Heidelbergse Catechismus, zondag 9

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Psalm 24,1-3
Psalm 96,3.4
lezen Matteüs 5:43-48
Psalm 8
zondag 9
Gezang 2,1
Psalm 104,9.10

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 24,1-3
lezen Matteüs 5:43-48
Psalm 98,1.2
zondag 9
Gezang 4
Psalm 8

Loenen-Abcoude 21/11/93
Weesp-Nigtevecht 21/11/93
Delft 18/01/98

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Vijf littekens staan in het hart van zondag 9. Vijf dichtgegroeide, genezen wonden vormen de basis voor de belijdenis van ons geloof in God de Vader, de almachtig, Schepper van de hemel en de aarde. En ze vormen de enige basis. Niemand kan zeggen: Ik geloof in God de Vader, de almachtige, Schepper van hemel en aarde, dan door Jezus Christus, zijn Zoon, onze Heer. En zeker niemand kan het volhouden te zeggen: Ik geloof in God de Vader, dan wie leeft uit het lijden van de Zoon. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij. Die woorden van Christus vormen de kern van zondag 9. Het intieme 'mijn God en mijn Vader' en het vaste vertrouwen op zijn zorg, ze steunen op slechts één fundament: om zijn Zoon Christus. En dat betekent: ons geloof in God de Vader draagt voor altijd de stigmata van de Zoon.

Alleen zo kunnen we met ons geloof in God de Vader, de almachtige, Schepper van hemel en aarde, ook midden in dit leven staan, en blijven staan. Want er mag allerlei moois in het leven zijn, 'het' leven is niet mooi. 'Dit moeitevol leven' noemt de catechismus het, met het realisme dat hem eigen is. Over littekens kunnen we meepraten, allemaal, en de meesten van ons ook nog wel over open wonden. Wie van ons is er zonder kleerscheuren van af gekomen? Beschadigd en gewond zijn we tenslotte allemaal. En dan heb ik het nog maar even niet over de grote gebeurtenissen van alledag, de dingen die de kranten halen. De ellende is de wereld bepaald niet uit. Midden in dat leven staan wij, met ons geloof in God de Vader. Dat geloof rust niet op wat wij zien (maar al te veel ellende) of op wat wij voelen (maar al te vaak pijn), maar uitsluitend op Jezus Christus en die gekruisigd. Zonder Hem weten we niet over Wie we het hebben als het over God de Vader gaat, zonder Hem weten we ook niet wat we aan God de Vader hebben. Laten we zo vanmiddag met elkaar stilstaan bij zondag 9. Het thema is:


Ons geloof in God de Vader draagt de littekens van de Zoon. Want

1. alleen door Hem is Hij onze Vader,

2. alleen door Hem is Hij onze Vader.


1. Alleen door Christus is God de Vader onze Vader. Dat is het eerste punt en ook het belangrijkste. Want niets is minder natuurlijk en vanzelfsprekend dan dat God de Vader onze Vader is. Dat zien we meteen als we de belijdenis van ons geloof in God de Vader, de almachtige, Schepper van hemel en aarde, niet bewaren voor de mooie momenten en de stille ogenblikken in ons bestaan, maar er midden in het leven van vandaag mee gaan staan. Want met die woorden zeggen wij dat wij horen bij die God die hemel en aarde en al wat er in is uit niets heeft geschapen. En als refrein klinkt het in Genesis 1: en God zag hoe goed het was. En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed (Gn1,31). Maar die belijdenis van de Vader die volmaakt is (Mt5,48) en die alle dingen goed schiep, ze staat in schril contrast met ons gevallen heden. Wat een afstand is er tussen de goede schepping van toen en ons verloren bestaan van vandaag! Wie midden in het leven van nu zijn geloof belijdt in God, de Schepper, die staat tegelijk oog in oog met de val en de vloek en de chaos en de afbraak.

