Hebreeën 2:9

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 24,1-3
Psalm 24,4-5
lezen Hebreeën 2
Psalm 8
tekst Hebreeën 2:9
Liedboek gezang 232
Gezang 29

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 24,1-3
lezen Hebreeën 2
Psalm 8
tekst Hebreeën 2:9
Gezang 4
Liedboek gezang 232 of 226

Loenen-Abcoude 11/07/99
Amersfoort-N. 25/07/99

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Wij zien Jezus, Jezus met heerlijkheid en eer gekroond. -- Zegt de grote onbekende schrijver aan de Hebreeën. En dat staat in de bijbel. Dus het is vast waar. -- Maar is het ook zo? Zien wij Jezus ook? Nou, nee. Ik geloof niet dat iemand van ons ooit Jezus heeft gezien. Ik in ieder geval niet. Stefanus heeft Hem gezien, met heerlijkheid en eer gekroond, staande aan de rechterhand van God. Maar ik niet. Paulus heeft Hem gezien, bij Damascus, en hij was drie dagen blind. Maar ik niet, en ik zie alles. Johannes heeft Hem gezien, op Patmos, en hij viel als dood voor zijn voeten. Maar ik niet, en ik leef er lustig op los.


Misschien denkt iemand: ja, maar dat is ook helemaal niet de bedoeling hier. Van de eerste lezers en hoorders van Hebreeën heeft waarschijnlijk ook niemand Jezus gezien, en misschien kan ook de schrijver zelf niet uit ervaring spreken. Hij bedoelt natuurlijk: wij zien Jezus met de ogen van ons geloof. -- Goed, dat zal vast zo zijn. Maar wat betekent dat? Als u nu eens even uw ogen dicht doet, en kijkt met de ogen van uw geloof, wat gebeurt er dan?


Laat me raden. Ik denk zo, dat u zich dan iets voorstelt, iets in-denkt. We hebben allemaal gehoord van Jezus, hoe Hij geboren werd, leefde, stierf en opstond, naar de hemel ging. En we hebben gehoord van Stefanus, Paulus, Johannes. En we denken ons dat in, we stellen ons er iets bij voor. Heel goed. Zo gaat dat. Zien met de ogen van je geloof, dat wil zoiets zeggen als: iets horen en je daar iets bij voorstellen.


Doet u dat ook? Doe jij dat ook? Als je iets hoort van de Here Jezus, je daar iets bij voorstellen? Natuurlijk. Als de meester of de juffrouw op school een verhaal uit de bijbel vertelt over de Here Jezus, dan stel je je daar vanzelf iets bij voor. Als er goed verteld wordt, zie je het voor je. De Here Jezus op de berg, met al die mensen. De Here Jezus in die vissersboot, of lopend over het water. De Here Jezus die een blinde geneest. De Here Jezus die aan het kruis hangt. De Here Jezus die naar de hemel gaat terwijl Hij zijn leerlingen zegent, en dan die wolk. De Here Jezus in de hemel, aan de rechterhand van God. Dat kunnen allemaal ook plaatjes voor ons zijn.


Ja, maar dan is het verhaal afgelopen, en is het tijd voor taal of rekenen. En dan is de dienst uit, en de zondag voorbij, en is het tijd om te werken. En dan? Zien we dan nog wat? Stellen we ons dan nog wat voor? Realiseren we ons dan nog, dat diezelfde Jezus bij ons blijft? Hoe reëel is dat geloof van ons eigenlijk voor u?


Iedereen zal op dit soort vragen zijn eigen antwoord hebben, het antwoord ook van dit moment. Soms is het allemaal heel werkelijk voor ons, merken we heel direct dat God, dat Jezus er is. Soms ook zegt het ons allemaal eigenlijk heel weinig, en leven ook wij alsof er geen God bestond. Maar waar we het allemaal wel over eens zullen zijn is, dat dit ’zien in het geloof’ niet gemakkelijk is. De mensen en de dingen die, zoals dat dan heet, ’voor ogen zijn’ dringen zich zo maar prominent aan ons op, en dringen God, dringen de Here Jezus uit onze aandacht weg. Dan horen we nog wel de woorden van het evangelie, lezen de woorden van de bijbel, maar ’zien’ we er niets meer bij. En dan is er ook niets meer aan, en heeft God heel weinig invloed op ons. Voor we het weten, drijven we dan af (2:1).

Daarom wil ik vanmorgen eens met zoveel woorden deze kwetsbare kant van ons geloven naar voren halen. Ze is heel belangrijk. En ik vraag me af, hoe bewust wij ons van die dingen zijn. Wie gereformeerd is groot geworden weet maar al te goed dat er een bepaalde moeilijkheid in geloven ligt. Meestal zeggen we dan, dat de moeite van geloven is, dat je God, dat je het evangelie wel gehoorzaam moet zijn. Dat je je eigen wil moet opgeven voor de wil van God, en je eigen ideeën krijgsgevangen maken voor Jezus. En daar zit best iets in. Jezus volgen betékent jezelf verloochenen, en overgave, uit handen geven van de regie in je leven, gaat in tegen alles wat vanzelf in ons eigen hart groeit.

