Johannes 20:17

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Liedboek gezang 213
Psalm 22,12
lezen Johannes 20:1-23
Gezang 24,1-2
tekst Johannes 20:17
Gezang 39,1.3
Gezang 21

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 31,1-3
lezen Johannes 20:1-23
Gezang 8,1
tekst Johannes 20:17
Liedboek gezang 217
Liedboek gezang 205,4-6
Liedboek gezang 93

Loenen-Abcoude 04/04/99
Hoofddorp 23/04/00
Oegstgeest 22/04/01
Hilversum 07/04/02

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Weet u, ik durf het haast niet te zeggen in de kerk, maar eigenlijk vind ik Pasen een beetje een teleurstelling. Dat kleverige gevoel van ’is dat nou alles?’ -- ik krijg het niet van me af geschud. Prachtige mooie woorden vullen de ruimte. De dood overwonnen, nieuw leven verschijnt op aarde. En dat is ook vast allemaal heel fijn. Maar als we nu eens gewoon nuchter rondkijken, wat blijft er dan van al die halleluja-ha-ha’s over?

Of het nu Pasen is geweest of niet, het ziet er naar uit dat wij gewoon dood zullen gaan, net als iedereen tot nu toe. Het kan een zachte dood worden, of een gore dood, of iets er tussenin, dat weten we niet. En of het morgen is of overmorgen of over tachtig jaar, dat weten we ook niet. Maar dat we dood zullen gaan is statistisch gezien gewoon zeker.

Of het nu Pasen is geweest of niet, we blijven gewoon volk in de kerk. En dat is niets nieuws, want de kerkgeschiedenis wordt bevolkt met gewone mensen, bij wie we de irritante onmogelijkheden en eigenaardigheden niet over het hoofd kunnen zien. En we hoeven naar anderen niet te kijken; zulke buitenmodel-christenen zijn wij met elkaar niet. Als Jezus nieuw leven op aarde had willen brengen, had Hij dat dan echt niet beter kunnen doen? Pasen lijkt het feest van: we praten wel kras, maar verder drinken we een glas, doen de bijbehorende plas en blijft alles zoals het was.


Misschien heb ik nu al uw Paasmorgen bedorven. Misschien ook herkent u iets hiervan bij uzelf, van vorige Paasfeestvieringen, of van de weken daarna. De verwachtingen die Pasen bij ons oproept zijn vaak groter dan in werkelijkheid wordt waargemaakt. En zoals zo vaak bij teleurstellingen, kun je je afvragen aan wie dat nu ligt: aan Pasen, of aan ons? Als iemand zegt: ik breng narcissen voor je mee, en je denkt meteen: leuk, die gele bloemen, dat vrolijkt wat op, en je krijgt een potje met wat bolletjes en op zijn best wat groene sprietjes, aan wie ligt het dan als je teleurgesteld bent? Na een paar dagen hèb je inderdaad je bloemen, en ze staan nog langer ook.

Ergens is dit sowieso een leuk beeld voor Pasen, het beeld van de bloembol, de knop, het uitbottende zaad. Met Pasen begint het pas. Met Pasen is het niet klaar. Het wordt nooit meer zoals vroeger, maar het wordt zeker wat. Het sprietje uit de aarde, het topje op de bloembol, -- het wordt nooit meer zoals vroeger: het sprietje wordt geen zaadje meer, de bloembol gaat nooit meer dicht. Het wordt nu zeker wat -- het zaadje heeft het zaaien in de bodem overleefd, de bloembol is goed overwinterd, nu is de tijd van het groeien. En tegelijk begint het pas: de bloem moet nog komen, het plantje moet nog groeien.

Zo zou je ook naar Pasen kunnen kijken: Jezus’ nieuwe leven is begonnen, niet meer en niet minder. Als u dat onthoudt van de preek ben ik al lang blij. Jezus’ nieuwe leven is begonnen, niet meer en niet minder.


