Hebreeën 12:29

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 46,1.2
Psalm 46,3.4
lezen Exodus 34:8-28
Psalm 104,1
lezen Hebreeën 12:18-29
Psalm 132,7
tekst Hebreeën 12:29
Gezang 9,2
Gezang 30,1.6

Loenen-Abcoude 30/08/98

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Zo, wat moeten we daar nu mee? Onze God is een verterend vuur. Moeten we dan toch bang worden voor God? Is God dan toch gevaarlijk? Heb je net, na zoveel jaren, een beetje een relatie met God opgebouwd, dan krijg je zoiets voor je kiezen: een verterend vuur. Ongenaakbaar. Bij een hoog opvlammend vuur blijf je op afstand. Vuur is waar je bang voor bent. Hoe feller het brandt, des te verder blijf je uit de buurt. Op eerbiedige afstand kijken we toe hoe de vlammen verteren wat ze bereiken kunnen. Overgave, wijding, heiliging. Mooie woorden, maar hoe kan dat bij een God die je laat waarschuwen dat Hij een verterend vuur is? Dan wordt overgave toch zelfvernietiging, je wijden aan God het opgeven van je leven, en heiliging vragen om een complete burn-out?


Ja, wat moeten we met zo’n uitspraak? Explosief en gevaarlijk, net alsof we langs de weg van het nieuwe testament plotseling stuiten op een gevaarlijke blindganger uit de oudtestamentische oorlogen des Heeren. Het is ook een citaat, nietwaar: de tekstverwijzingen in uw bijbel brengen ons bij Deuteronomium 4,24. Een blindganger. Gevaarlijk. Kan nog steeds ontploffen. En toen ik dit tekstgedeelte eens wat op me in liet werken, merkte ik, dat ik de neiging had om als een soort instant-explosieven-opruimingsdienst te werk te gaan: voorzichtig lezen, kijken waar de explosieve lading zit, het slaghoedje, en proberen daar zó een vinger tussen te krijgen dat ieder gevaar voor ontploffing geweken is.

En misschien verwacht u zoiets ook wel van mij: dat ik de woorden zo uitleggen zal, dat de stille dreiging verdwijnt en de spanning, dat het ook wel eens verkeerd kon aflopen, ervan afgehaald wordt. Misschien hoopt u dat wel, zou het u een pak van uw hart zijn. Misschien verwacht u niet anders, omdat het bij mij toch altijd maar evangelie moet zijn en geen wet, en liefde en geen toorn. In beide gevallen zal ik u moeten teleurstellen. De explosieve lading van deze woorden is niet te verwijderen of onschadelijk te maken. Als ik het toch zou proberen, zou ik u maar stimuleren om onverschillig te worden als Esau, en, als het u zo uitkomt, Hem die spreekt af te wijzen. Het zou spelen met vuur worden.

Maar wat moeten we er dan mee, met deze woorden? Nou, dat ligt nogal voor de hand: we moeten deze woorden ter harte nemen, laten bezinken in onze ziel, en laten functioneren in onze omgang met God en met elkaar. Hoe? Nou, eerst maar eens goed luisteren. Niet maar naar een paar woorden op zichzelf, maar naar een woord in zijn verband, een Woord in de bijbel. Dan komen allerlei andere dingen vanzelf mee.


Een verterend vuur. Daar ging het even eerder ook al over in Hebreeën. In vers 18 en volgende. Wij zijn niet genaderd tot een tastbaar brandend vuur. De Israëlieten destijds wel, bij de berg Sinaï. Dat God een verterend vuur is, hebben de Israëlieten daar geleerd. Donkerheid, duisternis en stormwind, samen met vuur, donder en bliksem. Zo hebben ze God gezien op die berg. Eén immense, imponerende donderwolk, volstrekt ongenaakbaar, onaantastbaar en overweldigend. Beangstigend was het. De Israëlieten konden er niet tegen. Zelfs Mozes zei: ik sidder van angst. En wie zich ook maar even indenkt hoe dat geweest moet zijn kan met het volk Israël meevoelen. Er gaat tot op de dag van vandaag een diepe dreiging uit van de verschijning van de Here op de berg Sinaï.

