Hebreeën 2:14-18

Orde van dienst (Midelburg morgendienst)
Psalm 111,1.2
Psalm 111,5.6
lezen Hebreeën 2:5-3:6
Psalm 8,3.4.6
lezen Johannes 14:27-31
Psalm 49,1-3.5
Hebreeën 2:14-18
Psalm 124
Gezang 33

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 143,1.10
lezen Hebreeën 2:5-3:6
Psalm 8,3.4.6
tekst Hebreeën 2:14-18
Psalm 124
Gezang 21,2.3
Psalm 49,1-3.5

Loenen-Abcoude 20/03/94
Weesp-Nigtevecht 27/03/94
De Bilt-Bilthoven 17/03/96
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


De meesten van u zullen wel eens naar een voetbalwedstrijd op televisie hebben gekeken. Daarbij laat de regisseur verschillende beelden van verschillende camera’s elkaar afwisselen. Nu eens zien we de spelers van dichtbij: we kunnen precies zien wat ze doen met de val (en met hun tegenstanders). Dan weer krijgen we een overzicht van een half veld, en kunnen we zien hoe de posities zijn, hoe het geheel van aanval en verdediging is opgebouwd. Zoiets zie je ook in de bijbel gebeuren als het gaat om het leven, lijden en sterven van de Here Jezus. In de Evangeliën zien we Christus als het ware van dichtbij, we horen Hem spreken en kunnen vrij nauwkeurig volgen wat er allemaal is gebeurd. In de andere boeken van het nieuwe testament krijgen we zo nu en dan een blik van grotere afstand op de levensgeschiedenis van Christus. Dan gaat het er niet zozeer om wat er nu precies gebeurd is, maar meer om wat er aan de hand was, waar het allemaal om ging, om het geheel.

Zo is het ook in onze tekst en in het gedeelte dat wij gelezen hebben. In een paar zinnen wordt geschetst waar het om gaat. Zaken die in de Evangeliën als losse uitspraken of gebeurtenissen worden verteld krijgen hier met een paar woorden hun plaats. In de Evangeliën komen zo nu en dan de duivel en boze geesten voor, bijvoorbeeld bij de verzoeking in de woestijn, bij verschillende duiveluitdrijvingen bij bezetenen, en in uitspraken van Christus als die die we gelezen hebben bij Johannes. Hier krijgt dat alles in één zin zijn plaats: het ging er om dat Christus door zijn dood hem die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen. In de Evangeliën zien we Christus niet als de Zoon in majesteit, als de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen (1,3), maar als mens van vlees en bloed, zwak, Hij kon pijn lijden en sterven, Hij kon verzocht worden, vervolgd en uitgeprobeerd, getergd, niet alleen door de duivel, maar ook door zoveel mensen (hoevaak lezen we niet over iemand, een farizeeër of schriftgeleerde, die kwam om Hem te verzoeken?). Hier horen we van de eigen plaats die dat alles heeft: het ging er om dat Hij als medelijdend en trouw hogepriester ons in ons lijden en onze verzoekingen te hulp kon komen.


Net zo goed als het kijken naar een voetbalwedstrijd niet meteen saai wordt als de camera een groot gedeelte van het veld bestrijkt - integendeel, juist als het spannend wordt en snel gaat hebben we die wijde blik nodig - net zo goed wordt de bijbel niet saai en abstract als de gebeurtenissen niet beschreven maar getypeerd worden. Integendeel, dan wordt het juist spannend, maar op een andere manier dan bij het kijken naar een wedstrijd: we zijn zelf namelijk opgenomen in het veld, ons eigen leven wordt tegelijk getypeerd met het werk van Christus. We worden dan ook meteen uitgenodigd zelf naar ons eigen leven te kijken en te vergelijken: is dat zo, herken ik dat, gaat het werkelijk over mij? Ik hoop dat ik u vanmorgen iets kan laten zien van de kracht en de kleur waarmee de schrijver aan de Hebreeën met onze tekstverzen ook in ons leven komt staan. Want het gaat over bevrijding en over te hulp komen, en dat gaat ons allemaal aan. Ook wij zijn mensen van vlees en bloed, mensen die verzocht worden, en wij kunnen ons iets voorstellen bij de verlammende angst voor de dood, ook wij hebben deel aan de roeping uit de hemel, want wij hebben het evangelie gehoord, en kunnen ons leven in geloof alleen volhouden als we ons richten op Jezus, de Leidsman van ons behoud die door lijden heen zijn heerlijkheid is binnengegaan.