Of we daar blij mee zijn, of eigenlijk toch een beetje teleurgesteld, dat hangt er maar vanaf hoe we kijken, wat wij zelf eigenlijk verwachtten. De bijbel is hier in ieder geval vrij nuchter in. Jezus is opgestaan. Wij zijn nog niet opgestaan. Er is een eerstgeborene uit de doden, een eersteling, een leider en vooroploper uit de dood, maar de rest moet nog volgen. Pasen vraagt om geloof dat tegelijk hoop is, verwachting, maar geen zien, geen tasten, geen aanschouwen. En dat is ook precies het grote thema van de rest van het Nieuwe Testament: christenen leren leven in een geloof dat hoop is, verwachting; ze zijn door de opstanding van Jezus wedergeboren... tot een leven van hoop. Jezus is opgestaan. Wij nog niet.

Dat vraagt om nuchter geduld en dat lijkt me precies de bron van allerlei teleurstelling van ons rond Pasen. We hebben zomaar gerekend op lekker ruikende bloemen die ons leven van vandaag kleur geven. Als-t-ie al mag blijven moet de dood voor ons nu een gemakkelijke doorgang worden, en ook de andere effecten van Jezus’ nieuwe leven, we willen ze zelf in ons leven merken. Wij willen opstaan in een nieuw leven, wij willen beginnen met het eeuwige leven.

Maar ondertussen is nog steeds alleen Jezus maar opgestaan. Zijn nieuwe leven is begonnen. En alles wat er in ons leven nieuw wordt en verandert komt alleen maar doordat wij deel krijgen aan Hèm. En dat is heel onvolkomen, midden in de dood, en houdt altijd iets van een teken van wat komt. Wij wandelen in geloof, niet in aanschouwing, ook niet in aanschouwing van een dode dood en in ervaring van continu nieuw leven in ons. Wij leven dus van hoop en verwachting en niet van het constateren van wat er allemaal goed gaat in ons leven. En de bloemen gaan hier nog dood, en de mensen ook, en de zon gaat nog onder, en de wereld is nog altijd total-loss, want Gods koninkrijk is nog niet op aarde. Jezus is opgestaan. Zijn nieuwe leven is begonnen. Maar het is nog niet af.

Hoe kijken wij daar naar? Zijn wij eigenlijk best tevreden met ons leventje hier, denken wij ons levenstuintje vol met prachtige bloeiende bloemen, dan is de kans groot dat we teleurgesteld zijn over de bloembollen die God ons met Pasen geeft. Wat kopen wij daarvoor? Moet je nog wachten ook? Of hebben wij oog voor hoe het leven er hier werkelijk uitziet, heeft God onze ogen geopend voor de duisternis in ons bestaan, en laten zien dat ons tuintje vol onkruid staat. Dan is Pasen als het aansteken van een lamp in het donker en proef je in dit begin van licht en leven als iets van de overspoelende lichtglans van straks. Jezus’ nieuwe leven is begonnen. Niet meer en niet minder.


Laten we de nadruk eens wat verleggen: Jezus’ nieuwe leven is begonnen. In het beeld van die bloembol of dat zaadje: het wordt nooit meer zoals vroeger. Dat is wat hier in Johannes heel duidelijk het gesprek van Jezus met Maria domineert. Na Pasen komen niet de oude verhoudingen terug. Jezus is niet meer dezelfde Meester, aan wiens voeten je kunt zitten en naar wiens lessen je kunt luisteren. Hij is onderweg. Hij blijft even staan bij haar, maar gaat dan aan Maria voorbij.

Of dat voor Maria een teleurstelling geweest is, horen we niet. Misschien heeft Jezus haar wel zo de ogen geopend dat ze werkelijk begreep wat Hij zei en wie Hij nu was. In ieder geval betekende dit een enorme correctie op haar doen en laten tot nu toe. Als we even terugkijken in Johannes 20 en op de kleine woordjes letten, dan kan opvallen dat Maria in vers 13 spreekt over Jezus als ’mijn Heer’ en zowel in het gesprek met de engelen als in dat met Jezus enorm om zichzelf draait. Maria moet een heel bijzondere band met Jezus gehad hebben. Ze is ondergegaan in een heel persoonlijk verdriet. Mijn Heer is dood en nu hebben ze Mijn Heer ook nog herbegraven, waar is Hij, dan kan Ik voor hem zorgen. Als dan tot haar doordringt dat ze met Jezus zelf in gesprek is, klemt ze zich aan Hem vast: Mijn Meester!

