Johannes 19:22

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Gezang 15,1
lezen Johannes 19:17-37
Liedboek gezang 192
tekst Johannes 19:22
Gezang 16
NGB art. 21
Gezang 14,1.2
Gezang 14,3.4

Loenen-Abcoude 10/04/98

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Wat ik geschreven heb, blijft geschreven. Punt. Na alle heen en weer van het voorgaande is hier de punt. Zo is het, en zo zal het blijven. Voor altijd zal er boven dit kruis staan: Jezus van Nazaret, de koning van de Joden. Tot in alle eeuwigheid zal daar het Lam staan als zó geslacht. Tot het eind van de cultuurgeschiedenis van de mensheid zal het I.N.R.I. op het kruis terugkeren. Jezus hangt daar maar niet als één van de drie, nee, Hij hangt er in het midden als de Koning, vergezeld door twee adjudanten. Het zijn typerende adjudanten: mislukte opstandelingen, maar in alles is duidelijk hoe hier de zaken in scène gezet zijn: het drama van de kruisiging is een Koningsdrama.

Zo had Pilatus het al aangekondigd net voor hij het onderspit dolf tegen de Joodse leiders: Moet ik uw koning dan laten kruisigen? Ze hadden geroepen: De enige koning die wij hebben, is de keizer! En als ze nu bij Pilatus terugkomen met hun commentaar: ’Er moet niet staan: de koning van de Joden, maar: Hij heeft gezegd: Ik ben de koning van de Joden.’ - dan zijn ze te laat, voor altijd te laat: Wat ik geschreven heb, dat hèb ik geschreven. Wat ik geschreven heb, dat blijft geschreven.

Laten we dan vanavond zo eens zien naar onze Heer. Hij is daar op die heuvel Golgota niet zomaar geëxecuteerd, als één van de drie. Hij heeft daar gehangen als de Koning van de Joden, als de Koning van de drie. Wat Pilatus geschreven heeft, dat blijft geschreven, ook voor ons. Hij heeft het dan ook, ondanks alles, terecht geschreven. Dat bleek afgelopen zondag al uit het voorgaande gedeelte. In het grote heen en weer van macht en angst is er maar één werkelijke Koning: Jezus. Het zal ook vanavond blijken: Johannes beschrijft niet de doodsgang van een menselijk slachtoffer, hij beschrijft het sterven van de Koning zelf, van de Koning die zelfstandig en bewust zorgt voor zijn volk.

Thema vanavond is: Wat Pilatus geschreven heeft, blijft geschreven: Jezus is Koning!

Wat Pilatus geschreven heeft, blijft geschreven: Jezus is Koning. Ondanks alles blijft het geschreven. Want als er één ding duidelijk is, dan is het dat Pilatus zijn opschrift boven het kruis niet anders dan spottend heeft bedoeld. En wel in de eerste plaats als spottend tegenover de Joodse leiders. Jezus was voor hem nauwelijks belangrijk genoeg om belachelijk te maken. Het ging hem om de Joden en hun leiders. Zij hadden de boel weer eens op stelten gezet. Zij hadden hem geprest om Jezus te laten kruisigen met hun dreigen met chicanes bij de keizer. Hen had hij de valse vraag gesteld: ’Moet ik uw koning dan laten kruisigen?’. Nou, ze zouden het weten ook.

Met sardonisch genoegen pepert hij het de Joodse leiders in, dat zij toch maar gezegd hadden, dat ze geen andere koning hadden dan de keizer. ’Hun’ koning heeft hij laten kruisigen, als ridder van de droevige figuur, net als zij uiteindelijk waren. En ze hebben het gevoeld. Ze durven het zelfs aan om er bij Pilatus over te klagen. Zonder succes. Uit de andere evangeliën blijkt dat ze toen maar geprobeerd hebben er nog wat van te maken: as-je Israëls koning bent, kom van dat kruis af, en we zullen je geloven. Wanneer je voor schut gezet wordt door iemand die machtiger is dan jij, kun je maar beter meelachen, al is het als een boer die kiespijn heeft.

Maar dat neemt niet weg, dat Pilatus’ opschrift even goed puur spottend was tegenover de Here Jezus zelf. En niet alleen het opschrift. Dat was alleen maar de titel van het stuk dat Pilatus op Golgota liet opvoeren. Zoals zijn soldaten Jezus belachelijk maakten in hun koningsparodie met mantel en kroon, zo maakt Pilatus Jezus belachelijk door zijn koningsparodie van de gehangene met escorte. Een openbare executie had altijd iets van een theaterstuk, een volksvermaak. Al kunnen wij ons daar weinig meer bij voorstellen: mensen kwamen er speciaal naar kijken. Nu, Pilatus heeft hier de regie en laat het stuk draaien onder de titel: Jezus van Nazaret, de Jodenkoning.

