Jakobus 1:2-8

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 93,1.2
Psalm 93,3
lezen Lukas 1:5-25
Gezang 8,2.3
lezen Jakobus 1:1-18
tekst Jakobus 1:2-8
Psalm 62
Liedboek gezang 126

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 62,1.3.4
lezen Lukas 1:5-25
Gezang 8,2.3
lezen Jakobus 1:1-18
tekst Jakobus 1:2-8
Gezang 4
Liedboek gezang 460

Loenen-Abcoude 05/12/99
Amersfoort-Noord 05/12/99
Hilversum 05/12/99

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Een paar dagen wel heeft de Sint er mee rond gelopen,

hoe hij gereformeerden zichzelf zou kunnen verkopen.

Hij nam het derde en vierde bewijs nog eens door

voor zijn eigen bestaan en dat van zijn moor:

die stapel cadeautjes, gedichten, met zo’n resultaat

kan toch niemand ontkennen dat de Sint bestaat?

Toch zal de bisschop zelfs wel moeten horen

dat rijmpjes de kerkdiensten maar verstoren.

Of hij zulks niet meer wil doen, want heus,

anders neemt niemand hem meer serieus.

Hier moet het gaan over ellende, verlossing en dankbaarheid

en niet over de ketterse grappen van de een of andere goedheiligheid.


O ja, dat is waar ook. Was ik me daar toch bijna weer vergeten dat wij in onze kerken niet zo goed zijn in vrolijkheid en zelfrelativering. Niet buiten de kerk, maar vooral niet in de kerk. Serieus moet het zijn, anders kan het niet met God te maken hebben. En op het verkeerde been worden we niet graag gezet. We zaten net serieus te studeren op het vraagstuk van beproeving en verzoeking, en maakten ons net ook goede voornemens om toch maar eens een boek door te bladeren over die twijfel. Want, eh, dat kon toch wel eens een lastig probleem worden. En dan begint dat typ met zijn blauwe sokken daar met een sinterklaasrijmpje. Schiet op.


Goed. Oké, oké. Niet boos worden. Ik doe mijn best. Weet u, ik heb gehoord, dat er een heel serieus probleem ligt in onze Nederlandse sinterklaasvieringen. Een weleerwaarde collega, ik dacht dat het zijne eminentie Simonis zelf was, heeft een jaar of zo geleden eens gezegd, dat we maar eens wat voorzichtiger moesten worden met al die mythologische verhaaltjes rond de goedheiligman, omdat de mensen maar zouden gaan denken dat God ook een sinterklaas was, en dat Hij vroeger wel heeft bestaan, maar later niet meer. En een andere collega, die nogal van verhalen vertellen houdt, die heeft toen gezegd dat dit allemaal niets uitmaakte, omdat de bijbel toch ook niet echt gebeurd was en toch waar.

Dat levert tenminste een wat waardiger inleiding op voor een preek. Tussen de regels door ruik je de grote problemen van secularisatie en Schriftkritiek, de diepe aanvechtingen van mensen op het randje van de 21e eeuw. In die problemen horen dominees en theologen hun tanden te zetten. De boekjes die volgen over godsverduistering, boodschap en kloof, kloof en brug, en zo, kunnen wij dan in de kast zetten, en verder rustig onze chocoladeletter opeten achter de t.v.


Waarmee ik maar zeggen wil: hebt u al eens geprobeerd om naar al die fantastisch indrukwekkende aanvechtingen van de twintigste eeuw te kijken vanuit Jakobus: beschouw het als een groot geluk, wanneer allerlei beproevingen u overkomen? Of, persoonlijker, hebt u al eens geprobeerd om zo naar uw eigen leven te kijken, met wat u daarin overkomt en overkomen is? Ja? Over op het verkeerde been zetten gesproken...


Jakobus’ averechtse opening in vers 2 vormt zo’n massieve zelfrelativering, dat we er haast vanzelf overheen lezen. Maar, denk je eens even in: je bent een of andere armoedzaaier in de verstrooiing. Je wordt dwarsgezeten door allerlei machtige en rijke heren, grootgrondbezitters of zo. Je loon wordt ingehouden, je moet de eindjes aan elkaar knopen. Eigenlijk heb je gewoon een hondenleven. Je zit klem, en je voelt je ook klem zitten. En dan schrijft zo’n dienstknecht van God en van de Heer, Jezus Christus, je een brief. En alles waar jij mee zit, waar jij je over opwindt, waar je wakker van ligt en waar je de barricades voor op zou willen gaan, dat neemt hij allemaal samen in één zin: Mijn broeders en zusters, beschouwt het als een groot geluk, wanneer allerlei beproevingen u overkomen.


