1Timoteüs 4:4-5

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 100
lezen 1Timoteüs 4:1-10
Psalm 24,1.5
lezen 1Timoteüs 6:2b-16
Psalm 24,2-4
tekst 1Timoteüs 4:4-5
Gezang 3 (beurtzang)
dankgebed gecombineerd met Lied 408
Liedboek gezang 301,1.2.5

Loenen-Abcoude 06/11/02

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Straks gaan we apart de tijd nemen om uitgebreid ’Dank U wel’ te zeggen tegen God voor alles wat Hij ons aan goeds gegevens heeft de afgelopen tijd. Van daaruit vielen me de uitspraken van Paulus hier in 1Timoteüs eens extra op. Die dank-zegging, dat ’Dank U wel’-zeggen is heel belangrijk. Het beslist er mede over of wat jij krijgt eigenlijk wel goed voor jou is of je er echt iets aan hebt. Het hoort bij de bedoeling van God als Hij ons goede gaven geeft: Hij schept ze om met dankzegging te worden gebruikt door de gelovigen. Als van die bedoeling niets terecht komt, komt er ook van die goede gaven niets goeds terecht. Kort gezegd: waar je niet voor dankt, dat is niet goed voor je.

Het lijkt me de moeite waard daar nog even bij stil te staan vóór ons ’Dank U wel’-zeggen. Niet omdat we het niet weten. Ik denk dat we eigenlijk allemaal ergens wel een besef hebben dat de beste dingen slecht voor je kunnen zijn als je er God niet voor bedankt. Maar wel omdat dit besef lang niet altijd voor ons leeft. Danken wordt dan een vanzelfsprekende gewoonte. We zeggen - met meer of minder woorden - ’Here, dank U voor dit eten, om Jezus’ wil Amen’, zonder dat we daar nog iets bij menen. We gaan er zomaar van uit dat wat goed is toch wel goed voor ons zal zijn.

Heel makkelijk onthouden we voor onszelf wat Paulus hier zegt maar voor een klein stukje. Alles wat God geschapen heeft is goed en niets daarvan is verwerpelijk. Punt. Natuurlijk mogen we ervan genieten, vanzelfsprekend mogen we alles eten, en vaak zelfs veel van alles eten, zonder dat we daar nu veel gedachten bij aan God wijden. Levensmogelijkheden die jij nu eenmaal hebt, gaven die je hebt, dingen die jij kunt, die bij jou horen, heel makkelijk komen ze terecht bij de stoffering van je leven, bij de vaste inrichting van je levenshuis: je let er pas weer op als er iets veranderd is. Dat gezondheid een gave is merk je dan pas weer als je ziek wordt. Dat energie en creativiteit een gave zijn, merk je dan pas weer als je vermoeidheid niet meer over gaat. En zo voort. Wat goed is, is toch wel goed, ook als je er niet voor dankt.

Maar dat is niet waar. Waar je niet voor dankt, is niet goed voor je. Waar je niet voor dankt komt ook niet echt tot z’n recht. Je ontvangt het dan niet zo als het bedoeld is. Goede dingen die God schept en geeft zijn niet bedoeld om op zichzelf te staan, maar om een rol te spelen in onze relatie met Hem. God heeft ze geschapen om met dankzegging te worden gebruikt. Je boterham, je energie, je karbonaadje en je creativiteit verschijnen niet maar als ’een gegeven’ in je leven, nee, ze worden je persoonlijk gegeven door God. Dan geen ’Dank U wel’-zeggen betekent de dingen niet zo ontvangen als ze bedoeld zijn.


Laten we dat maar regelmatig tegen elkaar zeggen. Om ons heen leven de meeste mensen alsof de wereld en wat er aan goeds op aarde is wèl ’een gegeven’ is. De kunst is dan om er jouw deel van te pakken te krijgen. Je moet opkomen voor je rechten en je moet vooral geen kansen laten liggen om jouw deel van geld en goed en luxe en aandacht en ruimte van leven in handen te krijgen. Het leven komt toevallig voorbij. Je moet er van afpakken wat jij nodig hebt. Dat is een heel andere manier van leven dan bij de bijbel past. Het is het verschil tussen: wat je hebt is van jou omdat je het zelf gepakt hebt, en wat je hebt is van jou omdat je het zelf gekregen hebt.

Omdat er zoveel mensen zijn die hun leven ’nemen’ kan het net lijken of dat normaal is, en dat mensen die hun leven ’ontvangen’ en God er netjes voor bedanken eigenlijk maar doen alsof. Christenen zijn net gewone mensen, alleen zij doen alsof ze hun leven van God ontvangen en bedanken Hem er voor. Het lijkt me dat we ons dat niet aan moeten laten praten. Het is juist andersom: iedereen krijgt zijn leven en levensmogelijkheden van God, alleen niet-christenen doen alsof dat niet zo is. Paulus zegt in Handelingen 14 dat God ook aan niet-gelovige Grieken zijn goedheid heeft laten blijken door hun vanuit de hemel regen en vruchtbare jaargetijden te geven en door hen te verblijden met een overvloed aan voedsel. Zo is het maar net. Juist wie God er niet voor bedankt doet maar alsof. Je ontvangt de dingen dan niet zoals ze bedoeld zijn.


Eten en drinken, energie en mogelijkheden, werk en vrije tijd, kansen om te leren, geluk als man en vrouw, samen gemeente zijn in de kerk, dat is niet bedoeld voor ons op onszelf. Als je God niet bedankt voor wat Hij geeft is dat altijd een teken dat je zijn gaven toch voor jou op jezelf wilt gebruiken. Dan komt die houding van je leven ’nemen’ bij je binnen: voor jezelf pakken wat voorbijkomt. En dan zie je je leven zich dicht buigen in een steeds kleiner wordende cirkel om jou heen. Eerst passen misschien je familie en je vrienden er nog in, dan nog je gezin, maar op een gegeven moment blijf je alleen over, op jezelf en in jezelf gesloten.