Onze God is een verterend vuur. Het gaat zomaar betekenen: pas op, doe wat Hij zegt, want anders zwaait er wat. Dan worden het de woorden en de beelden van de macht. En wordt de Here zomaar een machthebber zoals we die op aarde kennen: doe wat ik zeg, anders vallen er doden. En als we even die tekstverwijzing volgen, naar Deuteronomium 4, dan lijkt dat eerst nog te kloppen ook. Vers 23: Neem u ervoor in acht, dat is: pas op, dat u het verbond van de Here, uw God, niet vergeet en u een beeld maakt dat de Here, uw God, u verboden heeft. Want de Here, uw God, is een verterend vuur. Luisteren en doen wat Hij zegt, anders vallen er klappen.


Toch klopt er dan iets niet. Laten we maar weer teruggaan naar Hebreeën. Want wat moeten we met dat beeld van macht en straf in het vervolg van Hebreeën 12? Goed, dat God een verterend vuur is, dat komt uit in het tastbaar en brandend vuur van de berg Sinaï, met alles wat daarbij hoort. Maar Hebreeën zegt: wij staan niet bij de berg Sinaï, maar bij iets wat nog veel indrukwekkender is. Dat moet dus betekenen dat daarin nog veel meer uitkomt dat onze God een verterend vuur is.

Dus dat God een verterend vuur is komt uit in het hemels Jeruzalem. En wat zien we in dat hemels Jeruzalem? Nou, tienduizenden engelen, een feestelijke en plechtige vergadering van Gods oudste kinderen, die staan ingeschreven in de hemel, God, de rechter van alle mensen, de geesten van de rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, en Jezus, de middelaar van een nieuw verbond. Nou, dat er legioenen engelen zijn, dat zou nog passen bij macht en dreiging. En God, de rechter van allen ook. Bij Jezus wordt het al moeilijker. Maar wat hier het meest opvalt is de feestelijke en plechtige vergadering van kinderen van God en rechtvaardigen. Er is een mensenmenigte in het hemels Jeruzalem. En ze vieren nog feest ook. De donderwolken van de Sinaï zijn vervangen door een wolk van getuigen. Dat onze God een verterend vuur is, komt onder andere daarin uit dat Hij een massa mensen bij zich in het hemels Jeruzalem hebben wil. Dat Hij engelen laat zingen van vrede op aarde bij de mensen van het welbehagen. Dat Hij als rechter mensen vrijspreekt. Dat Hij Jezus geeft als middelaar van een nieuw verbond. En alles komt samen in het bloed der besprenging dat krachtiger spreekt dan Abels bloed.


Dat moeten we eens goed aanzien. Want wat zegt Abels bloed? Nou, Abel was doodgeslagen door zijn broer Kaïn. En de Here spreekt Kaïn daar op aan: waar is je broer? Kaïn draait er om heen. Maar dan zegt de Here: Luister goed, wat het bloed van je broer tot Mij roept van de aardbodem: vervloekt ben je. Het bloed van Abel roept om wraak, om vervloeking, om straf. Maar het bloed van de besprenging zegt iets anders. Dat is het bloed van de Here Jezus zelf, dat Hij in het heiligdom in de hemel ingedragen heeft om het voor God zelf te sprenkelen. Daar heeft de schrijver aan de Hebreeën het in de voorgaande hoofdstukken vaak over gehad. Dat bloed spreekt van bevrijding, van vergeving, van reiniging. En dát bloed overstemt het bloed van Abel. Christus’ offer verteert de zonde en het kwaad. Ja, zó komen al die mensen daar in het hemels Jeruzalem. Onze God is een verterend vuur.