Schiet op, Jakobus, ik heb niks te eten, mijn kind is ziek, en ik ben moe, moe, moe, en stikzat van dit allemaal. Zo zouden wij toch zo maar reageren. Net zo in onze eigen levenssituatie. Voor wie klem zit in zijn of haar leven, staan haast vanzelf die problemen massief en groot voor ogen. En het eerste en het grootste wat wij willen is dat God aan die problemen een einde maakt. Als dát gebeurd is, dan, ja dan kunnen wij ook weer wat. Maar als dat nog niet gebeurd is, nou, dan hebben wij echt geen reden om over geluk te spreken of om blij te zijn met God. Hij moet eerst maar eens over de brug komen.


Ja, maar stilletjes hoor ik hier dan tussen de regels van Jakobus door God zelf spreken: kind, Ik ben toch zeker sinterklaas niet. Als je een weg wilt vinden met wat jou overkomt in je leven, Ik zal je die wijzen. Maar je hoort Mij niet zeggen: als iemand van u in luxe, of rust, of vrijheid, of gezelschap en gezelligheid te kort komt, moet hij God er om bidden en dan zal hij ontvangen wat zijn hartje begeert. Ik denk zo, vóór we ons in allerlei opzichten helemaal vast gaan bijten in wat ons in ons eigen kleine leventje beklemt en hindert, mogen we ons wel eens wat meer laten relativeren door broeder Jakobus. Juist in ons lijden en in onze problemen zijn we zo vaak zo eindeloos egoïstisch en egocentrisch bezig. Beschouw dat allemaal nu eens als een geluk, omdat het je leert waar het wèl op aankomt, omdat het je leert dat wij niet van God houden om wat Hij ons allemaal geeft, als een soort mega-sinterklaas, maar om wie Hij is. Dàt is een beproefd geloof, dat daar iets van ontdekt heeft, als Abraham, als Job, als David in zijn psalmen.

En u weet het, hoe meer dat doordringt tot ons hart en ons geloof vormt, dat wij niet van God houden om wat Hij ons geeft, maar om wie Hij is, des te meer standvastigheid levert ons dat op, en hoe meer aanzetten tot groei naar dat volmaakte en gave mensen worden waar het God om gaat. In dat alles zit een uitermate diepe relativering van onze problemen. Om goed op te letten, want ze worden niet tot niets verklaard. Er wordt niet overheen gelopen. Maar ze krijgen wel heel andere proporties. Heel je leven komt in een nieuw licht te staan. Het blijkt dat het er niet om gaat dat al onze problemen worden opgelost, maar, dat wij volmaakte en gave mensen worden die in niets tekortschieten. Met andere woorden, het gaat God niet om onze problemen, maar om ons. Dat is de keerzijde van dat het bij God niet gaat om de oplossing van onze problemen, maar om Hem.


Van hieruit gaan pas onze tekstverzen werkelijk open en kunnen we de gedachtereeks van Jakobus ontdekken. Want het gaat in die drieslag beproevingen, standvastigheid, volmaaktheid niet om iets als: problemen doorstaan, dan nieuwe problemen aankunnen, en vervolgens onkwetsbaar zijn voor alle volgende problemen. Het gaat om klem zitten in je leven, om het ondanks dat toch met God volhouden, en om het midden in die beklemdheid toch een goede weg er mee vinden. Beproevingen of verzoekingen (dat blijkt hier eigenlijk helemaal niet zo’n relevant onderscheid te zijn) zijn niet altijd problemen die zo wel over zijn. Het kan ook de beklemming van je leven zijn die pas bij je dood wordt weggenomen (let ook op vers 12, waar Jakobus dat lijkt te veronderstellen). Er is zoveel wat niet over gaat, waartegenover we moeten standhouden, volharden, dat we moeten uit-houden, en waarbij het hoogste in ons leven hier is, dat we er mee leren omgaan.

