Heidelbergse Catechismus, zondag 9

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 99,1-2
Psalm 99,3-4
lezen Hebreeën 11:1-16
Psalm 48,3
Zondag 9
Gezang 31
Psalm 98

Loenen-Abcoude 26/04/98

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Kent u dat gevoel, dat zomaar boven komen kan bij het zien van een indrukwekkend stuk natuur, dat gevoel van: wij zijn hier maar even, maar dit blijft? Aan het strand, in de bergen, bij het wandelen in oude bossen, als je omhoog kijkt naar de sterrenhemel met zijn talloze lichtjaren, of gewoon als je hier vlakbij door de polders fietst, is daar zomaar dat besef van de imponerende stabiliteit van onze wereld: dit is blijvend, oud, oeroud, van lang voordat wij onze eerste levenskreet gaven, en bestemd om nog even lang te blijven. Wat niet blijft, dat zijn wij, en dat is zo'n beetje alles wat mensen maken en doen. Als we ons al zorgen maken over de toekomst, of er ook voor onze achterkleinkinderen nog een plek onder de zon zal zijn, dan heeft dat niet met de schepping te maken, maar met ons, met wat wij mensen allemaal wel niet aanrichten op aarde. Maar in principe is de schepping voor ons besef heel sterk 'dat wat blijft'.

Dat hebben we gemeenschappelijk met vele mensen om ons heen. Maar als gelovige christenen verbinden we het bijna automatisch met God. Hij heeft dit alles gemaakt. En Hij heeft het goed gemaakt, zó goed, dat de wereld ons in principe vaste grond onder de voeten geeft, een bodem die stabiel is en blijft. Eens, bij het begin van alles, schiep God de hemel en de aarde. Sindsdien loopt onze aardbol netjes haar rondjes, dag in dag uit. En ze wordt geacht dat te blijven doen. Die gedachte zit zó immens diep, dat het voor ons moeilijk voor te stellen is dat eens op de jongste dag deze aarde zou vergaan. Gelukkig leveren knappe theologen ons een oplossing: het zal dan alleen maar om een schoonbranden van onze door zonde en kwaad vervuilde aardkloot gaan. De schepping is wat blijft, wat stabiel is bij al onze mensenverandering. Gelukkig maar.

Van hieruit lezen we haast vanzelf ook zondag 9. En het lijkt allemaal nog te passen ook. Gaat het niet over een in stand houden en regeren van hemel en aarde, met al wat erin is? Gaat het ook niet om Gods dagelijkse zorg voor ons, zijn voorzien in alles wat ik 'dag in dag uit' nodig heb? En is dat ergens niet net zo iets als de stroomvoorziening in onze weldoortimmerde huizen? Dankzij de bijbel en ons christelijk geloof weten wij, dat het grote elektriciteitsbedrijf van deze wereld in de hemel staat. Daarom kunnen wij ook netjes de rekeningen betalen (God danken voor zijn zorg), terwijl om ons heen allerlei heidenen de nota's ongeopend in de prullenbak gooien. Dat is op z'n minst niet netjes. Het valt dan ook te verwachten dat op de jongste dag het hemels incasso-bureau veel werk zal hebben.


Ik zeg het expres wat raillerend, niet om met God te spotten, maar om iets van ons zelf naar voren te halen. Want is het niet zo, dat ook voor ons, ons geloof in God de Vader vooral een besef is dat op de achtergrond van ons leven een plaats heeft. Iets heel statisch, ja ergens toch heel goed vergelijkbaar met de aandacht die we hier aan de REMU geven? Kijk, eens in de maand komen de rekeningen, en soms krijg je ook nog eens wat terug, maar verder rekenen we er op dat het licht aan gaat als we het knopje om duwen, en herinneren we ons pas dat wij hier onze stroom van de REMU krijgen als het licht uitvalt. Zoals de stroomvoorziening continu moet zijn, zo moet ook Gods zorg voor ons continu zijn. Verder zeggen we netjes iedere dag met meer of minder woorden 'Here dank u voor dit eten om Jezus wil amen', en vragen we ons meestal niet af of de Here God misschien ook meer of andere bedoelingen met zijn gaven had dan dat wij ze rustig en beschaafd zouden opeten.