Nee, dat past niet in het beeld van macht en straf, in het plaatje van: luisteren, en anders zwaait er wat. Laten we nog eens de weg terug volgen naar Deuteronomium 4. Waar gaat het dán om? Nou, dat zie je in de laatste woorden: de Here, uw God, is een verterend vuur: een naijverig God. Wat is dat, naijverig? Ja, het moeilijke woord uit de tien geboden van daarnet. Sommige mensen geven het weer door: jaloers. Maar dat werkt niet. Jaloers zijn is voor ons iets slechts. Als we het gewoon eens wat uit elkaar halen komen we verder: in naijverig zit het woord ijver, ijverig. IJverig ben je als je heel erg je best doet ergens voor. En wil je ergens je best voor doen, dan moet je er ook door gegrepen zijn. Dan is er hartstocht in het spel. De hartstocht om iets te bereiken in het leven, de hartstocht om een man of een vrouw te vinden en te veroveren, nou ja, noem maar op. En dat is maar net waar het bij de Here God om gaat. Een naijverig God, dat zou je kunnen vertalen met: een hartstochtelijk God, een vurig God.


Kijk, daar zijn we waar we wezen moeten. In Deuteronomium: Pas op, dat je het verbond met de Here houdt, want de Here, uw God is een verterend vuur, een hartstochtelijk God. En in de tien geboden: geen beelden; heb Mij lief, en niet een beeld dat je van Mij gemaakt hebt, pas op, want Ik ben een hartstochtelijk God, een vurig minnaar, Ik verdraag dat niet, een hartstochtelijk God, een vurig minnaar, kijk maar: barmhartigheid voor duizenden van hen die Mij liefhebben. En ook in Hebreeën zijn we nu waar we zijn moeten: Gods vurige hartstocht kwam uit in zijn imponerende verschijning op de berg Sinaï: en dat heeft alle trekken van datzelfde: Heb Mij lief, Mij, de hoogverheven Heer, de heilige, de zuivere, en niet een beeld dat je van Mij hebt, niet iets goddelijks, niets iets natuurlijks. En kijk, daar zijn ook die ’duizenden die Mij liefhebben’: in het hemels Jeruzalem. Diezelfde hartstochtelijke God blijkt tot in eeuwigheid een vurig minnaar. Daarvan spreekt alles in Exodus 34. Daarom heb ik het net met u gelezen. De Here, wiens naam Naijverige is, is een naijverig God. De Here, wiens naam de Hartstochtelijke is, is een vurig God. Sluit toch geen verbond met andere goden. Alle bepalingen werken dát uit. Dáárom geldt dat grote ’pas op’, niet maar omdat God de machtige is, die je het zal laten voelen, maar omdat God de hartstochtelijke is, die het niet verdraagt dat zijn liefde wordt vertrapt. Onze God is een verterend vuur.


Maar, heb ik nu toch niet gedaan wat ik niet wilde doen: deze woorden onschadelijk maken? Het leek in eerste instantie te gaan om Gods toorn, zijn woede tegen de overtreders, en nu gaat het toch weer om Gods liefde. Is daarmee niet toch de explosieve lading van deze woorden verwijderd?

Nee, ik geloof het niet. Zoiets te denken zou een groot misverstand zijn, een misverstand van God: alsof je Gods optreden in hokjes zou kunnen plaatsen: dit is uit liefde, dat is uit boosheid, dit is uit rechtvaardigheid, dat is uit medelijden, en dat dit allemaal niets met elkaar te maken heeft. Een misverstand van onszelf ook: alsof van iemand houden betekenen zou dat je niet boos op hem of haar zou kunnen worden. En, nog veel ernstiger: alsof liefde, werkelijke liefde iets is dat wij eenvoudig een plaatsje in ons leven geven, zonder dat het ons raakt en verandert en ergens ook beangstigt.


Ik heb, precies omgekeerd, het gevoel dat deze woorden pas echt mijn bestaan beginnen te verteren als ik ze laat zijn wat ze werkelijk zijn: woorden en beelden van liefde, en niet van macht. Wat is macht nu helemaal? Wat betekent dat: doe wat ik zeg, en anders breek ik je de nek? Is dat niet tóch heel oppervlakkig? Al sla je iemand in elkaar, hij zal je ontglippen. Al doet iemand uiterlijk wat je wilt, innerlijk zal hij zich aan je macht onttrekken. Hij zal trucs verzinnen, proberen je te bedriegen en te manipuleren, en altijd zichzelf overeind houden. En tegenover een machtige, alleen maar machtige God, gaat dat net zo. Dan krijg je de trucjes en de manipulaties en de omzichtigheid van het heidendom: rituelen, formules, voorzichtig, want hij zou eens boos kunnen worden.