Dingen op zichzelf zijn niet goed voor ons. Je kunt een riant inkomen hebben, van alle gemakken voorzien zijn, een leuk gezin hebben, en noem maar op, zodra dat alles los komt te staan van onze relatie met God krijgt het een eigen dynamiek, verslaven de mooiste dingen en zorgt alles wat je hebt zomaar dat je een egocentrisch mens wordt. Waar je niet voor bidt daar wordt je vet van. Waar je niet voor dankt, daar raak je verslaafd aan. Alleen als je Gods goede gaven bewust als een gave van Hem ontvangt kun je daar echt tegengas tegen geven. Zodra je bewust zegt: Heer, dank U wel, wordt je leven van jezelf af getrokken en gericht op God die geeft. De vraag is dan meteen niet meer: wat heb ik er aan, wat kan ik er mee?, maar: Heer, wat wilt U dat ik met uw gaven doe?


We kennen al sinds eeuwen een vrije zondag, en hier in Nederland al heel lang een vrije zaterdag. Intussen is daar ook al vaak een deels vrije vrijdag bijgekomen. Voor mensen die hun leven nemen is dat een ruime kans om nog een heleboel meer voor zichzelf te nemen: uitgaan, stappen, uit je bol gaan, afreageren. Vrije dagen voor jezelf. Als je dan ziet wat er gebeurt kun je wel eens denken: het zou beter voor ze geweest zijn als er nog zes dagen werd gewerkt. Intussen krijgt iedereen die vrije dagen van God. Niet maar je baas geeft je twee of drie dagen vrij. uiteindelijk geeft God je die. Het lijkt me dat ze alleen maar goed voor je kunnen zijn als je ze ook bewust met dank van Hem ontvangt. En kijk dan nog eens wat je met die vrije tijd kunt.

Een ander voorbeeld: alle mensen krijgen hun eigen persoonlijke gaven van God, wat zij goed kunnen, waar ze sterk in zijn. Als je vergeet God daarvoor te danken gaat dat zomaar een eigen leven leiden in je bestaan. Jij kunt goed leren, dus jij bent beter dan anderen in je klas. Jij hebt een succesvol bedrijf, dus je staat boven anderen die dat niet hebben. Voor je het weet ben je dan met al die goede gaven van God toch een onuitstaanbaar mens geworden. God heeft je die gaven juist gegeven om dankbaar van Hem te ontvangen. Dat geeft je meteen het besef dat jij niet beter bent of boven anderen staat. We staan allemaal naast elkaar en God geeft ons ieder iets eigens. Je gaven zijn pas goed voor je als je Hem er voor dankt. En waar je niet voor dankt is niet goed voor je.


Dat in dank aanvaarden van wat God geeft werkt Paulus dan in vers 5 nog wat uit. Daar zie je nog duidelijker dat het God er om gaat dat Hij met ons om wil gaan en dat Hij zijn gaven geeft om in relatie met Hem te worden gebruikt. Gods gaven moeten geheiligd worden, toegewijd aan Hem, opgenomen in onze verhouding met Hem. Dat gebeurt door het Woord van God en door ons gebed. God spreekt over wat Hij geeft tot ons en wij spreken over wat wij ontvangen tot God. Eten en drinken, goede gaven, ruimte van leven, dat krijgt een plaats in een relatie als er van twee kanten iets over gezegd wordt. God is maar geen stille gever, Hij zegt er ook iets bij. Wij mogen geen stille ontvangers zijn, maar moeten er ook iets bij zeggen.

Wat zegt God dan? Nou, het gaat hier over ’het Woord van God’, beter gezegd over ’de boodschap van God’. Dat is in de bijbel nooit de bijbel. In het Nieuwe Testament is het eigenlijk steeds het Evangelie van Gods liefde en goedheid voor ons door Jezus Christus onze Heer. Het Woord van God, dat betekent dat God tegen ons zegt: wat je ook gedaan hebt en hoe het er in je leven ook voorstaat, Ik houd van jou, Ik red jou, Ik ga je leven goed maken door Jezus. Jij bent mijn kind. Dat zegt God bij alles wat Hij ons geeft. Wat we dan ook aan eten en drinken, werk, levensmogelijkheden en wat dan ook krijgen staat in dat kader: God geeft het ons als Vader die ons steeds meer tot werkelijke kinderen van Hem wil maken.

Dat het leven niet maar gebeurt, maar dat je wat je nodig hebt als een persoonlijke gave van God krijgt heeft dus ook een eigen kleur: God geeft het ons als onze Vader om Jezus Christus. Daardoor wil dan ook ons gebed gekleurd worden. We danken God niet maar als een algemene goede gever, als een welwillend vorst, of als een ons goed verzorgende instelling. We danken Hem als zijn kinderen die steeds meer tot werkelijke kinderen van Hem gemaakt willen worden.

Binnen die relatie worden alle goede dingen die we ontvangen pas echt goed voor ons. Daarom gaan we zo meteen maar eens uitgebreid ’Dank U wel’-zeggen. We laten Gods gaven aan ons door onze vingers glijden en danken Hem er om. Wat we hebben en kunnen aan goede dingen, dat geeft Hij. En denk er dan ook rustig morgen aan terug: waar je niet voor dankt, dat is niet goed voor je. Wat je krijgt, krijg je van God, om samen met Hem, en dus ook samen met elkaar van te genieten. Alle goeds krijgt een goede plaats in ons leven door Gods evangelie en door ons dankgebed. Amen.


<<<