Daarom is het goed dat wij vanmorgen eens stil staan bij zondag 9, om nu wat preciezer te kijken wat er eigenlijk wel niet staat. Zoals ik bij deze serie al vaker naar voren heb gehaald, moeten we letten op de kleine woordjes, op wat er, je zou bijna zeggen verstopt zit in zo'n stukje Catechismus. Als we deze zondag eens tegen het licht van de bijbel houden, zullen we zien dat er een verbluffende dynamiek in opgesloten zit. Het blijkt te gaan niet maar over een God van wie wij meer van hetzelfde te verwachten hebben, maar over de levende God, die vol verrassingen is, vol leven en beweging. U zult zien, naarmate we daar meer oog voor krijgen begrijpen we ook meer van dat opvallende Hebreeën 11. Daar wordt tenslotte heel ons geloof samengetrokken in hoop en verwachting. Geloven is daar heel duidelijk zeker zijn van de dingen waarop je hoopt en ervan overtuigd zijn dat wat je nog niet ziet, toch komt.


Het kleine woordje waar het me nu eerst eens even om gaat, is het woordje 'raad'. De eeuwige Vader van onze Heer, Jezus Christus, houdt de schepping in stand en regeert haar door zijn eeuwige raad en voorzienigheid. Gods raad. Dat is echt typisch zo'n woordje waar we ons zomaar op verkijken. In principe is het gewoon een ouderwets woord voor 'plan', 'voornemen'. Gods raad is dan het plan dat Hij heeft gemaakt voor alles wat er op aarde gebeuren zou. Nou, zoiets kun je heel statisch opvatten, heel griezelig ook. Dan wordt het zoiets als dat God al lang van tevoren, vóór de schepping al, alles wat gebeuren zal heeft vastgelegd in een soort mega-ingewikkeld computerprogramma. Toen heeft hij op de start-knop gedrukt en nu draait het verder vanzelf. Maar dat is helemaal de bedoeling niet. Dat soort griezeligheden kent de bijbel niet. Het gaat juist om iets heel anders.

Als we dat 'door zijn eeuwige raad' nu eens heel direct, op het eerste gezicht nemen, dan betekent het: met alles wat er is, en met alles wat er gebeurt, heeft God een plan. Het is er maar niet zomaar, en niet voor niets, nee, God bedoelt er iets mee, Hij wil er iets mee. En daar hoort ook bij: God wil er iets mee zeggen, Hij drukt er iets in uit. Maar, in ieder geval, God heeft een plan met wat er is en wat er gebeurt. Zodra dat een beetje tot ons doordringt komt ook het besef boven: maar dan kan het er niet om gaan dat de schepping waarin wij leven blijft wat ze is, en dan kan het er ook niet om gaan dat God óns in leven houdt om ons te laten blijven wat we zijn. God heeft een plan: Hij wil er iets mee, Hij wil iets met ons. Met dat we dat zien, zien we vanzelf beweging komen in de werkelijkheid om ons heen, en komt de roeping op ons af om daarin mee te gaan, mee te werken.

Gods raad, dat is juist het tegendeel van alles vast- en stilleggen. Dat wordt nog sterker als we in de bijbel gaan kijken naar hoe Gods raad ter sprake komt. Dan blijkt het ook meer te zijn dan een 'plan'. We lezen telkens over een hemelse beraadslaging, een overleg in de hemel. Denk maar aan het begin van het boek Job, of aan wat de profeet Micha aan koning Achab van Israël vertelt. We krijgen een blik in de hemel en zien daar de Here God overleggen met zijn engelen, zijn raadgevers. Ze hebben het over wat er op aarde gebeurt en moet gebeuren. Er wordt gewikt en gewogen en een besluit genomen: zo gaan we het doen, zo zullen we het aanpakken. Dat besluit wordt met zoveel woorden uitgesproken en zoals het gezegd is gebeurt het ook.

