Heidelbergse Catechismus, zondag 5

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 98,1.2
lezen Filippenzen 3:2-16
Psalm 98,3.4
zondag 5
Psalm 101,1
Psalm 135,1.12
Psalm 134

Loenen-Abcoude 22/02/98
Hilversum 03/03/02

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Eerst even een beetje contrast:


Advertentie.

Wij zijn een oud en gerenommeerd bedrijf, gespecialiseerd in ruzies en schades. Voor de afhandeling van claims door benadeelde partijen zoeken wij per direct een bemiddelaar. Gezien het niveau waarop onderhandelingen zullen plaatsvinden kunnen wij alleen sollicitaties in overweging nemen van kandidaten die echt en rechtvaardig mens zijn en daarnaast ook sterker dan alle schepselen, dat wil zeggen: die tegelijk echt God zijn. Beloning zal plaatsvinden overeenkomstig paragraaf 43b van de cao voor bemiddelende beroepen. Brieven onder nummer zoveel van dit blad.


Is dat zondag 5? Beetje karikatuur, maar, lijkt het er toch niet veel op? Het heeft allemaal best iets van de verzekeringswereld. De zonde, die tegen de allerhoogste majesteit van God begaan is, levert een immense schadeclaim op volgens zondag 4. En hoe ga je je daar uit redden, met je doorsnee inkomentje en een spaarbankboekje dat nog wel eens van kleur wil verschieten? Zelf betalen kun je wel vergeten. Maar gelukkig is de verzekering uitgevonden. Die regelt alle zaken keurig voor ons. Een professionele bemiddelaar wordt ingezet en de uit-onderhandelde som wordt betaald. Zonde? Jezus regelt het voor ons.

Lijkt het er niet veel op? Betalen, schuld, voldoen. Allemaal financiële transacties. Wij kunnen niet betalen, dus dan zal een ander het moeten doen. Zolang je maar trouw je premie hebt betaald is dat bij een beetje verzekering geen probleem. Dus verwachten we bij God ook geen problemen. Dat is toch de kern van het evangelie, dat Jezus het voor ons regelt, bij God? Daar hoeven wij verder niet van onder de indruk te zijn, toch?


Ik zeg het expres eens zo. En ik hoop dat u al bijna boos bent, omdat je zó oppervlakkig toch niet over de Here Jezus kunt spreken. En dat dit hier en gunter ook helemáál geen recht doet aan zondag 5. En dat is ook zo. Zondag 5 wil iets heel anders zeggen. Toch lijkt het er wel veel op. Samen met zondag 6 is zondag 5 een van de grootste kanshebbers op de prijs voor de meest misverstane zondag. En dat heeft iets te maken met al die financiële beeldspraak. Het lijkt allemaal zo zakelijk als wat. Er moeten kennelijk transacties plaatsvinden en iemand moet die transacties verrichten. De kortste samenvatting van zondag 5 lijkt: er moet betaald worden. Wie er betaalt lijkt eigenlijk niet van belang. Iemand moet betalen.

Maar is het ook zo zakelijk hier? Dat lijkt me niet. Laten we eens op de kleine woordjes letten en een en ander invullen. Het begint in vraag 12 met twee keer een 'wij': hoe kunnen wij ontkomen aan die zwaarste, dat is de eeuwige straf aan lichaam en ziel, die wij verdiend hebben? Antwoord 12 zegt dan eigenlijk: wij kunnen aan die straf niet ontkomen. Wij moeten volkomen betalen. Dat wij moeten we goed in de gaten houden. Er staat niet: God wil dat aan zijn gerechtigheid wordt voldaan. Daarom moet er betaald worden òf door ons òf door een ander. Dat is niet Gods gerechtigheid, dat er betaald moet worden, het maakt niet uit door wie. Het is Gods gerechtigheid, dat wij moeten betalen. Wij hebben gezondigd, wij hebben de boel kapot gemaakt, wij moeten dus ook zorgen dat het weer in orde komt. Wij hebben iets goed te maken. Als je toch zondag 5 in een paar woorden samen wilt vatten, dan zijn dat niet de woorden er moet betaald worden, maar de woorden WIJ moeten betalen.