En het is een triest stuk. Johannes haalt naar voren dat de soldaten Jezus’ kleding verdeelden en verdobbelden. Wat een koning! Nog bij zijn leven wordt zijn schamele erfenis verdeeld. Het is wel het toppunt van onmacht, van verloren hebben, van een diepe, diepe looser zijn, een belachelijke mislukkeling. Geen wonder, dat het stuk snel afloopt. Hij is niet eens sterk ook, die Jodenkoning. Als de soldaten ’s avonds rondgaan om een eind aan het lijden te maken is de koning al dood. Zijn adjudanten leven nog, maar de koning niet meer.

Ondanks dat alles, ondanks de diepe spot van Pilatus, blijft toch ook voor ons geschreven wat hij geschreven heeft. Dit opschrift boven de gebeurtenissen aan het kruis klopt. Johannes vraagt dan ook niet veel aandacht voor de spot van Pilatus en voor heel het drama dat Pilatus in scène heeft gezet. Dat is alleen maar een ’ondanks’. Het gaat hem niet om de bedoelingen van Pilatus maar om de waarheid over Jezus. Het gaat hem er niet om dat Pilatus lachte bij zijn geslaagde streek tegen de Joodse leiders: de Jodenkoning! Het gaat hem er om dat Jezus werkelijk de koning van Israël is. Juist hier, juist op Golgota.


En het is opvallend hoe Johannes dat doet, juist hier, juist op Golgota. Zondag heb ik er bij het gedeelte over Jezus en Pilatus al terloops op gewezen dat het rond Jezus zo stil is. Tweemaal valt er met de gesprekken tussen Pilatus en Jezus een stilte, een rust-punt in het steeds toenemend kabaal, in het luidruchtig heen en weer tussen Pilatus en de Joden. Dat eindigt in de grote schreeuw: Weg met Hem! Aan het kruis met Hem! En de verbeten roep: De enige koning die we hebben is de keizer! Dan valt de stilte. En bij Johannes blijft het stil, heel opvallend stil op Golgota. Zo stil dat je het zachtjes gesproken woord van de een tegen de ander, het woord van heel dichtbij kunt verstaan. Er wordt in Johannes rond het kruis niet geroepen of geschreeuwd, alleen gesproken, rustig, overlegd, beheerst.

Wie ook maar een glimp zich kan herinneren van de vertelling in de andere evangeliën die weet meteen hoe opvallend dat is. De spottende voorbijgangers, de uitjouwende overpriesters, de roep van de moordenaar aan het kruis, het roepen, het met luide stem schreeuwen van Jezus zelf - waar is het allemaal gebleven? Wie dezer dagen de Johannes-passie van Bach gehoord heeft, die is het misschien opgevallen dat Bach bij het sterven van Jezus zomaar een stuk Matteüs inlast: het voorhangsel, de aardbeving, de doden die opstonden. De stilte bij Johannes was voor Bach kennelijk niet meer uit te houden. Hij wilde effect, drama, bewéging, nu toch eindelijk. Maar bij Johannes blijft het stil op Golgota.

We zijn hier als in het hart van de orkaan. Waar de stilte valt, daar is het waar alles om draait. Zo staan we hier bij Johannes na alle kabaal uit het voorgaande in een oorverdovende stilte. Het geluid valt eerst helemaal weg. We zien alleen nog wat er gebeurt: Ze namen Jezus mee. Hij droeg zelf de kruisbalk, de stad uit, naar Golgota. Je ziet het, maar je hoort niets. Daar sloegen ze hem aan het kruis, samen met zijn escorte, rechts en links, maar je hoort niets. Dan wordt er een bord op het kruis geplaatst en we zien de tekst: Jezus van Nazaret, koning van de Joden, maar we horen niets. Even in een terzijde, horen we iets, maar dat is niet op Golgota, dat is in het paleis van Pilatus: ’Er moet niet staan: de koning van de Joden, maar: Hij heeft gezègd: Ik ben de koning van de Joden’ - ’Wat ik geschreven heb, blijft geschreven’.

Dan keren we weer terug naar de stilte op Golgota: de soldaten zitten er onder het kruis de buit te verdelen. Bij het koninklijk onderkleed zonder naad horen we ze fluisteren: laten we dat niet scheuren. En het is hier bij Johannes alsof bedoeld wordt: laten we dat niet scheuren, want dat maakt zo’n herrie. Dan verschuift de camera naar Jezus. Hij roept niet, schreeuwt niet, maar spreekt. Rustig. Tegen zijn moeder, tegen de leerling die Jezus liefhad. Even rustig zegt Hij: Ik heb dorst. Hij drinkt. En Hij zegt: Voltooid! Het is klaar. Toen boog Hij zijn hoofd en gaf de geest.