En het is in dat uit-houden, dat vol-harden, dat uit-hardt wie wij werkelijk zijn en waar het in ons geloof werkelijk om gaat. Mensen zijn wat dit betreft net potjes die door het leven zelf uitharden en gebakken worden. Een beproefd geloof, dat heeft veel van zo’n uitgehard potje. Het is nu niet meer zo makkelijk vervormbaar, maar het is nog wel steeds zichzelf. Je zou zelfs kunnen zeggen: het kan tegen een stootje omdat het meer zichzelf is geworden. Wie in de klem van zijn leven ontdekt dat het in zijn of haar geloof om God gaat, blijkt er tegen te kunnen ook als die klem niet over gaat.


Als er iets is dat daarbij uit-gezuiverd wordt, dan is dat het geloof in God als een soort van uitvergrote sinterklaas. En trouwens, als er iets is dat in het onder ogen zien van wat niet over gaat, sneuvelt, dan is dat die diepste laag in het geloof in sinterklaas, die veel meer is dan een geloven dat er ooit een echte kindervriend bestaan heeft. Welnee, iedereen, van de kleine kinderen af, weet, dat sinterklaas nu net een verklede man is (net als trouwens die kerstman). Maar waar sinterklaas voor staat, dat is toch voor de uiteindelijke goedheid, de uiteindelijke goede bedoelingen van mensen en van het leven, uiteindelijk toch de waarheid van de regel dat wie zoet is lekkers krijgt en wie stout is straf. En het lijkt wel alsof naarmate dat allemaal duidelijker door het leven onderuit gehaald is, de mensen steeds meer behoefte krijgen aan de illusie van sint en kerstman. Maar een illusie is het. En wie zijn geloof in God laat groeien op diezelfde bodem van wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe, die ontdekt vanzelf dat het allemaal nergens op slaat, dat zijn god niet bestaat, en dat hij terecht gekomen is in een waanzinnige wereld, waarin het kwaad goede mensen treft.


Maar wie zijn geloof laat groeien uit het zaad van het evangelie zelf, van die boodschap dat God van ons houdt en dat het Hem om ons gaat, en niet maar om onze problemen, die kàn steeds meer ontdekken dat het geen illusie is, maar waarheid die vol-maakt, omdat Hij met ons bezig is. Kijk maar eens. Stel, je bent ziek, je bent er beroerd aan toe. Hoe makkelijk zijn wij dan niet alleen maar ziek. Ook als we helder zijn en niet alleen maar kotsmisselijk, zijn we dan o zo zielig. En alles draait om ons beter worden. Even hebben we wel geduld, uitzieken kunnen we nog wel, maar het mag niet te lang duren. Daar loopt Jakobus nu precies doorheen met zijn: beschouw het als een groot geluk. Wij zijn niet alleen maar ziek, wij zijn onze problemen niet. En het gaat er dus ook niet alleen maar om dat wij beter worden. Dat is wellicht mooi meegenomen, maar Jakobus noemt het hier niet eens. Hij blijft bij wat hij het belangrijkste vindt: je hebt dan wijsheid nodig om er mee om te gaan, om samen met God er een weg in te vinden. Die wijsheid wil God zeker geven.

En dit zeg ik nu maar alleen over ziek zijn. Vult u het vooral voor uzelf verder in. Want wij hebben zo onze eigen dingen in ons leven. Het oude zeer en de frustraties over onze mislukkingen die niet meer over gaan, de beperkingen van ons leven, wat wij allemaal niet of niet meer kunnen, terwijl we het toch zo graag wilden, onze handicaps en onmogelijkheden. En zo snel draait alles daar om. Jakobus zou zeggen: laat u bevrijden door God, alles draait helemaal niet om uw problemen, en ook niet om uw zonden en uw tekortkomingen. Kijk naar de ware God. Hem gaat het om u.


Als we nu van hieruit kijken naar de slotverzen van onze tekst kunnen we de goede zin verstaan. Het gaat hier niet in de eerste plaats om een algemene twijfel aan Gods bestaan, of zo. Het gaat om een concrete twijfel, of God ons in onze beklemdheid de weg wel kan en wil wijzen. Het gaat om een eigenlijk de moed al opgegeven hebben in de problemen van je leven. Er zit iets achter van: net als iedereen zal God me ook wel in de steek laten. En dan geven we, zoals iemand treffend zegt, God alleen maar een slap en onzeker handje in ons gebed, en kan God ons moeilijk een stevige hand terug geven.

