Heidelbergse Catechismus, zondag 10

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 4,2.3
lezen Exodus 16
Psalm 78,5-7
zondag 10
Gezang 3
Liedboek gezang 409,1.4.5

Loenen-Abcoude 11/11/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Zo, daar hebben wij wel vragen bij, nietwaar, bij zondag 10? Moeilijk, moeilijk; moeilijke woorden, zware gedachten, kritische gedachten ook: maar waarom dan dit, waarom dat? Het lijkt daarbij net alsof al die vragen door zondag 10 zelf nog eens extra opgeroepen worden: lang en breedvoerig, na een toch al lange en breedvoerige zondag 9. Dat is eigenlijk best opvallend. Wij zouden zo uitvoerig niet zijn. Het hoeft ook niet persé. Uiteindelijk betekent Gods voorzienigheid voor ons zo ongeveer dat de Here Jezus voor ons zorgt op onze weg naar zijn rijk. Dat is heel eenvoudig. Scheelt in ieder geval nogal wat moeilijke woorden.

Als de catechismus zo uitvoerig wordt kun je er over het algemeen van uitgaan dat er iets aan de orde is dat in die tijd erg belangrijk was. Het bekendste voorbeeld: al die zondagen over doop en avondmaal staan in de catechismus omdat er over doop en avondmaal toen heftig gediscussieerd werd. Iets dergelijks is hier ook aan de hand. Ook over de gang van het leven werd in die tijd stevig gediscussieerd. Er waren mensen genoeg die zeiden: alles overkomt ons bij toeval, en daarom moeten we in tegenspoed flegmatisch, berustend, mogen we in voorspoed trots en genietend en moeten we voor de toekomst vooral moedig zijn.

Toch is dat bij deze zondag niet het belangrijkste. De mensen die in 1563 zeiden dat alles bij toeval kwam waren nog uitzonderingen, intellectuele types die teveel oude boeken gelezen hadden. Veel belangrijker is hier, dat de meeste mensen in die tijd het ronduit moeilijk hadden. Het was geen goede tijd, geen tijd van voorspoed, maar een tijd van onrust, van armoede, van oorlogen, van onvruchtbaarheid, van verschrikkelijke ziekten, van pijn. Waar mensen aan gewend waren en op ingesteld waren, was een hard leven. Wat om zo te zeggen normaal was, was geen voorspoed, maar tegenspoed. Niet voor niets dat antwoord 28 met die tegenspoed begint en als het over de toekomst gaat voornamelijk aan dreiging denkt: dat er schepselen ons van Gods liefde zouden kunnen scheiden.

In zo'n situatie klinkt zondag 10 heel anders. Dat er iets groeit, dat het regent, dat er vruchtbaarheid is, te eten, gezondheid, dat er zelfs rijkdom is, dat is maar geen mazzel: het komt van God. En al die andere dingen, die zware dingen, daarin laat God ons maar niet stikken, nee Hij is er bij en vertrouwt ze ons met vaderlijke zorgvuldigheid toe. Zondag 10 wil een bemoedigende zondag zijn, juist voor mensen die het zwaar hebben. Vandaar die uitvoerigheid hier.


Als die uitvoerige zondag nu bij ons allerlei vragen oproept, is het de moeite waard om jezelf eens de vraag te stellen of dat er misschien iets mee te maken heeft dat wij het zo zwaar níet hebben, dat wij verwend zijn. Voor ons is het om zo te zeggen normaal dat er voorspoed is. En als het ons eens tegenzit gaan we vragen stellen. In tegenspoed worden wij zomaar opstandig, in voorspoed vergeten we te danken en voor de toekomst rekenen we er op dat het toch nog wel wat beter zal gaan. Gods voorzienigheid betekent dan zomaar dat God ervoor moet zorgen dat wij het goed hebben en goed blijven hebben, en wat daaraan ontbreekt, dat is zijn schuld. Daarin schiet God dan tekort. Eigenlijk.