Daar, in dat grote, tegenstrijdige, chaotische leven hoort die belijdenis thuis. Ons geloof in God de Vader, de goede Schepper en almachtige Onderhouder, dwingt ons niet om onze ogen te sluiten voor de wereld waar wij in wonen en ons als christenen terug te trekken op een romantische verheerlijking van de stille pracht van de schepping. Wij hoeven de jaarlijkse World Press Photo niet weg te plakken achter een ansichtkaart-met-bijbeltekst in pasteltinten. Het christelijk geloof kan de werkelijkheid aan zoals ze is. En dat is niet de werkelijkheid van Genesis 1, maar de werkelijkheid van al die bijbelhoofdstukken daarna. De schepping is niet goed. Zij is goed geweest. Zij is nu hoogstens ook goed. Er zit een diepe dubbelzinnigheid in de werkelijkheid. Er is goed en kwaad in de natuur, in de geschiedenis, in ons mensen zelf. Wie zijn geloof in God de Schepper op de werkelijkheid alleen wil funderen heeft minstens evenveel reden om zijn geloof te verliezen als om het te behouden.


Want de natuur is prachtig. Hoe kunnen we niet genieten van de prachtige herfstdagen van de afgelopen week. Maar de natuur is ook ontzettend en vernietigend, wreed en sadistisch. En minstens zo dubbelzinnig is de geschiedenis. Er is vooruitgang, er is winst die niemand kwijt wil. Maar er is ook een lange misdadencatalogus, waar dagelijks nieuwe nummers aan worden toegevoegd. De wreedheid van de natuur, waarin bijvoorbeeld de larvan van bepaalde sluipwespen de rups waarin ze als eitje zijn gelegd van binnenuit opeten, waarbij ze er zorgvuldig op toezien dat hun gastheer tot het einde toe in leven blijft, wordt alleen overtroffen door de wreedheid van mensen, waarvan ik u de voorbeelden maar zal besparen. Het jaarverslag van Amnesty International somt ze jaarlijks voor ons op. De nieuwsberichten brengen ze bijna dagelijks in onze huiskamers.

Midden in deze werkelijkheid, waar wij zelf deel aan hebben - want wij zijn zelf ook slecht - belijden wij ons geloof in God de Vader, de Schepper. Wij durven te zeggen dat wij bij de goede Schepper horen, dat Hij onze Vader is en wij zijn kinderen. Wij durven te genieten van het goede, zonder onze ogen te sluiten voor het kwaad. Wij durven als mismaakte mensen een volmaakte nieuwe wereld te verwachten, zonder onze kapotte wereld in de steek te laten. Dat is een totaal onvanzelfsprekend geloof. Zo, tegenover val en vloek, geloven in de goede Schepper die van ons, gevallen en gevloekte mensen toch de Vader wil zijn, dat kan alleen als we tegelijk het oog gericht houden op het kruis. We mogen onze ogen niet sluiten voor de werkelijkheid, want juist midden in die werkelijkheid heeft de Vader ons in Christus opgezocht. Alleen als we heel dicht bij het kruis van Christus blijven kunnen we met diepe vreugde ons geloof in de Vader belijden.


Zonder de verzoening in Christus hebben wij niets aan het geloof in de Schepper. Wat levert het ons op onder de indruk te raken van de indrukwekkende samenhang van het heelal als we ons er verloren en schuldig in voelen? Van de schoonheid in de natuur kunnen we pas genieten als we ons er met recht thuis kunnen voelen. Zonder dat Christus ons leert wie de Vader is, hebben wij niets aan het geloof in de Onderhouder van de geschiedenis. In heel de dubbelzinnige en tegenstrijdige werkelijkheid kunnen wij ons pas redden als Christus ons heeft leren onderscheiden tussen goed en kwaad en kunnen wij pas overleven als Hij ons daarbij helpt. Wanneer wij toch, ieder voor onszelf, zeggen: ik geloof in God de Vader, de almachtige, Schepper van hemel en aarde, als mijn God en mijn Vader, dan kunnen wij dat dankzij het wonder van de verzoening in Christus. Paulus noemt dit met nadruk een mysterie, een geheimenis, een wonderlijk iets waarvoor je wel God zelf moet zijn om het te verzinnen. Dat wij tot God kunnen zeggen: Onze Vader die in de hemel woont, dat rust op Christus' plaatsvervangend lijden voor ons. De zondagen 2-7 zijn hier volop aan de orde; ze zitten als het ware samengebald in die vier woordjes: om zijn Zoon Christus. Zoals gezegd, de vijf littekens van Christus vormen de enige basis voor de belijdenis van ons geloof in God de Vader.