Maar als iemand werkelijk, compromisloos en hartstochtelijk van mij houdt, dát legt een veel diepere claim op mijn leven. Aan macht valt nog tot op zekere hoogte te ontkomen, tegenover macht kun je tenminste je zelfrespect overeind proberen te houden. Maar compromisloze, hartstochtelijke liefde zoekt ons helemaal, met huid en haar. En daar onverschillig tegenover staan, deze liefde afwijzen, dat is werkelijk gevaarlijk. Het zal niet maar je lichaam kunnen breken, en je bestaan vernielen, maar ook je hart beschadigen en je ziel verteren.


Ziet dat toe, pas dan op, dat u Hem die spreekt niet afwijst. Dat is niet het ’pas op’ van de macht, maar het ’pas op’ van werkelijk compromisloze liefde. Van liefde die net zo compromisloos boos wordt als mensen haar afwijzen, met een even hartstochtelijke woede: waarom willen jullie toch persé naar de verdoemenis gaan, terwijl bij Mij het leven is? Ja, een echt compromisloze liefde, die het niet op een accoordje gooid met de werkelijkheid: nou ja, jullie zijn nu eenmaal niet anders, laat maar zitten die zonde, laat maar zitten dat gebrek en dat tekort, maar die dat bloed van de besprenging geeft, dat het bloed van Abel overstemt.


Mensen, laten wij ons in onze slappe tijd niet verkijken op Gods werkelijke liefde. Hij houdt van ons, niet maar zoals wij geworden zijn, laffe zondaren, haters, onverschilligen, egoïsten, zieken, zwakken en misselijken. Hij houdt van ons zoals wij geschapen zijn en zoals Hij ons weer hebben wil. En dat met een bovenmenselijke hartstocht. En Hij roept ons met een stem uit de hemelen, de stem van het bloed der besprenging, het bloed van reiniging en zuivering en vergeving en nieuw leven in Christus, want Hij wil ons persé gelukkig zien, werkelijk gelukkig. En dat kan alleen maar zo. En daarom gaat Hij met ons aan het werk, ons leven lang. Laten we oppassen dat we Hem die spreekt niet afwijzen. Deze liefde is werkelijk compromisloos: God wil ons, met goddelijke hartstocht. Wanneer we ons aan Hem niet overgeven, zal Hij ons verteren.


Broeders en zusters, volgende week vieren we hier het avondmaal. En ook dat is een feestelijke vergadering van eerstgeborenen van God. We treden erin aan bij dat zelfde hemelse Jeruzalem. Het spreekt ons van dezelfde compromisloze liefde voor ons: liever dan ze ongestraft te laten heeft God zijn eigen Zoon gestraft voor onze zonden. Het spreekt ons van dezelfde machtige ernst van Gods liefde: wie in de zonde wil blijven leven veroordeelt zichzelf en zal het koninkrijk niet binnengaan. Wie zichzelf wil handhaven zal gebroken worden. Wie zichzelf onttrekken wil aan Gods liefde zal verteerd worden. Ja, en toch is het feest, volgende week en eens voor altijd, het feest van Gods hartstocht.

Want er is hier een geheim in de overgave aan God. Wie zich geeft aan deze hartstochtelijke God, zal ontdekken dat het hem vergaat als die braamstruik bij Mozes: toch niet verteerd. Wie zich niet onttrekt aan deze werkelijke compromisloze liefde, zal ontdekken dat hij er veilig is. Het zal hem gaan als Elia, die ook eens bij de berg Sinaï kwam: de stormwind ging over hem heen, maar God was daarin niet. Het vuur ging over hem heen, maar God was daarin niet. Toen kwam het suizen van een zachte stilte, en daar was Gods hart. Ja, dat kostte hem wat. Het kostte hem zijn eigen ijver, zijn eigen klein geloof, zijn eigen gebrek. Er moet heel wat uit ons leven weg, weggebrand worden door de hartstochtelijke liefde en eerlijkheid van God. Maar toch, daarmee zijn wij niet weg, zijn wij niet verteerd. Integendeel. We zullen zijn zoals God ons bedoeld heeft. Amen.


<<<