Dat is helemaal niet 'zakelijk'. En het heeft een diepgang, die alle beelden te boven gaat, ook het beeld van de betaling. De catechismus heeft er indertijd voor gekozen in deze zondag het beeld van de betaling te gebruiken. Dat was in die tijd het normale beeld voor hoe het weer goed kon komen tussen God en mensen en tussen mensen onderling. Er valt op zich weinig tegen in te brengen. De Here Jezus gebruikt het zelf ook. Heel bekend in die gelijkenis van die knecht die voor een vermogen in de schuld stond bij zijn heer, en die toen zijn schuld was kwijt gescholden een mede-dienstknecht de schuld van een maandsalaris niet kwijt schelden kon. Toch moeten we goed in de gaten houden dat het een beeld is.

Dat zie je als je het gaat invullen. Want wat moet er dan betaald worden? Nou, dat is de zwaarste, dat is de eeuwige straf aan lichaam en ziel. In ronde woorden betekent dat: wij moeten dood. Voor de zonde moet je met je leven betalen. Dat is altijd een beeld. Zondigen kost je je leven. Dat had God precies zo gezegd: als je van die boom eet ga je dood. Kijk, zo komen we grondig uit de buurt van alle zakelijkheid. WIJ moeten met ons leven betalen. Wij hebben gezondigd. En God is eerlijk. Zonde is niet niks. Daar kun je niet van zeggen: laat maar zitten, zand erover. Met wat wij gedaan hebben zitten wij in onze maag. Wij moeten met ons leven betalen.

Wij, wij zitten daarmee. U, jij en ik. Onze ellende maar niet dat er gezondigd is, dat er schade is aangericht en dat er nu een schadeclaim ligt. Dit heeft iets heel persoonlijks: een schuldbelijdenis staat altijd in de eerste persoon: ik heb gezondigd tegen U, wij staan schuldig voor U. Ik ga dood aan mijn kwaad. Kijk maar wat ik aanricht, kijk maar hoe ik mijn verhoudingen verpieter, kijk maar hoe ik aftakel. Wij moeten met ons leven betalen.


Ziet u, zo zijn we helemaal uit de sfeer van de zakelijkheid. Hier is niets inwisselbaar. Hier is iedere gedachte aan een algemeen er moet betaald worden, het maakt niet uit door wie onmogelijk. Dat is de grote karikatuur van zondag 5. Telkens als in de kerken de discussie over de verzoening weer losbreekt duikt die karikatuur weer op, ook nu weer bij de spanningen in de Samen-op-Weg-kerken rond het boek van C.J. den Heyer. Alsof de catechismus een beeld van God zou tekenen als een tiran die bloed wil zien, het maakt niet uit van wie. Het maakt alles uit van wie. Wij moeten met ons leven betalen.

Heel precies zegt antwoord 12 dan: wij moeten volkomen betalen, òf zelf òf door een ander. Er staat niet: òf wij moeten betalen òf een ander. Wij, òf door onszelf òf door een ander. Maar wij blijven de betalers. Dat leven van een Ander waarmee wij aan Gods gerechtigheid kunnen voldoen zal dan ook ons leven moeten zijn. Wij moeten iets hebben met die Ander, waardoor Hij bij ons hoort en wij bij Hem.

Dat komt heel sterk uit in vraag 15. Daar staat niet: wat voor middelaar en verlosser moet er dan opduiken. Dat zou inderdaad passen bij dat afschuwelijk van: er moet betaald worden, het maakt niet uit door wie. Als wij het slachtoffer niet zijn, welk slachtoffer kan er dan genomen worden. Er staat: wat voor Middelaar en Verlosser moeten wij dan zoeken? Wij moeten Hem zoeken. En dat begrijp je pas als je die eerste vragen en antwoorden ingevuld en uitgewerkt hebt. Als je hebt leren zeggen: ik ben een zondaar, ik heb gezondigd, ik moet met mijn leven betalen, ik, als dat de diepe persoonlijke lading heeft gekregen van Paulus' bekende woorden: Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit dit doodslichaam? Wie geeft ons zijn leven voor ons leven? Wie kan dat? Wie hoort zo bij ons dat zijn leven ook werkelijk ons leven is? Wie is dat, door wie WIJ met ons leven kunnen betalen?