Bevrijding en hulp zijn pas werkelijke bevrijding en werkelijke hulp als we bevrijd worden van werkelijke vijanden en geholpen worden in onze werkelijke nood. Ik zei net: we worden uitgenodigd naar ons eigen leven te kijken en te vergelijken: is dat bevrijding voor mij, zoals ik werkelijk ben? Dat wil niet zeggen dat we dat meteen zien, of dat het de hulp is die wij zelf graag zouden willen krijgen. We moeten vaak even onder de oppervlakte kijken. Als je in financiële problemen zit dan kun je zeggen: help mij, ik heb schulden waar ik zelf niet meer uit kan komen. Maar het is de vraag of we dan geholpen zijn met een flink geldbedrag, waarmee we onze schulden kunnen betalen. Dat hangt er maar net vanaf hoe we in geldzorgen terecht zijn gekomen. Als je niet met geld kunt omgaan en daarom altijd zorgen hebt, dan ben je niet werkelijk gebaat bij het krijgen van geld (hoeveel je ook krijgt, het gaat toch weer op). Dan heb je meer aan begeleiding die je helpt om met geld om te gaan, om zo zelf weer een bestaan te kunnen opbouwen, een soort Novib-methode dus.

Het punt van vergelijking waar het me hier even om gaat is dat bevrijding van onze werkelijke nood vaak veel kleinschaliger en onopvallender is dan wij van onszelf uit hadden gedacht en zouden willen. Wij gaan in het groot met ons eigen leven voor God vaak net zo om als we in het klein omgaan met bijvoorbeeld geldzorgen. Wij verwachten eerder de oplossing van een schip met geld dat langskomt dan van goed beheer. Als we schulden hebben kopen we liever een paar loten van de Staats- of postcodeloterij dan dat we gaan werken aan systematische schuldsanering. Dat is een teken dat we ons werkelijke probleem niet goed begrepen hebben. Zo is het ook vaak voor God. Dat God ons niet van allerlei ellende en zorgen verlost maar alleen kracht geeft om daarin vol te houden, dat Hij ons wel hulp geeft om verzoekingen te boven te komen maar niet voorkomt dat wij sowieso verzocht worden, het kan ons teleurstellen. Maar het is de vraag of wij dan onze werkelijke problemen goed hebben ingeschat. Als onze tekst het heeft over het deel hebben aan bloed en vlees en over bevrijding van de angst voor de dood die slavernij geeft en over verzoening van zonden, dan pretendeert zij daarmee te spreken over ons zelf, over onze werkelijke nood. Als we dan alleen maar zouden zeggen: maar dat is mijn probleem niet, ik wil bevrijd worden van mijn ziekte, van mijn niet zo goed kunnen leren als de anderen, van mijn werkeloosheid, van mijn ongeluk, van mijn zorgen, dan konden we wel eens dezelfde fout maken als iemand die schulden heeft door eigen schuld en de oplossing alleen maar verwacht van het winnen van de lotto-jackpot.

De bijbel pretendeert niet alleen een boodschap te geven van verlossing, maar ook onze werkelijke problemen aan te geven. Wij worden verlost uit de ellende waarin wij werkelijk zijn, en die is een stuk dieper dan wij geneigd zijn toe te geven. Christus heeft ons opgezocht daar waar wij werkelijk staan, en dat moeten we willen weten. Het is opvallend dat in onze tekst juist in verband met het lijden en de vernedering van Christus gesproken wordt over een ’op gelijke wijze als wij’ en het ’in alle opzichten aan zijn broeders gelijk geworden zijn’. Dat zegt niet alleen iets over de manier waarop Hij ons verlossen wil. Dat ook natuurlijk. Christus is in het voorgaande de leidsman van hun behoud genoemd (vers 10). Een leidsman is een aanvoerder, een leider die voorop loopt, maar die dezelfde weg aflegt als de mensen die hem volgen. De Here Jezus verlost ons niet door als een soort moderne generale staf achter de linies in een commandocentrum te zitten en aanwijzingen te geven hoe anderen de werkelijke strijd moeten voeren. Hij verlost ons door als een klassieke koning in de voorste gelederen te vechten en in eigen persoon de aanvoerder van de tegenstanders te verslaan. Hij komt naast ons staan om ons te verlossen. Juist in zijn lijden is Hij ons het meest nabij, ’in alle opzichten aan zijn broeders gelijk’.