Maar in werkelijkheid ligt er vóór die gehoorzaamheid en vóór die overgave nog iets anders, iets dat eerst komt, en wat wij vaak vergeten. Dat merk je als je de vraag stelt: waarom zou ik God eigenlijk gehoorzamen? Waarom zou ik me juist aan Jezus overgeven? Daarop is uiteindelijk niet het antwoord: ja, dat moet nu eenmaal. Maar daarachter ligt altijd iets van een ’zien’ van God, een ’zien’ van Jezus, een ontdekken wie Hij voor ons is, hoe goed, hoe vol liefde en trouw, een onder de indruk raken van Hem, en dáárom voor Hem gaan. Vóór geloven gehoorzaamheid wordt, vóór er sprake is van overgave, is geloven een creatief gebeuren, waarin wij ons iets voorstellen bij wat wij gehoord hebben over God, over de Here Jezus, een creatief gebeuren, waarin wij ’zien met de ogen van ons geloof’.


Wij zien Jezus, dat is maar niet iets vanzelfsprekends, zoals wij elkaar zien, of de blauwe lucht, of wat er ook maar te zien valt in de schepping. Jezus zien, dat doet een appèl op ons voorstellingsvermogen, daarvoor moet je wat je hoort of leest in het evangelie, je in-denken, en je er iets bij voorstellen. Daarvoor moet je heel veel bewuste aandacht geven aan wat wij gehoord hebben. Want pas als het evangelie een levend beeld voor jou geworden is, wordt het ook tot een kracht in je leven, de kracht die je nodig hebt om het vol te houden als christen.


Laten we dan vanmorgen eens even heel bewust aandacht geven aan wat wij gehoord hebben, en proberen Jezus te zien, om zo elkaar te stimuleren het vol te houden in een levend geloof. Ik denk zo dat we dan zullen ontdekken dat Jezus zien betekent dat wij ons iets voorstellen bij Een van ons, bij Een ons voor, bij Een voor ons.


Nu moet ik, om een beetje consequent te zijn, natuurlijk verder gaan met een beeld. Goed. Op de achtergrond van heel de brief aan de Hebreeën staat één beeld uit de bijbel. De schrijver denkt zich onze positie als christenen in als die van het volk Israël bij de Jordaan, Israël dat op het punt staat, ja dat bezig is het beloofde land binnen te trekken. Je kunt je dat zo voorstellen: een grote mensenmassa, waarvan de eersten al aan de overkant staan, anderen het water doortrekken, en nog weer anderen nog aan de andere kant op de oever staan. Het beloofde land is voor de schrijver het beeld voor dat heil dat verkondigd is door de Heer, en door hen die het gehoord hebben (2:3), namelijk, de toekomende wereld, waarvan wij spreken (2:5).

God heeft ons zijn nieuwe wereld beloofd, ons mensen. Dat concludeert de schrijver onder andere uit Psalm 8: alles heeft God onder mensenvoeten gelegd, niets uitgezonderd, dus ook zijn toekomende wereld. Maar, dat zien wij nu nog niet (2:8). En zo is dat precies. Dat maakt ook dat het inspanning kost om te blijven vertrouwen op Gods beloften. Wat we zien is de wereld waarin wij nu leven. Een wereld waarin niet alleen de bloemen dood gaan, maar ook mensen van wie wij houden. Een wereld waarin niet alleen de zon ondergaat, maar zo maar ook het licht in ons leven. Een wereld waarin van alles om aandacht roept: goed en kwaad, het fascinerende en het schrikwekkende. En het risico is nu, dat we de moed opgeven, en ons hier vestigen: opgaan in wat wij nu meemaken -- of dat nu betekent dat wij ondergaan in ons verdriet, of dat wij opgaan in ons genieten.


Het is, alsof de schrijver ons een plek geeft tussen de mensen aan deze kant van de Jordaan, die nog over moeten. En hij ziet, dat het ons zomaar overkomen kan dat wij de moed opgeven om aan de overkant te komen. Wij zien nog niet dat wij de toekomende wereld ontvangen. En nu zegt hij: let op, als je nu eens goed kijkt, wij zien wel Jezus, en Jezus is al aan de overkant. Hij is de Jordaan van de dood al overgestoken en binnengegaan in de heerlijkheid van het koninkrijk. En denk het je maar goed in: Jezus is Een van ons. Jezus staat niet los van ons, maar hoort bij ons. Hij is als het ware onze Mozes, de leidsman, de vooroploper van ons geloof (2:10).

Jezus en wij horen bij elkaar. Dat is heel expres, want Hij die heiligt (Jezus) en zij die geheiligd worden (wij) zijn allen uit één (2:11). God heeft Hem ons expres gegeven als één van ons. En daarom is Hij werkelijk onze broeder. Hij zegt het niet alleen (2:11v), maar Hij heeft het ook laten zien: Hij is hetzelfde traject gegaan als wij gaan: Hij is mens geworden, heeft geleden en is gestorven, en Hij is opgestaan en naar de hemel gegaan. Zo diep als maar mogelijk is, geldt het: Jezus is Een van ons.