Ziet u, dat gaat niet om een of andere functionaris, die de zaken voor ons regelt, maar bij wie wij verder niet betrokken zijn. Het gaat niet om een advertentie voor een bemiddelaar, die komt, zijn werk doet, en weer gaan kan. Iemand die uiteindelijk inwisselbaar is voor iedereen. Het gaat om iemand die werkelijk vlees van ons vlees en been van ons gebeente is, iemand die helemaal bij ons hoort en bij wie wij helemaal horen.

En daarom is dit zoeken van vraag 15 zo eindeloos diep. Het gaat hier in zondag 5 niet om een zoektocht naar een willekeurige vrijwilliger, die bereid is om in onze plaats op te treden. Het gaat niet om de zoektocht naar een 'stand-in', naar een vervanger. Naar iemand die in onze plaats de klappen wil opvangen, maar waar we verder niets mee hebben. Het gaat om het zoeken naar Iemand die ons zó liefheeft dat Hij zijn leven met ons wil delen en met wie wij ons leven willen delen. En dát zoeken houdt niet op. Dat is niet klaar als we zo Iemand gevonden hebben. De Here Jezus moeten we telkens weer zoeken, ergens zoals we ieder mens van wie wij houden telkens weer moeten zoeken. Het is het zoeken van de liefde, het telkens weer opzoeken en heel bewust ons geven aan elkaar en alles, alles delen.


Als we zo kijken naar zondag 5, dan verliest die zondag zijn zakelijkheid, en zijn suggestie van een vragen naar de bekende weg. Natuurlijk, ieder christen weet dat Jezus onze Middelaar en Verlosser is. Zó hoeven we Hem niet te zoeken. God zelf heeft Hem aan ons gegeven lang voor wij ook maar een eerste zoekbeweging maakten. Maar dat neemt niet weg, dat wij Hem ons leven lang weer zullen moeten zoeken met het zoeken van de liefde. Iedere keer weer Hem omhelzen als onze liefste Heiland, vlees van ons vlees en been van ons gebeente: een echt en rechtvaardig mens. Iedere keer weer helemaal bij Hem wegkruipen, zo dat zijn leven ons leven wordt, zijn leven, dat Hij heeft afgelegd om het weer te nemen: echt God, zo machtig, zo sterk, zo liefdevol. Pas als wij helemaal bij Hem horen en Hij bij ons, dan kunnen wij met ons leven betalen door Hem.

Dan rekenen we af met de zakelijkheid en staan we oog in oog met de liefde van God in Christus Jezus, onze Heer. Dan pas wordt die prachtige verzoening ook een kracht in ons leven. Want natuurlijk is het een karikatuur van zondag 5 om in termen van een financiële verzekering te denken. Maar werkt het niet vaak zo? Gaan we niet vaak ongelooflijk oppervlakkig om met Gods verzoening van ons leven? En blijkt dat niet in het leven van christenen als zij zelf niet uit zijn op verzoening, of zo weinig? De oude leer van de kerk van verzoening door voldoening, ze roept allerlei weerstanden op. Ten onrechte. Maar heeft die klassieke verzoeningsleer niet vaak mede daarom haar krediet verloren omdat ze er niet in geslaagd is mensen tot verzoening onderling te brengen? Kijk toch eens wat een ruzie onder christenen. Heeft het dan toch ons hárt niet geraakt? Zijn we er dan toch van uit gegaan, dat Jezus het voor ons wel regelt bij God, zonder dat wij er werkelijk bij betrokken zijn?


Dan is het de hoogste tijd om Hem weer te zoeken als onze Middelaar en Verlosser. Om Hem te zoeken met het zoeken van de liefde. Als Hij niet bij ons hoort en wij niet bij Hem horen, dan kunnen wij ook niet door Hem betalen met ons leven. En dan komt de dood weer groot in ons leven staan. De dood, in ruzie, in gebroken verhoudingen, in het afbreken van relaties, in eenzaamheid, in een gekoesterd eigen gelijk. Maar als Hij bij ons hoort en wij bij Hem dan is er verzoening met God en is er kracht voor verzoening onderling. Laten we Hem zoeken. Laten we opstaan, en naar huis gaan. Dat huis heet niet voor niets: troost. Amen.


<<<