Lucas 22:19

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Psalm 9,1.5.6
Psalm 9,7.8
lezen Lucas 22:14-23
Psalm 77,1.3.4.6
tekst Lucas 22:19
Gezang 13,5
avondmaalsviering
Gezang 4
Jesaja 53, Gezang 2,2
Jesaja 53, Gezang 2,3 Psalm 116,7.8

Loenen-Abcoude 05/03/95
Weesp-Nigtevecht 05/03/95
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


’Doe dit tot mijn gedachtenis’ - ’Doe dit tot mijn herinnering’. Als je ergens kunt zien dat het christelijk geloof van herinnering aan elkaar hangt, dan in de avondmaalsviering. Juist in die handeling, waarin al het belangrijke van het geloof samengenomen en gestileerd weergegeven wordt, treffen we de herinnering op een sleutelpost: ’Doe dit tot mijn herinnering’. Op deze eerste zondag in de lijdenstijd wil ik daar eens even met u naar kijken.

Als wij zo’n uitdrukking lezen: ’Doe dit tot mijn herinnering’, dan zouden we kunnen denken, dat Christus bedoelt: als jullie dit brood eten en deze beker drinken, denk dan terug aan Mij, denk terug aan wat Ik jullie geleerd heb, en aan de goede tijd die we samen hebben gehad, of, in de lijdenstijd, denk terug aan wat Ik voor jullie heb over gehad, aan de moeilijke, zware manier waarop Ik voor jullie ben gestorven. Dan zou het in het avondmaal gaan om iets als een standbeeld voor een dappere martelaar, of om een foto van je overleden man of vrouw, of, wat meer cru misschien, om een soort graf-steen, een gedachtenissteen van Christus. En zoals je bij een graf kunt staan, en je herinneren wie die ander was, hoe die heeft geleefd en is gestorven, wat je van hem of haar geleerd hebt, kunt denken aan de goede tijd die je gehad hebt, en - als christen - kunt uitzien naar de goede tijd die je nog samen kunt krijgen, - zo zoude we dan ook aan het avondmaal kunnen zitten, of bij de avondmaalsviering toezien, en ons herinneren wie Christus was, hoe Hij heeft willen lijden, wat Hij ons heeft willen leren, en uitzien naar de tijd die komt, als we Hem zullen ontmoeten op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Toch is dat te weinig. Er staat ook niet: doe dit (eet dit brood en drink deze wijn) en herinner je Mij dan. Nee, er staat: doe dit tot mijn herinnering. Het eten en drinken aan tafel en de herinnering aan Christus zijn maar niet twee verschillende dingen, die we na elkaar, of bij elkaar doen, maar ze vormen, als het goed is, één geheel. Met ons eten en drinken beelden we onze herinnering aan Christus uit. Ons eten en drinken zegt dan ook iets over onze herinnering van Christus. We moeten ons Hem net zo te binnen brengen als we in het avondmaal het brood en de wijn ontvangen en naar binnen werken. Daarbij gaat het inderdaad om Christus’ lijden, maar niet op die manier, dat wij ons te binnen brengen hoe zwaar, of hoe eenzaam, of hoe triest dat lijden wel niet is geweest. Het is veel meer dan een herinnering aan zijn lijden als lijden zelf. Het gaat in de bijbel nergens om het diepe, het trieste van Christus lijden voor ons op zichzelf. Christus wil niet dat we ons Hem in medelijden herinneren, maar juist, dat we ons Hem in geloof herinneren, dat Hij dit alles voor ons heeft gedaan, om ons te verlossen.

Net als we zo meteen het brood nemen, het breken en verdelen onder elkaar, zo hebben we allemaal Christus zelf ontvangen: Hij heeft zichzelf overgegeven en laten breken voor ons allen, allen persoonlijk. Als wij nu het avondmaal ’tot zijn gedachtenis’ vieren, dan brengen we, met dat we dat stukje brood ontvangen en opeten, ons weer te binnen: zo is ook Christus voor mij, net als dit stukje brood: Hij heeft zichzelf overgegeven en laten breken voor mij, voor mij persoonlijk. En dat niet alleen - want we komen niet één voor één naar voren om een stukje brood te halen, zoals bij de roomsen - nee, we zitten samen aan tafel. De schaal gaat van de één naar de ander. Samen eten wij van dit brood, tot zijn gedachtenis. En daarmee brengen wij ons weer te binnen: Hij heeft zichzelf overgegeven en laten breken voor ons, voor ons allen, zoals we hier zitten. En kijk elkaar daar maar eens op aan: die ander, bij wie u zo uw eigen gedachten heeft, voor hem, voor haar heeft Christus zichzelf overgegeven en zich laten breken, voor hem, voor haar, persoonlijk.

En net zo is het bij de wijn. De wijn duidt, zoals ik hier wel vaker gezegd heb, niet op Christus’ dood, maar op het resultaat van zijn dood. Daarom moet je ook niet schenken met die wijn. Het gaat om de beker, de beker der dankzegging, dankzegging over wat Christus voor ons heeft verdiend: een nieuw verbond in zijn bloed, de overgave van zijn leven voor ons in de dood betekent eeuwig leven voor ons, leven voor God. De beker is dus een feestelijke beker. Zoals je vrolijk kunt worden van wijn, zo mag je vrolijk worden van de avondmaalsbeker. Want met dat we die drinken, brengen we ons weer te binnen: Christus’ dood betekent nieuw leven voor ons, leven voor mij persoonlijk, leven voor ons allen samen. En kijk elkaar ook daar maar eens op aan: die ander, bij wie u zo uw eigen gedachten heeft, aan hem, aan haar wil Christus nieuw leven geven, iedere dag weer. En wie zei daar in de gemeente van Christus dat onmogelijke mensen altijd onmogelijke mensen blijven? Kleingelovige!

Doe dit tot mijn herinnering. Het is dus veel meer dan een herinnering aan wat Christus voor ons geweest is, of hoe zwaar Hij het voor ons gehad he eft, of wat Hij voor ons nog eens zijn zal. We brengen ons te binnen wie Hij voor ons is, wat zijn overgave voor ons betekent, nu heden. Vergeving en nieuw leven. Wie in geloof te tafel komt, die mag zich te binnen brengen: zoals ik dit brood kauw, en doorslik, zo mag ik de gave van Christus leven voor ons tot mij nemen, iedere dag, en vergeving van zonden ontvangen - zoals ik deze wijn drink en doorslik, zo mag ik leven en vrolijk zijn van Christus’ nieuwe leven voor ons, iedere dag, tot in eeuwigheid. Amen.


<<<