Misschien voelt u het al: hier mag u gerust aan denken, zodra het er in de bijbel over gaat dat alle dingen door het woord geworden zijn. Het beeld is dan: na een levendige beraadslaging valt een besluit, dat besluit wordt uitgesproken en zo gebeurt het. Dan zegt God: er zij licht, en het is licht. En zo voort, de hele schepping. En laten we dan bedenken: alles is er dus niet zomaar, om te blijven of zo. Achter alles zit een weloverwogen plan van God. Hij wil er iets mee. Hij brengt er leven in, beweging en ontwikkeling. En Hij blijft er bij betrokken, in levendig overleg.


Ja, en dan kijken we in Hebreeën 11, en dan zien we dat daar zomaar staat, dat wij door het geloof verstaan, dat de wereld door het woord van God tot stand gebracht is, en dat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. De wereld is niet maar een statisch draaiende machine, waarin steeds maar uit waarneembare grondstoffen zichtbare dingen te voorschijn komen. Er zit een weloverwogen woord van God achter, een uitgesproken plan, een bedoeling, en dus dynamiek, leven, ontwikkeling. De schepping is niet zomaar een rustige achtergrond achter ons leven. Ze is niet maar iets dat 'blijft'. God blijft, blijft bezig en blijft betrokken. En als dus de wereld voor ons besef 'blijft', blijft bestaan, in stand gehouden wordt, is dat niet zomaar iets, iets dat alleen maar zegt dat God groot en machtig is, nee, dan zit daar een bedoeling achter. En de bijbel spreekt ook over die bedoeling. Dan gaat het over Gods geduld, over dat Hij wil dat mensen tot bekering komen, dat ze Hem zoeken die hun leven en alle goeds gegeven heeft, dat het nu nog de tijd van de genade is.

Nou, als we nu vanuit dit kleine woordje 'raad' nog eens rondkijken in zondag 9, dan zien we dat die beweging en ontwikkeling op meer plaatsen opduikt. Het gaat niet alleen over 'in stand houden', maar ook over 'regeren', en regeren heeft met stuurmanskunst, met leiding geven te maken: wie regeert is ergens heen op weg, niet per ongeluk, maar bewust en weloverwogen. Achter regeren zit altijd overleg, beraadslaging. En wie zegt er eigenlijk dat Gods voorzien van alles wat wij nodig hebben hetzelfde is als het ons geven van 'dagelijks brood', dag in dag uit ons levensonderhoud? Je zou zo zeggen: dat hangt er maar net van af wat God met ons van plan is. Voor Job betekende Gods raad heel concreet dat alle grond onder zijn bestaan werd weggeslagen, dat hij helemaal alleen op God zelf werd teruggeworpen. Het dagelijks feestmaal werd vervangen door het dagelijks krabben op de vuilnisbelt.

Nee, ons geloof in God de Vader is niet het geloof aan een statische God, die op de achtergrond voor alles zorgt. Wij geloven in de levende God, in de God die 'altijd werkt', die met alles een plan heeft en er bezig mee is. Oog in oog met die God, de Vader van onze Heer, die 'altijd werkt', zou het wel vreemd zijn als wij niet verder kwamen dan een meer of minder omschreven 'Here dank U voor dit eten amen'. Bij God de Vader, de Almachtige, de Schepper, hoort niet alleen een 'Heer, wij danken U', maar ook een 'Heer, wat wilt U dat wij met uw gaven doen?'. Wat wij nodig hebben voor lichaam en ziel, dat is maar niet dat wat wij nodig hebben om in leven te blijven. Het is dat wat wij nodig hebben om te kunnen doen wat God van ons wil. En soms wil God vreemde dingen van mensen.

Kijk zo nog maar eens naar Hebreeën 11. Natuurlijk, God heeft Noach voorzien van alles wat hij nodig had om in leven te blijven. Maar dat betekende voor Noach heel concreet, dat hij in staat werd gesteld een ark te bouwen. Natuurlijk, God heeft Abraham rijk gezegend met geld en goed. Maar het was niet om een knus bestaan in Ur der Chaldeeën op te bouwen. God riep hem. Zijn plan met Abraham was dat hij een vreemdeling zou zijn. Bij alle mensen die Hebreeën 11 noemt staat het leven in het teken van een groot plan van God, een plan dat God hen voor een klein stukje verteld heeft: Hij heeft hun een en ander beloofd. Zó geloofden zij in God de Vader, de Almachtige, de Schepper. Niet als een statisch ondergrond onder hun bestaan, als een soort kalme elektriciteitsvoorziening, maar als de levende, werkende God, die met dezelfde kracht als nodig is voor de schepping van alles, bezig is zijn plannen te verwezenlijken en zijn doelen te bereiken. En daarom werd hun geloof een zeker zijn van dingen waar je op hoopt en een overtuigd zijn dat wat je nog niet ziet, toch komt.