Die gelijkheid wordt in vers 14 en 15 uitgewerkt als de gelijkheid van bloed en vlees, onder de macht van dood en duivel. Dat is de situatie van het nageslacht van Abraham, waarvan Hij zich het lot aantrekt, dat zij vlees en bloed zijn en niet op kunnen tegen de duivel, door angst voor de dood, waar hij de macht over heeft, tot slavernij aan de duivel gedoemd. Dat is ook onze situatie buiten het vertrouwen op Christus om. Om dat goed te zien moeten we niet alleen kijken naar wat er staat, maar ook nadenken over waar het dan om gaat. Want als het over de duivel gaat, moeten we niet alleen denken aan boze geesten, aan bijzondere machten en krachten, waar mensen aan verslaafd raken en aan kapot gaan. Duivel en zonde horen bij elkaar. En Hij is niet alleen de macht die ons op slechte, zondige ideeën brengt en ze ons helpt uitvoeren, maar ook de macht die ons in de consequenties drijft, die ons daarin kapot maakt en aan zichzelf verslaafd. Dat het de duivel is die de macht over de dood heeft betekent hetzelfde als wanneer Paulus zegt dat de dood het loon is dat de zonde geeft. De macht die de duivel over ons heeft is dezelfde als die de zonde over ons heeft.

Die macht is herkenbaar in ons eigen leven. Want als je bijvoorbeeld begonnen bent met liegen over jezelf, jezelf groter voor te doen dan je bent, dan is het heel moeilijk om daarmee op te houden. De ene leugen roept de andere op. Wie persé vol wil houden dat het goed met hem gaat, ook al is dat helemaal niet zo, die is permanent bezig zich anders voor te doen dan hij is, en moet altijd weer op zijn hoede zijn dat hij zich niet laat gaan waar anderen bij zijn. En naarmate je dat langer hebt volgehouden is het moeilijker te doorbreken. De mensen zullen niet weten wat ze horen... Maar het ging toch altijd goed met jou? En daarom vergoeilijken we de zaken maar weer. Maar de eenzaamheid vliegt je aan en de vreugde verdwijnt uit je leven, ja het leven zelf zakt er uit weg.

Bij de angst voor de dood die tot slavernij voert kunnen we goed denken aan het diepe schuldbesef dat op de bodem van ons leven huist, het diepe gevoel van tekort schieten, niet bereiken wat we zouden kunnen bereiken en waarvan we vinden dat we het hadden moeten bereiken, maar waarvan we liefst niet toegeven dat we het hebben. Er is een diepe vorm van een slecht geweten hebben, dat ons drijft om compensatie te zoeken in dingen die we wel goed kunnen, om toch maar een gevoel van eigenwaarde te kunnen houden. Wie zich mislukt voelt als vader stort zich op zijn werk, om maar een gewaardeerde medewerker en collega te zijn. Wie zich als echtgenote onbegrepen en ongeliefd voelt zoekt haar heil bij de kinderen, of ook in een werkkring. Maar het helpt niet, want het gevoel van tekort schieten blijft. Het blijft zolang we proberen onze eigen waarde te ontlenen aan wie wij zelf zijn en wat wij kunnen. Als we gericht zijn op en bezig zijn met onszelf blijven we bezig met onszelf. We draaien in een kringetje rond en grijpen alles aan om toch maar iets te zijn. Allerlei zaken maken we tot ons houvast, tot onze afgod dus, maar het blijft slavernij. De duivel doet niets anders dan ons in dit soort vicieuse cirkels proberen vast te houden.


Dat is ook het karakter van verzoekingen, dat ze proberen ons op onszelf te richten en ons daarop te laten concentreren: trek je niets aan van God, niets aan van de ander, maar denk om jezelf, kijk naar wat jij kunt bereiken, gebruik anderen, jij bent het belangrijkste. Dat kun je goed zien aan de verzoekingen die Christus heeft doorstaan in de woestijn: jij bent toch Gods Zoon, je hebt recht op eten, je hoeft geen honger te lijden, zeg tot de stenen dat ze brood worden. Jij bent toch Gods Zoon, laat eens zien wat je kunt, spring maar eens naar beneden, God heeft toch gezegd je te zullen laten opvangen? Kijk eens rond in de wereld, is dat niet iets voor jou? Ik kan het je geven, als je mij aanbidt. En anders dan Christus geven wij vaak aan zulke verzoekingen toe en worden we meegesleept in de cirkelgang van het kwaad. Als je de duivel aan het werk wilt zien, dan moet je niet in de eerste plaats letten op spectaculaire dingen als glaasjedraaien en New Age meditaties, maar op zaken die je op jezelf richten, die je binden aan jezelf, aan je eigen zin en je eigen leven, op zaken die je relaties met God en mens op de tweede plaats zetten en zo steeds meer stuk maken, zaken die je drijven in de eenzaamheid, zaken waarover je niet spreken kunt, want waar gezwegen wordt, daar is de dood.