Maar nu is alles toch niet weer zo als vroeger. Nee, Jezus stoot haar niet van zich weg, Hij ontkent alles niet, Hij erkent juist in heel deze verschijning de bijzondere band die Hij met Maria had. Maar Hij is wel onderweg, Hij geeft haar éven zijn aandacht, heel persoonlijk, maar dan moet Hij weer verder: Houdt mij niet vast. En Hij leert Maria nieuwe verhoudingen: ga naar mijn broeders, want Ik ga naar mijn Vader en uw Vader, mijn God en uw God. Jezus gaat aan Maria voorbij.

Ik zeg dat expres even zo. Want je proeft hier in de ontmoeting van Jezus met Maria iets wat we veel vaker in de bijbel tegenkomen. God verschijnt aan mensen in het voorbijgaan. Aan Abraham wilde God voorbijgaan, op weg naar Sodom en Gomorra, maar Abraham nodigde God in zijn tent, even. Mozes wilde God zien, maar kreeg Hem slechts in het voorbijgaan te zien. Aan Elia ging de Here voorbij, en in de stilte van zijn kielzog kwam Gods Woord tot hem. En Jezus neemt dit over. De Zoon lijkt op zijn Vader. Bij de storm op het meer wil Jezus zijn leerlingen voorbijgaan. Na zijn opstanding wordt dit nog sterker: in Emmaüs wilde Hij verder gaan. Even konden de leerlingen Hem overhalen bij hen te blijven, toen was Hij weer weg. En zo gaat het ook hier: even maar, dan is Jezus weer op weg.

Als je daar even over nadenkt heeft het toch iets van een gevoelige les voor ons. Jezus is opgestaan, niet om bij ons in huis te komen wonen, maar om op een nieuwe aarde plaats te maken waar wij allemaal wonen kunnen, wij en onze broeders en zusters. Zijn nieuwe leven draait niet om ons, maar om God en om talloze mensen. Wij mogen opgenomen worden in Hem, maar Hij laat zich niet opnemen in ons leventje en ons wereldje. Jezus gaat aan Maria tenslotte voorbij, op weg ook naar ons. Maar ook bij ons is Hij niet gekomen om zich aan ons aan te passen. Ook ons gaat Hij tenslotte voorbij, op weg naar anderen.

Er zit in alle nadruk die we terecht leggen op de persoonlijke band tussen de Here Jezus en ons ook iets, wat zomaar correctie nodig heeft. Pasen betekent niet dat wij nu voortaan Jezus voor ons zelf hebben en dat het Jezus allemaal alleen om ons gaat, om ons geloof, om onze zekerheid, om ons vertrouwen. Als wij in ons hart iets ontdekken van het gebed van Mozes: Heer, toon mij uw heerlijkheid, dan mogen ook wij ontdekken dat we onze Heer alleen in het voorbijgaan zullen zien. Jezus’ nieuwe leven komt juist uit in zijn op weg zijn naar onze Vader en onze God, op een nieuwe wereld van vrede en gerechtigheid. En daarin zien we dat het Jezus om God gaat en om ons samen.

Ook als het gaat om onze dood en ons nieuwe leven hier drukt deze verhouding zijn stempel op ons leven. Het relativeert onze angst en ons tekort. Ons leven draait niet om onszelf, maar om God en om elkaar. Als wij ons persoonlijk op Jezus richten ontdekken we dat Hij ons meeneemt naar Zijn Vader en Hem aan ons voorstelt als Onze Vader, naar Zijn God en nu is Hij ook onze God. En we zien dat we niet alleen zijn, maar samen. Jezus geeft ons kracht om te leven en te sterven, maar niet als individuen en alsof het allemaal om ons zou draaien. Zijn gaven geeft Hij ons om te delen, onze geloofservaringen zijn er om elkaar mee te bouwen en wakker te houden, op weg naar de nieuwe wereld. Wij hebben God niet voor ons alleen, maar wij krijgen vrede met en toegang tot God in Jezus’ naam en samen met onze broeders en zusters. Dat mag ons nu al ruimte geven en ontspanning.