Hij is de eeuwige Vader van onze Heer Jezus Christus, die zelf de opdracht tot dat grote werk van de verzoening heeft gegeven. Hij is de God die daarin volmaakt is dat Hij zijn liefde en zorg doet uitgaan tot bozen en goeden - en dat niet vrijblijvend, maar met een bepaalde bedoeling. Wij hebben, als zondige, kapotte, mismaakte mensen niet te maken met een volmaakte God, die ons er als zodanig alleen maar telkens weer aan herinnert dat wij, als die zondige, kapotte en mismaakte mensen die we zijn, toch echt goed geschapen zijn. Dat zou slechts zout in onze open wonden betekenen en een openscheuren van ieder litteken dat we in de strijd van het leven hebben opgelopen. Nee, wij hebben te maken met de eeuwige Vader van onze Heer, Jezus Christus, die bozen en goeden, rechtvaardigen en onrechtvaardigen leven en levensmogelijkheden geeft, met de bedoeling dat wij onze toevlucht zouden zoeken in de lichtkring onder het kruis. Daar is zijn volmaakte Zoon voor ons, mismaakte mensen, gebroken. Hij is tot in eeuwigheid het Lam dat staat als geslacht. Zijn littekens blijven tot in eeuwigheid om onze wonden volmaakt te genezen en onze littekens weg te nemen. Alleen zo is de herinnering aan de volmaaktheid van het begin - Wij geloven in God de Vader, de almachtige, Schepper van hemel en aarde - midden in de mismaaktheid van het heden een belofte van de volmaaktheid die komt: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde, ze zullen uit het kruishout gesneden zijn.


2. We komen bij het tweede: Alleen door Christus is God de Vader onze Vader. Is God om zijn Zoon Christus onze God en Vader, dan mogen we ons ook in Christus aan Hem als onze Vader toevertrouwen. Ook dat vertrouwen op Hem als onze Vader doen we midden in het leven van nu, en oog in oog met de val en de vloek en de chaos en de afbraak, ook in ons eigen leven. In het dubbelzinnige heden van het grote, tegenstrijdige en chaotische leven heeft ook dit vertrouwen zijn plaats. God neemt ons niet uit het leven weg als christenen. Maar juist midden in het leven van hier voorziet Hij ons van alles wat we nodig hebben voor lichaam en ziel. Hij houdt niet alle kwaad bij ons vandaan - dit moeitevol leven -, maar Hij laat het - als kwaad - meewerken ten goede.


Dat zijn woorden. En we weten allemaal, de één beter en scherper dan de ander, hoe moeilijk het kan zijn ze in ons eigen leven uit te spreken als we midden in de moeiten zitten. Dat God ons zal voorzien van alles wat wij nodig hebben is gemakkelijk gezegd als het ons goed gaat. Dat Hij het kwaad voor ons doet meewerken ten goede, dat kunnen we vaak wel zeggen als we terugkijken op moeilijke periodes in ons leven. Maar als alles je zeer doet aan je lichaam, of ieder woord je raakt in je ziel, dan te vertrouwen en je met al die pijn toe te vertrouwen aan de zorg van God, dat is niet niks. Toch is het mogelijk, toch heeft het vertrouwen op God juist ook in de moeite zijn plaats.

Dat is niet alleen omdat ellende zonder dat vertrouwen pas echt erg wordt. Wie zijn lichaam naar de knoppen ziet gaan en steeds meer deuren naar de toekomst zich ziet sluiten, en zich niet kan overgeven aan God de Vader, de Schepper, die leven geeft ook door de dood heen, die is er pas echt beroerd aan toe. Wie, juist in de afbraak, niet kan zeggen dat het lijden van het heden niet opweegt tegen de heerlijkheid van de toekomst, die sterft een ellendige dood. Maar dat het vertrouwen op God de Vader juist in de moeite zijn plaats heeft dat heeft in de eerste en laatste plaats te maken daarmee dat het zijn grond vindt in het lijden en de opstanding van Christus. Ons vertrouwen in God rust op het lijden van zijn Zoon voor ons; daarom kan het ons eigen lijden aan. Juist hier moeten we beseffen dat ons geloof in God de Vader de littekens van de Zoon draagt. Ons vertrouwen op Gods zorg moeten we aan Christus vastleggen: Hoe zal Hij die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? vraagt Paulus, en hij besluit dat tekstgedeelte in Romeinen 8 niet voor niets met de verzekering dat niets ter wereld ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus, onze Heer.