Broeders en zusters, niet voor niets houdt de schrijver aan de Hebreeën ons deze gelovigen als voorbeelden voor. Ook wij weten maar een klein stuk van het plan van God met ons. Ook wij kunnen er mee worstelen om er achter te komen wat God van ons en met ons wil. En ik krijg daarbij wel eens het gevoel dat we dat nog veel te weinig doen ook. Tenslotte, is het niet zo, dat wij ons pas werkelijk gaan afvragen wat God met ons wil, als het ons eens heel hard tegen zit? Als onze wereld instort, komen de waarom en waartoe-vragen. Soms kun je dan wel eens denken: ja, God slaat me om me wakker te maken, om me er aan te herinneren dat ik juist ook als het me goed gaat me moet afvragen: wat wil God dat ik doe met zijn gaven? Heeft God ons niet allemaal gezegd dat zijn plan is deze hele wereld te vervangen door een beter vaderland, door de stad die Hij gebouwd heeft? En wat wil Hij dan van ons? Als God met zoveel woorden zegt dat Hij heel deze wereld nog in stand houdt om zoveel mogelijk mensen te roepen tot zijn heil, wat wil Hij dan met onze overvloed?


Goed, één vraag nog wil ik niet laten liggen: is dat plan van God met ons niet eigenlijk toch een heel enge, een heel onvoorspelbare zaak? Kan het ons niet net zo gaan als Job? Wie garandeert ons, dat onze wereld niet eens in zal storten? Nee, ik ga niet in op alle immense vragen rond het lijden van mensen, het kwaad dat ook goede mensen treft. Er moet ook nog wat voor zondag 10 blijven. Maar zondag 9 geeft ons op al die vragen een bepaald antwoord: nee, Gods plan met ons is niet een heel enge, een heel onvoorspelbare zaak. Hij is immers niet zomaar onze Vader in de hemel geworden. Hij is om zijn Zoon Christus mijn God en mijn Vader. Dát legt alles tenslotte vast. Als God in Christus van ons houdt en zó met ons omgaat, dan kan het er nooit op uitlopen dat Hij ons hier in ons leven kwelt of martelt. Dan kan het bij Gods plan voor ons nooit om een slecht plan, een boosaardig plan gaan. Integendeel, dan moet het tenslotte altijd gaan om een plan dat in het teken staat van redding en verlossing.

Nee, dat maakt alles niet gemakkelijk. Ook daarvoor wordt die lange lijst van gelovigen opgesomd in Hebreeën 11, om te laten zien hoe zij het, ondanks alles, toch volgehouden hebben. Het was voor Abraham niet fijn om weg te gaan bij zijn familie. Het was voor Sara niet fijn om kinderloos te zijn, lange, lange jaren. Maar zij geloofden in de Almachtige, in de Schepper van hemel en aarde, in de God die altijd werkt ten goede, en ze waren er van overtuigd, dat wat zij niet zagen, toch kwam. En het is gekomen, vaak heel verrassend en helemaal niet alledaags.

Laten we van hen leren, en werkelijk geloven in de levende God, in de God die werkt, de God die een plan heeft. Kijk dan nog maar eens rond, in de schepping en in je eigen leven. Wat blijft, waarom blijft het eigenlijk? Wat wil God er mee? Wat wil Hij van ons? Wat ons overkomt, wat zou Hij er ons mee willen leren? Als je zo kijkt, dan blijkt het plotseling heel dicht bij elkaar te liggen: ons geloof in God de Vader, de Schepper van hemel en aarde, en ons gebed: Onze Vader, die in de hemel woont, uw naam worde geheiligd, uw koninkrijk kome, uw wil geschiede op aarde, zo als in de hemel. En als we daar zijn, bij dat gebed, nou, dan komt ook verder alles wel goed. Amen.


<<<