Ik ga nog één keer de nadruk verleggen: Jezus’ nieuwe leven is begonnen. Zo als niemand de groeikracht van een plant stuiten kan, zo blokkeert niemand Jezus’ nieuwe leven. Hij is eersteling, de eerste die is opgestaan, maar dat blijft niet zo. Dat is meer dan alleen maar een garantiebewijs. Dat weten we wel: Jezus’ opstanding is onderpand voor onze opstanding in heerlijkheid. Maar het is de moeite om er even op te letten dat Jezus hier zelf zegt dat Hij bezig is op te varen naar zijn Vader. Hij is onderweg, Hij is bezig. Jezus heeft een project. En dat project zijn wij. Kijk maar: Mijn Vader en uw Vader, Mijn God en uw God.

Het is niet maar zo dat Jezus’ opstanding een passief garantiebewijs is voor onze redding eens. Het gaat er hier veel meer om dat Jezus actief bezig is om ons zover te brengen. Hij werkt aan ons. Hij is met ons samen bezig. Als je niet verder komt voor je zelf dan te zeggen dat Pasen ons garandeert dat ook wij eens... dan is de teleurstelling niet ver. Dan maakt het eigenlijk ook niet zoveel uit dat wij een lévende Heer hebben. Maar hier is dat juist allesbeheersend. Het gaat er om dat Hij aan ons bezig is en voor ons bezig is, onderweg naar zijn Vader, en nu werkend vanuit de hemel bij zijn Vader.

De overtuiging dát Christus is opgestaan is niet de kern van ons geloof. Die kern is dat Hij onze levende Heer is, de Christus, de Zoon van de levende God. Daar ging het Jezus zelf ook om: heel persoonlijk spreekt Hij Maria aan: Maria! En de reactie waar het Jezus om ging, was niet: ja Heer, u bent opgestaan, het is waar. Nee, hun reactie was: Meester! Dát is dan ook de reactie die Hij bij ons wil oproepen, even persoonlijk: Meester! In Jezus ontmoeten we onze Meester die aan en met ons aan het werk is, en die met ons wil leven in geloof, in overgave, in gebed, in overdenking, in navolging, en die zó met ons onderweg wil zijn naar zijn Vader. En alleen in de mate van ons geloof, onze overgave, ons gebed, onze navolging, ervaren we iets van zijn kracht, iets van dat met Hem opgewekt worden, als een teken, een voorproef, iets van een begin van eeuwig leven ook bij ons. Als die persoonlijke band verslapt, wordt ook meteen Pasen een teleurstelling.

Maar Pasen is niet maar: Jezus is opgestaan. Pasen is nog maar het begin. Bij Pasen hoort: Jezus is nu met en aan en voor ons bezig bij zijn Vader en onze Vader, bij zijn God en onze God. Zo is zijn nieuwe léven werkelijk begonnen. Als we Hem zo ontvangen en zo met Hem omgaan, dan zullen we ook iets kunnen ontdekken van de groeikracht ervan. Denk dan nog maar eens aan die bloembollen. Kijk ze open gaan en uitbotten, onweerstaanbaar. Haast vanzelf komt dan die andere prachtige paas-associatie boven: die van die door de boomwortels uit het lood geduwde grafstenen op een oude begraafplaats. Wij blijven hier begraven -- wij zijn nog niet opgestaan -- wij blijven hier tegen allerlei tekorten en gebreken aanlopen en zelfs tegen groot en schreeuwend onrecht -- het koninkrijk is nog niet op aarde -- maar het komt: want Jezus’’ nieuwe leven is begonnen. Amen.


<<<