Er zijn hier diepe vragen, als het gaat over het lijden van Gods kinderen of het lijden van onschuldigen in het algemeen. We zullen daar volgende week nog wel op terugkomen. Maar dit mag voor ons vast staan, dat wij alle reden hebben ons leven, met alle moeite en zorg incluis, toe te vertrouwen aan God de Vader, juist omdat Hij onze Vader is om zijn Zoon Christus. We kunnen er op vertrouwen dat Hij werkelijk weet wat wij nodig hebben. Niet alleen omdat Hij de Schepper is - ook dat - maar vooral ook omdat Hij ons eerst zijn eigen Zoon gegeven heeft. Hij zal ons vervolgens echt niet verloren laten gaan, maar integendeel alle dingen schenken.

Dat geeft ook de kleur van dat vertrouwen aan. In Christus heeft God ons immers opgezocht in ons verloren bestaan - dat bestaan dat Hij ons goed had gegeven. Dat wij dat goede bestaan verloren hebben, is niet Gods schuld, maar de onze. De schepping was goed, totdat de breuk van de zonde er in kwam, van onze zonde. Om een eisend vertrouwen zal het dus niet kunnen gaan. Niet wij maken uit wat wij voor lichaam en ziel nodig hebben, maar God. Het zal om een geduldig vertrouwen moeten gaan, dat met open ogen in de wereld staat. Geduldig, want wie oog heeft voor het geduld dat God voor ons heeft opgebracht, wie oog heeft voor de moeite die wij Hem hebben gekost, wie oog heeft voor het wonder dat Hij ons, toen wij nog zondaren waren, in Christus heeft opgezocht en met zichzelf verzoend, die zal, als kind van deze Vader ook zelf geduld kunnen opbrengen, moeite kunnen doen voor anderen, lijden kunnen doorstaan van anderen. Pas wie zijn vijanden liefheeft en bidt voor wie hem vervolgen die heeft werkelijk begrepen wat het wonder van zijn kindschap van God te betekenen heeft. Zijn geloof in God de Vader en zijn vertrouwen op zijn zorg draagt dan ook inderdaad de littekens van de grote Zoon van deze Vader, die aan het kruis voor zijn moordenaars gebeden heeft: Vader, vergeef het hun. Een knecht is niet meer dan zijn meester.

Geduldig vertrouwen, maar dan ook geduldig vertrouwen. Inderdaad, wij staan met ons geloof in de Vader werkelijk midden in de wereld, een wereld die nog steeds prachtig kan zijn, ons diepe vreugde en genot kan geven, maar een wereld ook die vaak genoeg pijn doet, omdat er zegen en vloek, bozen en goeden, rechtvaardigen en onrechtvaardigen in wonen. Maar midden in die wereld verwachten wij het goede van God, de Vader, die alles goed heeft gemaakt, en die nog steeds alle goede dingen geeft, we krijgen ze stuk voor stuk van Hem. Midden in die wereld verwachten wij ook de kracht en het uithoudingsvermogen van God, de Vader, die ons met goddelijke kracht en uithoudingsvermogen heeft opgezocht in zijn Zoon. En nog meer mensen zoekt Hij. Hij laat er zijn zon dagelijks voor opgaan en schenkt er permanent zijn verzorging voor. Totdat de tijd van het zoeken voorbij is en de aarde van alle goddelozen rein zal worden. Zo waar als er nu een Lam in de hemel staat als geslacht, zo waar is, midden in de mismaaktheid van het heden de belofte van de volmaaktheid die komt: Zie, Ik maak alle dingen nieuw.


De goede wereld van de Schepper is nu een gevallen wereld. Maar omdat die Schepper de eeuwige Vader van onze Heer, Jezus Christus is, staat er midden in die gevallen wereld een kruis. Wie daar zijn toevlucht zoekt die heeft recht en reden om met vreugde te belijden: Ik geloof in God, de Vader, de almachtige, Schepper van de hemel en de aarde. Want Hij die alles goed heeft gemaakt, wie niets uit de hand gelopen is, maar die het goede is blijven geven en zal blijven geven, Hij die alle dingen nieuw maakt, Hij is onze Vader om Christus, zijn Zoon. Niemand komt tot de Vader, dan door Hem. Maar door Hem dan ook werkelijk, tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.


<<<