In deze oorverdovende stilte roept Johannes voor ons het beeld op van onze Koning, de Heer, onze Heerser, wiens roem in alle landen heerlijk is. Zij namen Jezus mee, maar Hij draagt zelf zijn kruisbalk. Hij wordt hier zelf het zinderend middelpunt van alles. Hij beheerst het geheel tot in het laatste detail. Hier is alle gedoe met Jezus voorbij. Hier gebeurt alleen nog wat Hij wil. Inderdaad ben ik Koning, had hij gezegd tegen Pilatus. En wat Pilatus toen schrijven ging, dat bleef geschreven. En die soldaten verdeelden en dobbelden, maar dat moest ook. Het stond geschreven door de Geest van Jezus, de Geest van de profetie. Hij spreekt, Hij vraagt om drinken, niet als smachtende sloeber, maar als koning die gehoorzaamd wordt. Hij sterft, niet als een machteloos mens, die zijn leven tussen de vingers door ziet glijden, maar als de Koning die macht heeft zijn leven af te leggen en het weer te nemen. Hier gebeurt alleen nog wat Jezus wil. Hier is de waarheid van Pilatus’ woord zichtbaar in de stilte rond het kruis: Jezus de Koning! de Heer!


Na wat wij gewend zijn uit de andere evangeliën, en na wat wij gewend zijn ook bij ons zelf te denken roept deze tekening van Johannes een behoorlijk vervreemdingseffect op. Het lijkt wel alsof hij wil zeggen dat Golgota maar een peuleschilletje was, iets wat Jezus er ’even bij deed’. Toch zou dat een misverstand zijn. Het is duidelijk dat Johannes van dramatisering van het lijden en sterven van Jezus niets moet hebben. Het gaat niet om het rode bloed, de hevige pijn, het diepe verdriet of de grote eenzaamheid op zichzelf. Jezus doet geen uitsluitend emotioneel appèl op ons, zo van: kijk hoe lief Hij ons heeft, hoeveel Hij voor ons over heeft, zouden wij dan ook niet...? Maar daarmee poetst hij de diepte van het lijden niet weg. Waar het Johannes om lijkt te gaan is niet de dramatische kant van het lijden van de Here Jezus, maar om de bewuste, weloverwogen kant. De Here Jezus wordt maar niet het slachtoffer van zijn goede bedoelingen, nee, Hij gaat heel bewust, heel weloverwogen voor ons de dood in. Hij geeft zijn leven over voor ons, niet dramatisch, niet spectaculair, maar bewust en weloverwogen. Als wilde Hij het ons rustig en met nadruk in handen leggen: kijk, hier, voor jou!

Want hier staan we voor de koning die het niet om macht gaat, al heeft Hij alle macht in hemel en op aarde, maar die het om zorg gaat, om overgave voor anderen. Deze vorst zorgt voor de armen en ontfermt zich over wie zonder helper is. Kijk maar naar Maria, zijn moeder. Ze is zijn moeder, maar ook zijn onderdaan hier. Jezus zegt niet: moeder, zie uw zoon. Hij zegt: vrouw, dit is nu uw zoon. Zo treft deze koning beschikkingen over zijn huis, want Hij moet sterven. En ze zijn typerend voor de koning die Hij is: zorgvuldige zorg. Zo geeft hij in diezelfde zorgvuldige zorg zijn leven over voor ons. Hij legt het af, rustig en beheerst, om het straks weer te nemen.


Laten we ons dat te binnen brengen deze Goede Vrijdag. Dat heel bewuste en beheerste van Jezus’ sterven voor ons. Hier is geen vergissing in het spel, werkelijk niet. Hier zien wij maar niet het grote drama van een gerechtelijke dwaling, waar een onschuldige de doodstraf krijgt. Hier zien wij maar niet de bloederige effecten van een lynch-partij door een opgezweepte menigte. Hier zijn geen ongelukken gebeurd. Hij heeft het expres gedaan. Hij. Jezus. Als de gehoorzame Zoon van de Vader is Hij hier aan het werk. Welbewust en weloverwogen legt Hij zijn leven af. En dat betekent: welbewust en weloverwogen legt Hij zijn leven in onze handen. En denk dan maar aan het teken beeld van het avondmaal: als een stukje brood, een slok wijn, samen met het: neem, eet, gedenk, geloof, dat het lichaam van onze Heer, onze Koning, Jezus Christus, gegeven is, weloverwogen en welbewust gegeven is, tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Gelukkig maar.

Gelukkig maar dat dit woord van Pilatus werkelijk geschreven blijft, werkelijk omdat het waar is, veel meer nog dan Pilatus ooit heeft kunnen denken. Gelukkig maar dat Hij juist daar, juist op Golgota onze Koning heeft willen zijn. Niet om macht, maar om zorg, uiterst zorgvuldige zorg. Zo legt Hij ons in zijn dood ons leven in handen, bewust, weloverwogen, persoonlijk, vier het maar, als een nieuw verbond van genade en verzoening in zijn bloed: neem, drink allen daaruit, gedenk en geloof dat het kostbaar bloed van onze Heer, Jezus Christus vergoten is tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Gelukkig maar, dat hier niets gebeurde wat Jezus niet wilde. Gelukkig maar dat hier nog tot na zijn dood alleen maar gebeurt wat geschreven staat. Wie zó kan sterven, vol van zorgvuldige zorg, die kan het leven ons ook heel persoonlijk geven, eigenhandig. Want het zijn de handen van de Koning, die genezen, nu en tot in eeuwigheid. Amen.


<<<