Veel belangrijker dan al die vragen die bij ons boven kunnen komen bij deze zondag vind ik dan ook dat we eens opnieuw kritisch naar onszelf leren kijken en ons afvragen met wat voor houding wij eigenlijk in het leven staan. Als wij overvloed hebben, dan is dat niet vanzelfsprekend en normaal. Het is iets dat God ons gegeven heeft, waarmee Hij ons iets wil leren. Je zou in antwoord 28 kunnen toevoegen: om in alle overvloed bescheiden te zijn. Dat wil ik vanmiddag eens wat verder uitwerken via Exodus 16.


Exodus 16 gaat ook over overvloed. De woestijntocht viel de Israëlieten tegen. Ze kregen honger en beklaagden zich daarover bij Mozes. God reageert: Hij gaat het voor Israël brood uit de hemel laten regenen. Tegenover het gebrek geeft de Here overvloed: het regent brood. En daar wil de Here iets mee: vers 4: Hij wil zien of Israël al dan niet wandelt naar zijn wet, Hij wil zien of Israël zo op Hem vertrouwt dat het volk naar Hem luistert als Hij iets zegt. Het sleutelwoord is hier vertrouwen, leven in afhankelijkheid.

Want voedsel, eten, voorspoed, dat is voor de Here nooit een probleem. Hij geeft eten in overvloed, vlees om de buik rond te eten, en vanaf de volgende dag iedere morgen brood. Daar draait Hij zijn hand niet voor om. Hij voedt de vogels en kleedt de bloemen, hoeveel te meer zijn volk? Maar dat vertrouwen is het probleem. En daarom zet de Here hier zijn volk op rantsoen, midden in de overvloed. Hij laat het brood regenen, maar schrijft voor: iedere dag maar voor één dag verzamelen! Stel je maar voor: iedere morgen gratis boodschappen doen, maar: alleen voor die dag eten meenemen.

Ziet u hoe het hier om vertrouwen gaat? Zo moet je wel erop vertrouwen dat er morgen weer eten zal zijn, weer gratis winkelen, weer voor één dag, dus overmorgen weer, en zo voort. Dag in dag uit aangewezen op God voor wat je nodig hebt, midden in de overvloed. Dag in dag uit vertrouwen dat er weer genoeg zal zijn omdat God met je meegaat en voor je zorgt.


En de Here scherpt dat nog aan door de extra regel dat de Israëlieten van dit brood ook niet mogen bewaren tot de volgende dag. Juist omdat Hij iedere dag weer brood geeft, niet bewaren. Want dan toch iets bewaren betekent direct: ik vertrouw er niet op dat er morgen weer te eten zal zijn. En dat wantrouwen is het bederf in de verhouding met God. Dat blijkt: op Gods hemelbrood staat een strikte houdbaarheidsdatum: te gebruiken vóór morgen. Wie er toch iets van bewaart ontdekt dat het bedorven is, stinkend en vol maden. Als een spiegel: zo bedorven is ook dat wantrouwen tegenover God.

Wantrouwen is het bederf in de verhouding met God, maar vertrouwen blijkt houdbaar te maken. Kijk maar. Op de zesde dag ontdekken de Israëlieten tot hun stomme verbazing dat er twee keer zoveel manna om hun kamp ligt. Wat is dit? Wat wil de Here hiermee? Mozes geeft hun het antwoord van de Here: dit is inderdaad iets nieuws, iets wat jullie nog niet kennen: morgen is het een rustdag, een aan de Here gewijde dag-van-ophouden, bewaar nu rustig wat je voor morgen nodig hebt tot morgen. Het is hier de eerste keer dat de sabbatdag in de bijbel voorkomt. Het is hier nog niet de bekende dag van ophouden, maar de onbekende, de nieuwe dag van ophouden.

En tegelijk is het hier bij uitstek de dag van het vertrouwen. Na zes dagen ervaring met leven bij de dag gaat de Here een stap verder: je een dag helemaal aan Hem wijden en er op vertrouwen dat je voedsel houdbaar zal blijken. De Israëlieten die deze zevende dag toch voedsel gaan zoeken blijken dan ook juist in dat vertrouwen tekort te schieten: Hoelang leggen jullie mijn regels en richtlijnen nog naast je neer? Je voelt de pijn van het wantrouwen bij God: heb Ik nu nog niet voldoende laten zien dat Ik te vertrouwen ben?