In die situatie komt Christus ons opzoeken, hier beneden in ons eigen leven. En Hij geeft ons niet meteen de macht en de heerlijkheid en genezing en verlossing van alles waar wij van verlost willen zijn. Want we zouden het alles direct weer voor onszelf gebruiken en verbruiken. Nee, Hij gaat eerst een heel leven voor ons leiden, een leven van lijden dat uitloopt op de dood. En Hij doet dat om daardoor de zonden van zijn volk te verzoenen. Zijn goede leven mag gelden voor iedereen die in Hem gelooft, zijn dood mag door de genade van God gelden voor onze dood. Alleen zo kan de macht van de duivel gebroken worden, want de macht van de duivel is de macht van de zonde. Hij zoekt ons op in de cirkelgang van ons bestaan, waarin we ons groot proberen te houden voor God en voor elkaar door steeds meer leugens en manipulatie, met de boodschap dat het niet meer hoeft. Hij zegt niet tegen ons: beken nu eerst je zonden maar eens, dan zal Ik wel zorgen dat het weer goed komt, nee, Hij komt bij ons met de boodschap dat het al weer goed is tussen God en ons en de vraag of we dat willen. Je hoeft jezelf niet meer overeind te houden, terwijl je best wel weet dat het niet lukt, heel dat diepe schuldgevoel, van tekortschieten en verkeerd gedaan hebben, we mogen het aan Hem overlaten. Het geeft niet meer, want Hij heeft het van ons overgenomen. Daarom is Hij aan ons gelijk geworden, mens onder de mensen, goed mens onder de slechte mensen, en Hij brengt heel dat van ons overgenomen leven voor God, verzoend. Hij heeft in verzoekingen geleden, en het volgehouden. Hij heeft zich niet op zichzelf laten richten, maar is op ons gericht gebleven. En dat alles mag gelden voor ons als wij dat willen. Ja zeggen is genoeg. Geloven is geen werk. Het evangelie is voor iedereen die dat maar wil.


Of we dat willen, dat blijkt in ons leven. Wij hoeven ons niet meer groot te houden, we mogen ophouden met liegen over onszelf, we hoeven ons waarde niet meer te ontlenen aan hoe goed we zijn, ook al weten we maar al te goed hoe slecht we zijn. We mogen ophouden met die gerichtheid op onszelf, op het aan onze eigen trekken komen, waar we zo moe van worden. We mogen de cirkelgang van het kwaad laten doorbreken, en zelf ook schoon schip maken, uitspreken en bekennen wie we zijn. Dat moeten we dan ook doen. Waar zwijgen doodgaan is, is spreken leven, werkelijk, want in de kerk mogen we dan tegen elkaar zeggen: broeder, zuster, uw zonden zijn u vergeven, ga heen in vrede. En dat mogen we een leven lang tegen elkaar zeggen. Want we leven hier op aarde, in de verzoekingen. De duivel blijft proberen ons weer terug te trekken in de gerichtheid op onszelf, ons terug te stoten in de eenzaamheid, hij blijft ons aanzetten te zwijgen over wat ons bezighoudt en onszelf te verslingeren aan van alles en nog wat om maar het hoofd boven water te houden. En het lukt hem maar al te vaak.


Maar wij hebben geen harde Heiland. Hij is barmhartig en getrouw. Hij zegt niet bars: had het toch volgehouden, Ik heb het je goed geleerd. Hij weet wat wij moeten meemaken: Hij heeft zelf in verzoekingen geleden. Hij verliest zijn geduld niet met ons, maar blijft vol medelijden. Telkens weer, als wij ons hebben teruggetrokken in onszelf, en bezig zijn ons leven af te breken in zonde, spijt en schuldgevoel, zoekt Hij ons weer op. Hij laat het ons aanzeggen: mens, het hoeft niet, het is al weer goed, kom, kijk om je heen, doe je ogen open voor God en de mensen, vernietig je eigen leven niet, maar laat het je geven door Mij. Ons zwijgen wordt telkens weer doorbroken door zijn spreken, onze haat en zelfgerichtheid telkens weer door zijn liefde. Hij zoekt ons op daar waar wij zijn, in het diepste kamertje van ons zelf, in ons hart, van waaruit heel ons leven wordt bestuurd en bevrijdt ons daar. Want Hij geeft ons zijn genade, de verzoening van onze zonden, die voortkomt uit de liefde van God en schenkt ons de gemeenschap van zijn Geest, iedere keer weer. Wekelijks mogen we ermee naar huis gaan uit de kerk. Midden in ons leven, waar we iedere keer weer terugvallen in onszelf, brengt Hij ons het vriendelijk aangezicht van God, dat over ons lichten wil, en geeft ons vrede. Daarom kunnen we het volhouden, daarom hoeven we niet meer onder te liggen in de strijd tegen de duivel, omdat Hij ons telkens weer opzoekt met zijn evangelie: Ik ben voor u, voor jou, een mens van vlees en bloed geworden, heb geleefd, geleden en ben gestorven voor uw, voor jouw zonden. Wil je dat, wil je die rust? Ga dan heen in vrede, uw zonden zijn u vergeven in mijn naam. Amen.


<<<