Johannes 15:1-8

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Gezang 31,1
Gezang 31,3
lezen + tekst Johannes 15:1-8
Gezang 15
avondmaalsviering
Gezang 4
lezen Johannes 15,9-12, Gezang 29,1
lezen Johannes 15,13-17, Gezang 29,2
Gezang 29,3.4

Loenen-Abcoude 29/06/97
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Die paar verzen uit Johannes spreken ons direct aan, zo voor de avondmaalsviering. Wanneer wij zometeen niet maar met blinde ogen alleen maar tasten naar brood en beker, maar met de ogen van ons geloof kijken naar de Here Jezus, dan staan wij oog in oog met Hem, die ware wijnstok. En als wij welbewust eten van het brood en drinken uit de beker, dan zeggen wij, net zo bewust, van ons uit, dat wij in Hem, in die ware wijnstok, blijven willen, zoals Hij in ons. Nu, dan mogen wij ons ook laten bemoedigen, laten waarschuwen en laten aansporen, zoals de Here Jezus het hier zijn discipelen doet. Bij die drie dingen wil ik even met u stilstaan: bemoediging, waarschuwing en aansporing.


Allereerst wel bemoediging, want heel centraal horen wij de Here Jezus ons hier verzekeren, dat wie in Hem blijft, zoals Hij in ons, dat die veel vrucht draagt. En nu wordt dat vrucht-dragen hier niet verder ingevuld. Het gaat er niet maar om dat je, als je in liefde met de Here Jezus omgaat, speciaal gaat spreken over je Heiland, of speciaal gaat leven zoals God dat wil, of speciaal een voorbeeld kunt zijn voor anderen, of speciaal geduldig wordt, en zachtmoedig, en vriendelijk, en zo, of dat je speciaal in staat blijkt te zijn om je slechte karaktertrekken te overwinnen. Nee, er wordt op niets speciaals gedoeld. Integendeel, er wordt op al die dingen tegelijk gedoeld, en op nog veel meer, te veel om op te noemen.

Wanneer wij inderdaad, zoals wij dat zometeen ook metterdaad aan tafel zullen belijden, ’in de Here Jezus blijven’, dan komt er door Hem vrucht in ons leven, dan begint er van alles te groeien en te rijpen, dan is er léven in ons, nieuw leven, dat naar buiten wil, dat zich uiten wil op alle mogelijke manier. Wie zich heel persoonlijk aan Jezus gééft, als zijn Heer, zijn Heiland, van wie hij houdt omdat Hij van ons houdt, die mag zich door de Here Jezus zelf horen beloven: blijf in Mij, blijf in liefde met Mij omgaan, dan geef Ik je veel vrucht. Zo bemoedigt Hij ons, ook aan de avondmaalstafel: neem, eet, drink, geloof, ontvang leven, groei, vrucht van de Here Jezus.


Maar dan ook van Hem en bij Hem. Bij de bemoediging hoort ook de waarschuwing: wie in Mij niet blijft, die wordt buitengeworpen als een verdorde rank van een wijnstok. Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, die neemt de Vader van onze Here Jezus weg, met dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee wij de dorre en dode takken van onze planten in de GFT-bak gooien. En nee, dat is geen noodlot, en geen willekeur, we hebben het er vorige week over gehad: het is Gods reactie op ons reageren op zijn evangelie. De Here Jezus legt het uit: zo is het toch? zoals geen rank vruchten dragen kan als hij niet aan de wijnstok verbonden blijft, zoals geen tak bladeren dragen kan als hij niet aan de boom verbonden blijft, zo is het toch hier ook: wie niet in liefde en trouw met de Here Jezus omgaat, wie niet in Hem blijft, zoals Hij in ons, die kan geen vruchten dragen.

En laten we dat maar bedenken. Hoe kan er nu iets van de kracht van Christus’ leven in ons doordringen, als wij maar mondjesmaat bidden of formuliergebeden afraffelen, als daar niet in ons eigen leven de concentratie is op Hem, de stille aandacht voor onze Heiland, de trouw aan onze Heer? We zeggen het straks zelf, als we aan tafel gaan, metterdaad: van U, Here Jezus, zijn we helemaal afhankelijk, van U, Here Jezus, willen we helemaal leven, we hebben u brood-nodig, dag in dag uit. Nu, de Here Jezus zelf bepaalt ons er hier bij: leef daar dan ook naar, anders glijdt het alles uit je leven weg, en word je een dorre tak voor God, op weg naar de GFT-bak.


Tenslotte, zo, als de ware wijnstok, spoort de Here Jezus ons ook aan. Want laten we niet over dat kleine woordje heenlezen: de Here Jezus zegt niet: Ik ben de wijnstok en mijn Vader is de landman. Nee, Hij zegt, Ik ben de ware wijnstok. En daarmee wijst de Here Jezus terug naar al die andere keren dat er in de bijbel over een wijnstok gesproken wordt die God heeft geplant. Telkens gaat het dan in het Oude Testament over het volk Israël. De Here God heeft zijn volk Israël als een edele wijnstok geplant in het land Kanaän. En dan zegt de Here Jezus nu: Ik ben de ware wijnstok, en eigenlijk zegt Hij daarmee: Ik ben degene waar het de Here God altijd al om ging, toen Hij Israël plantte, dacht Hij aan Mij; Ik ben de ziel, de leven-gever, altijd al geweest van het volk van God. Altijd was het al zo, dat eigenlijk Ik de wijnstok was en alle Israëlieten de ranken. En wel, altijd zal dat ook zo blijven.


Ziet u, als de Here Jezus voor ons komt staan als de ware wijnstok, dan staat Hij maar niet alleen voor een ieder van ons persoonlijk, hoofd voor hoofd, maar dan staat Hij voor ons als de ziel van onze gemeenschap, het kloppend hart van het volk van God. Daar gaat het dan ook meteen over in het vervolg van Johannes 15, dat we zo aan tafel zullen lezen. Laten we daar dan ook aan denken, als we straks samen aan die tafel zitten en samen eten en drinken: Hij staat in ons midden, niet maar als een persoonlijke vriend van ons, één voor één, maar als de ziel van onze gemeenschap, als die Ene die ons samenbindt. En als het dan om vruchten gaat, om véél vruchten, dan gaat het dus ook om vruchten, om leven, om naar buiten groeiend leven van gemeenschap. Denk er maar aan, als we daar zo samen zitten, en voel je er maar bij betrokken, allemaal: samen hebben we gemeenschap met de Here Jezus, onze Heiland, en daarom - met elkaar. Amen.


<<<