Goed, nu terug naar ons. In alle overvloed bescheiden, zei ik. Want als er iets is dat we hier in Exodus 16 nog eens zien dan is het dat overvloed niet maar een vanzelfsprekend gegeven is. Het is iets dat God geeft en waar Hij iets mee wil. Hij stelt er Israël mee op de proef. Hij wil zien dat ze op Hem vertrouwen en dat dit vertrouwen blijkt in een werkelijk leven met Hem, in gehoorzaamheid omdat Hij te vertrouwen is. In overvloed zit een vraag van God aan ons: wat wil jij, waar gaat het jou om?

Neem maar weer even dat voorbeeld wat ik net gebruikte bij dat manna: je mag gratis winkelen, 's morgens vóór je naar je werk of naar school gaat. Hoe gaat dat bij ons? Nou ja, we kennen de beelden van die mensen die tien minuten gratis winkelen krijgen, of zo. Ze rennen de zaak door en gooien zoveel mogelijk dure dingen in een karretje. En het komt ons zomaar bekend voor. Het vergroot een houding uit die in ons allen zit: het gaat om ons, om dat wij aan onze trekken komen, vandaag, morgen, overmorgen. Ja, en die houding is nu juist de dood in de pot. Die houding zorgt voor verreweg de meeste vragen bij deze zondag. Daarom is het zo belangrijk dat wij ons eerst door God zijn vragen laten stellen vóór wij Hem onze vragen stellen.

Want uiteindelijk heeft onze situatie hier erg veel weg van wat in Exodus 16 beschreven wordt. Het regent brood, levensmogelijkheden in overvloed. Maar God heeft ook ons geboden: brood voor vandaag, en niet voor morgen. Neem uit de overvloed wat je per dag nodig hebt. Wat je meer pakt, wat je in wantrouwen bewaart of oppot, daar rust geen zegen op. Dat gaat rotten en stinken in je leven. Daar kom je aan vast te zitten. Daar raak je verslaafd aan.


Ik ga terug naar het begin van de preek. Natuurlijk kun je zo'n zondag 10 heel kort en eenvoudig weergeven: de Here Jezus zorgt voor ons op weg naar zijn rijk. En wat is het nodig dat zijn koninkrijk komt. Onze werkelijkheid is kapot en vernield en vol van vernieling en onttakeling. Het eilandje West-Europese voorspoed in een wereld vol tegenspoed is echt niet normaal of vanzelfsprekend. Als God ons dan hier toch die voorspoed geeft, die overvloed, dan zit daar direct de vraag in opgesloten: wat wil jij nu eigenlijk? Wil jij hier blijven, en alles voor jezelf pakken wat je hebben wilt of krijgen kunt? Of wil jij mee naar dat komende rijk? Wil je mee, nou, laat dat dan maar zien, toon dat maar door uit die overvloed voor jezelf alleen te nemen wat nodig is, vandaag. Wil je mee? Nou, laat dat dan maar zien door je eisende houding te laten varen en Jezus te volgen in zijn afhankelijkheid van God, iedere dag. Wil je mee? Wees dan in alle overvloed bescheiden.

Jezus zorgt voor ons op weg naar zijn rijk. Wat wil jij nu eigenlijk? Mee of niet? Die vraag gaat vóór al onze vragen. Laten we haar elkaar regelmatig stellen. Want tenslotte krijgen wij hier, van God uit gezien, elke dag weer gratis winkelen in zijn supermarkt. Vanzelfsprekend is dat niet. Kijk maar rond. Hij stelt ons er mee op de proef, Hij stelt ons ermee voor de keus. Voor wie in Jezus ziet hoezeer God te vertrouwen is, kan die keus tenslotte niet moeilijk zijn. Amen.


<<<