En laten we hier goed toekijken, goed letten ook op onszelf. Want juist bij dit soort dingen speelt zo vaak toch weer de sinterklaas-god een rol. Wij cirkelen om ons zelf en om onze moeiten, en bidden vooral, dag in dag uit, om een oplossing voor die moeiten. Maar al snel bekruipt ons dan het gevoel dat God toch zeker sinterklaas niet is, en dat het met onze gebedslijstjes wel net zo zal gaan als met dat briefje in onze schoen met al die dure cadeaus: het komt toch weer op een chocoladeletter neer. We worden moe en cynisch. Het zou ons zelfs als Zacharias kunnen vergaan, die zó om zijn eigen probleem cirkelde dat hij het niet eens kon geloven toen God daar alsnog een eind aan maakte.


Maar God is inderdaad sinterklaas niet, en hij leert ons in de eerste plaats te bidden om wijsheid, om de weg naar Gods koninkrijk te blijven zoeken en vinden. Anders zien we nauwelijks wat God ons wel geven wil, omdat we alleen maar dat éne, dat éne willen ontvangen. We zijn dubbelhartig, innerlijk verdeeld tussen onszelf en onze problemen. Het effect is, dat we niks krijgen. De oplossing voor ons leven niet, omdat God toch echt geen sinterklaas is, en de wijsheid voor ons leven niet, omdat wij daar geen belangstelling voor hebben.

Zo gaat het toch makkelijk genoeg. Let er maar op. Jakobus is hier de nuchtere dienstknecht van God en van onze Heer. Hij heeft ons er bij voorbaat voor gewaarschuwd. Hij speelt niet in op ons schuldgevoel, maar hij spreekt in op hoe het vaak genoeg gaat in ons leven. En dat hoeft helemaal niet. Want God geeft zijn wijsheid aan iedereen zonder voorbehoud en verwijt. Al was je nog zo ongelovig, of sinterklaas-gelovig tegenover Hem, wie in de klem van zijn leven ontdekt dat het God werkelijk om Hem gaat, en dat het hem of haar dus om God gaat, laat-ie God bidden om wijsheid: die wijsheid zal hij ontvangen. En kijk dan nog eens naar je leven, naar je moeiten. Hoe ziet het er dan uit?


En dat geldt niet eens alleen persoonlijk, voor ons in ons eigen leven. Ik denk zo, we mochten ons bij het begin van een nieuw millennium wel eens wat meer laten bemoedigen door onze God. Al dat gezucht en gezeur over secularisatie hier, godsverduistering daar, gebrek aan godservaring overal, heeft veel te veel trekken van een als christenen gezamenlijk ons blindstaren op onze problemen. Wie in de put gaat zitten ziet maar een heel klein stukje hemel. Maar waarom zouden we in die put gaan zitten? Wil God ons ook geen wijsheid geven om hier mee om te gaan? Het lijkt me wel. Maar intussen zie ik allerlei mensen daar niet op letten, en juist eindeloos draaien om hun eigen speciale godservaring die ze niet krijgen (en inderdaad niet krijgen omdat God toch zeker sinterklaas niet is), cynisch worden en hun chocoladeletters voor de t.v. opeten. Misschien begint Gods wijsheid juist in dezen wel met eens wat minder kauwgom voor de ogen en wat meer aandacht voor elkaar.

Vrolijkheid en zelfrelativering, dat hoort bij het evangelie. Daarmee is geen probleem ontkend, niks weggeduwd, of overschreeuwd in een roes van godsdienstigheid. Daar krijg je Jakobus echt niet voor. Aanvechtingen, in het nauw zitten, waar dan ook mee, het is echt genoeg. Alleen maar: het is niet alles, en het gaat er niet om in jouw leven. Kijk hem er maar eens dwars, volstrekt averechts overheen gaan: houdt het voor enkel vreugde, mijn broeders en zusters, een groot geluk. Want het gaat God om ons en niet om onze problemen. Laat dat sinterklaasgeloof maar rustig in elkaar zakken. Dan krijg je ruimte om het in jouw leven om God te laten gaan en niet om jouw problemen.


En het allerleukste is dan, dat je ontdekken mag dat je de hele complete rest er zomaar bij krijgt. Toch? Als we nu eens heel eerlijk worden, is het toch zo: waar wij ons als heidenen druk om maken, was altijd al een extra bij God. Zo zal het blijven. Amen.


<<<