Hij wil dit vieren, als laatste daad voor Hij de sfeer van de dood binnengaat, voor in feite zijn sterven begint. Vlak vóór Hij de grote bevrijding gaat bewerken wil de Here Jezus niets liever dan alvast het bevrijdingsfeest vieren. Daar gaat het heen, dat moet het worden, heel zijn lijden en sterven, het zal een bevrijdingsfeest opleveren dat tot in eeuwigheid duurt: het feest in het Koninkrijk van God.

Eigenlijk best opvallend zo tussen allerlei negatieve dingen in. Recht tegenover het verraad van Judas, tegenover de ruzie van de discipelen, tegenover de slapheid en het onbegrip, gaat de Here Jezus in onze tekstverzen dóór met zijn onderwijs. Hij leert zijn discipelen, en ook ons: mijn dood, morgen, is een bron van vreugde en nieuw leven. Dat moeten jullie vieren. Want het is voor jullie. Vieren, we blijven, ook als het om het lijden en sterven van onze Heer gaat, in de sfeer van het feest. De Here Jezus sprak de dankzegging uit bij het brood, en ook bij de beker (evenzo, zegt Lukas). Vieren, want hier is alles ’voor u’, ’voor ons’ en het is een bron van nieuw leven, vergeving en genezing.


Ziet u wat hier gebeurt? We zijn hier helemaal niet in de sfeer van de plaatjes, van de illustraties. De Here Jezus geeft maar niet een plaatje bij zijn woorden, een plaatje voor min of meer domme of zwakke mensen. Nee, Hij stelt een feest in en Hij geeft dat vorm. Al vóór Hij gaat sterven zegt Hij: het offer van mijn leven moeten jullie vieren, en wel zó: met het samen eten van brood en het samen drinken van wijn tot mijn gedachtenis. Dat is de manier waarop het grote offer van Christus gevierd moet worden. Het moet gevierd worden, want het is de grote bron van nieuw leven voor alle mensen die in Christus geloven. En het moet zó gevierd worden: met het samen eten van brood en het samen drinken van wijn tot gedachtenis van de Here Jezus. Dat gaan we nu nog even iets preciezer bekijken.


Het avondmaal moet gevierd worden. De Here Jezus zelf stelt het in, draagt het ons op: blijft dit doen. Alleen daarom al is het van belang dat we het avondmaal wat uit de buurt van de plaatjes en de illustraties houden. Plaatjes kunnen ook wel wegblijven. Over illustraties kun je heen groeien. Een gegeven moment kun je zonder. Zo gaat dat bij zaken die je alleen maar hoeft te begrijpen. Maar het evangelie, het offer van de Here Jezus voor ons, dat is niet iets wat we alleen maar hoeven te begrijpen. Het offer van de Here Jezus is een helemaal geconcentreerde daad van liefde voor ons: Hij geeft, metterdaad, zijn lichaam voor ons over in de dood; Hij laat, metterdaad, zijn bloed vergieten voor ons, zijn leven voor ons leven. Dat is niet iets wat je begrijpen kunt, en waar je, bij weinig begrip, dan een plaatje bij kunt geven. Het offer van de Here Jezus is iets dat je helemaal niet begrijpen kunt, iets waar je alleen maar in diepe verwondering van kunt leven. Het is niet iets dat geïllustreerd moet worden, maar iets dat gevierd moet worden als de diepe bron van al ons leven.

Wie daarom zegt, of bij zichzelf denkt: eigenlijk zouden we zonder avondmaal (en zonder doop) moeten kunnen, maar omdat we zo zwak zijn ... die laat zien dat hij het eigenlijke punt van het avondmaal nog niet gezien heeft. Het avondmaal kan niet ’wel wegblijven’. Het is geen ’extra’! Het is een viering. En wie de tekens van het samen nuttigen van brood en wijn wel denkt te kunnen missen, die viert het offer van de Here Jezus gewoon niet. Wat dit betreft net als wie op z’n verjaardag niets, maar dan ook niets bijzonders doet: die viert z’n verjaardag gewoon niet. En dat kán niet, zeker niet bij het offer van de Here Jezus. Dat is een belediging voor Hem. Zijn offer moet juist gevierd worden. En het zal dan ook gevierd worden tot in eeuwigheid: we zijn op weg naar een groot avondmaal in het Koninkrijk.