Laten we ons dat dan ook in-denken, ons er een eigen beeld bij vormen. Jezus, in wie wij geloven, is helemaal Een van ons. Een enorme diepte van begrip, van identificatie, van identificatie-mogelijkheden opent zich hier. Vers 17 en 18 halen er iets van naar voren. Barmhartig en getrouw, hulp in de verzoeking. Iemand met ervaring, die onze ervaringen kan delen. Echt Een van ons. Hoe meer je je dat in-denkt, des te meer heb je daar aan, stimuleert het je geloof, en je leven als christenen.


In het beeld van Hebreeën: Jezus weet wat het is om aan deze kant van de Jordaan te staan, Hij weet wat ons hier overkomt, en juist daarom kan Hij ons helpen om het vol te houden, en ook te komen waar Hij nu is. Ja, want Hij is niet alleen Een van ons, maar Hij is ook Een ons voor. En dat wil ons bemoedigen, juist omdat wij aan onszelf nog niet kunnen zien wat God allemaal heeft beloofd, de toekomende wereld waarvan wij spreken. Wat wij aan onszelf nog niet kunnen zien, dat kunnen we zien aan Jezus.

Juist ook als het om lijden gaat mag je dat naar je toe halen. Juist als je je eenzaam en verlaten voelt, moe en leeg, verdrietig en bang, mag je je realiseren: daarin is Hij naast mij komen staan. Hij is klein geweest en heeft geleden tot en met het lijden van de dood. En nu is Hij door lijden heen volmaakt. En daarin is Hij ons vóór. Dat was om vele zonen en dochters uit dit lijden tot heerlijkheid te brengen (2:10). En hoe levendiger dat voor je staat, des te meer kun je je realiseren dat dus ook jouw lijden niet eindeloos is, dat er dus licht is aan het eind van de tunnel, al zie je dat in je eigen leven nog niet. Al staan wij hier, aan deze kant van de Jordaan, en al overkomt ons hier van alles waar we door neergeslagen worden, dat Hij daar aan de overkant al is roept ons op moed te houden: Hij is ons vóór. Laten we ons daar iets bij voorstellen, ook zelf, in onze persoonlijke voorstelling, dan kan het vormende kracht in ons leven krijgen, kracht van troost en bemoediging.

En laten we het net zo goed ons realiseren als het ons prima gaat. Jezus is ons vóór in die toekomende wereld van God waarheen ook wij op weg zijn. Wij blijven hier niet. Laten we ons dan ook niet laten binden en verslaven door allerlei dingen van hier, en afdrijven door ongeloof. Wat goed is voor ons om onze energie in te steken wordt niet bepaald door onze zin, of onze behoefte hier, maar door onze toekomst, door Jezus, die ons vóór is.


Als we zo ons onze positie indenken met dit beeld van Hebreeën, dit beeld van het volk bij de Jordaan, bezig met het binnengaan van het beloofde land, laten we ons dan ook Jezus ons indenken als die Ene voor ons, die Ene die door Gods genade voor een ieder de dood geproefd heeft. Want wij staan daar niet aan de oever trouw te wachten tot het onze beurt is. Wij lopen maar al te vaak weg, de andere kant op. We verliezen maar al te vaak de moed, en zijn maar al te vaak bezig met heel andere dingen. We vergeten ook zomaar om ons ons geloof werkelijk in te denken, voor te stellen en uit te leven.

Maar laten we dat dan toch maar weer doen, dan zien we, dat Jezus daar is, al aan de overkant, ook voor ons. Zijn hele levensgang in liefde en trouw, heeft Hij voor ons geleid, om de zonden van het volk te verzoenen (2:17), om ons dus toch toegang te geven tot die toekomende wereld. Als wij daar komen is dat niet door onze trouw, maar door Zijn trouw. Als wij moed houden is dat niet door onze kracht, maar door Zijn kracht. Als we weer zin krijgen om te gaan voor God, voor Jezus, is dat niet onze energie, maar Zijn energie.

Laten we ons Hem dan ook werkelijk indenken, aandacht geven aan wat wij gehoord hebben over Jezus. Dan kunnen we Hem zien, zien met de ogen van ons geloof, Hem ons levendig voor-stellen. En u zult zien, naar mate u Hem levendiger voor ogen stelt, krijgt u ook meer deel aan zijn leven, merkt u ook meer, dat Hij dat alles werkelijk vóór ons heeft gedaan. Hij is in het beloofde land, onze voor-ganger, Hij is daar voor ons. Dan kunnen we goede moed houden, goede zin, zin om het vol te houden hier, te leven met Hem, omdat we leven door Hem.


Houd het maar in de gaten. Geloof is meer dan woorden aanvaarden. Geloven is Jezus zien, je iets voorstellen bij de woorden die je hoort, creatief, open, maar juist daardoor ijzersterk: als je je de woorden van God in-denkt, blijken ze vol van genade en waarheid. Amen.


<<<