En dan dat tweede wat we nog preciezer zouden bekijken. De Here Jezus geeft de viering van zijn offerdood déze vorm, van het samen eten van brood en drinken van wijn. Zo wil Hij dat wij zijn offerdood vieren. En dat zegt iets. Daarbij moeten we wel goed lezen en precies kijken. Want er is bij het avondmaal eigenlijk net zo iets aan de hand als bij de doop. Het teken van de doop is de onderdompeling, maar wij hebben dat teken in de loop der eeuwen gestileerd tot een besprenkelen met wat water. Dat is niet erg, zo lang we maar beseffen dat het teken van de doop eigenlijk de onderdompeling is (dood gaan en levend worden). Nu, zoiets is er bij het avondmaal ook gebeurd. Het avondmaal is ingesteld als een maaltijd, een echte maaltijd, met meer dan één stukje brood en meer dan één slokje wijn. Wij hebben dat in de loop der eeuwen gestileerd tot onze avondmaalsviering, maar we moeten wel in de gaten houden wat het eigenlijke teken is. Dan is het geen probleem.

Want als we goed kijken hier, dan zien we dat de Here Jezus een brood neemt, zo’n groot rond brood, en het verdeelt onder zijn leerlingen. Daarbij zegt Hij: dit staat voor mijn lichaam. En: blijf dit doen tot mijn gedachtenis. Dat slaat niet maar op iets wat incidenteel gebeuren moet. Nee, het gaat om elke keer als de discipelen samen maaltijd houden en samen brood eten en wijn drinken. Dan moeten ze dat doen tot gedachtenis aan de Here Jezus, en aan zijn offer. Om het meteen maar in onze termen te zeggen: telkens als de gemeente bij elkaar is en samen maaltijd houdt, moeten ze dat zo doen dat het tegelijk een viering van het offer van Christus is. En zo zien we dat dan ook gebeuren in de oude kerk. De gemeente in Jeruzalem komt telkens samen, al dan niet verdeeld over verschillende huizen, en breekt samen het brood, viert samen het avondmaal. En nog heel lang in de vroege kerk vinden we het avondmaal als een onderdeel van grote liefdemaaltijden, waar heel de gemeente aan meedeed. De gemeenschap van de gemeente van Christus werd vormgegeven in een maaltijd en bij die maaltijd werd het offer van Christus gevierd als de grote bron van alle leven, juist van alle leven als gemeenschap in de kerk.

Heel kort gezegd: het grote offer van Christus vier je door samen als gemeente maaltijd te houden, bewust tot gedachtenis van Christus: dat wij hier bij elkaar zijn en samen gemeente zijn, dat is allemaal dankzij Hem, dankzij zijn offer, zijn liefde. En gestileerd of niet, dat gaan wij volgende week ook weer doen. En laten we dat ’samen’ dan ook goed in de gaten houden. Wie alleen voor zichzelf aan tafel komt, die viert het offer van Christus niet werkelijk. Die is net als iemand die op een feest stilletjes in een hoekje gaat zitten en alleen wat van de hapjes en drankjes neemt. Zo iemand doet niet mee. En juist dat is helemaal de bedoeling van de Here Jezus niet. Hij wil dat zijn offer wordt gevierd in de gemeenschap die Hij door dat offer heeft gesticht. Hij wil juist dat ’samen’. Want Hij verdeelde dat brood onder zijn leerlingen en liet de beker rondgaan en Hij zei dáárvan: blijf dat doen, tot mijn gedachtenis.


Waar ging het nu om vanmorgen? Nou, allereerst daarom dat we volgende week niet maar een plaatje bij het Woord gaan krijgen. Welnee, het gaat om veel meer: het gaat om het vieren van het grote offer van Christus. Dat is geen extra, dat kan niet ook wel gemist worden. Zijn offer moet juist gevierd worden, van nu aan tot in eeuwigheid. Verder: de Here Jezus wil dat zij dat samen doen, samen in de gemeenschap die Hij door zijn offer gesticht heeft. Zo zal het straks in het Koninkrijk ook zijn: een maaltijd van gemeenschap, samen. En Hij wil dus dat we meedoen, nu al, mee vieren, werkelijk mee vieren als lid van zijn lichaam. Laten we daar deze week maar over nadenken om het volgende week des te bewuster te kunnen doen. Amen.


<<<