Heidelbergse Catechismus, zondag 11

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Psalm 84,1
Psalm 84,6
lezen Markus 2:13-17
Psalm 9,1.5-8
Zondag 11
Gezang 19,1.2
Gezang 19,3.4

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 138,1.2
lezen Marcus 2:13-17
Gezang 15
Gezang 4
Gezang 14

Loenen-Abcoude 23/01/94
Weesp-Nigtevecht 23/01/94
Rotterdam-C. 19/01/97
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Waar is een naam eigenlijk voor? Waarom hebben mensen namen? - In de zondagen 11, 12 en 13 gaat de Catechismus de namen langs waarmee onze Here Jezus in de Apostolische Geloofsbelijdenis genoemd wordt. Wij belijden Hem daar als Jezus Christus, Gods eniggeboren Zoon, onze Heer. Terecht gaat de Catechismus er van uit dat die namen ons iets zeggen over de Persoon die zo heet. Dat is regelmatig zo in de bijbel - overigens niet altijd, we moeten niet achter alle bijbelse namen een diepe betekenis zoeken - maar vaak geldt in de bijbel wel: je bent hoe je heet. Mensen worden, en vooral God wordt gekarakteriseerd door zijn naam. Wanneer we nadenken over de namen van God en van zijn Zoon, dan worden we een heel stuk wijzer over wie Hij is en wat Hij voor ons betekenen wil.

Dat is een goede zaak. Maar we moeten we oppassen dat we het daarbij niet laten. Dan zouden we het meest belangrijke van een naam kunnen vergeten: een naam is om te noemen. We denken deze weken na over een paar van de vele namen van de Here Jezus, maar we doen dat niet omdat dat interessant is, om ervoor te zorgen dat we recht in de leer blijven en meer niet, maar we doen dat om Hem des te bewuster te kunnen noemen, belijden: Jezus! U bent de Christus, de Zoon van de levende God! Heer!


Geloven in de Here Jezus kan niet zonder het noemen van zijn naam: Jezus, onze Heer, hoor ons, help ons, ontferm u over ons, wees ons nabij als onze Verlosser. De leer over Christus, alles wat we geloven over Hem, blijft een torso, onaf, onwerkelijk, wanneer zij niet vloeiend overgaat in het gebed, de lof en dankzegging tot Hem. De inhoud van de naam moet genoemd worden om werkelijk inhoud van de naam te zijn. De enige naam die ons gegeven is om behouden te worden moet aangeroepen worden om inderdaad behoud te geven. Jezus! Verlosser! Werkelijk geloven is omgaan met God, reageren op wat Hij zegt, luisteren naar de namen die Hij zichzelf geeft en Hem dan ook noemen bij die namen. Bijbellezen en bidden, ze horen bij elkaar. Pas in het gebed komt het ware geloof tot zijn recht. Laten we daarom vanmiddag bij zondag 11 stilstaan onder het thema:


God leert ons zijn Zoon Jezus, dat is Verlosser, noemen, want:

1. Verlosser wil Hij voor ons wezen,

2. Verlosser moet Hij voor ons zijn.


Jezus, Verlosser, door deze naam wordt de Persoon en het werk van de Here Jezus volstrekt getypeerd. Zijn eigennaam is tegelijk zijn meest eigen naam. Alle andere namen zijn daarmee vergeleken slechts achter-namen. De kleur en de diepte van deze naam worden echter pas goed zichtbaar voor ons als we hem horen klinken tegen de achtergrond van onze zondige werkelijkheid. Pas wanneer we onszelf hebben leren zien in de vrije val van zonde en dood, bij God vandaan, weg, de duisternis in, verloren in toenemende zonde, groeiende schuld en doorgaande verwoesting, komt de klank van de naam tot zijn recht. Tegen de achtergrond van duizenden jaren van verwachting van Gods belofte, als enig houvast in de chaos van het mensenbestaan klinkt de naam Jezus als de trompetstoot van de bevrijding: Hij is het! Ja, Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden. Wanneer God zo, door zijn engel aan Maria en Jozef de naam Jezus bekendmaakt, dan is dat het 'er zij licht!' van de herschepping. Licht schijne in het duister! Verlossing, redding, vergeving en genezing klinken mee in deze naam. In zonde gevallen en nog steeds maar door vallende mensen worden opgevangen door deze ene, wiens naam is: Jezus.

Iedere keer als we Hem noemen bij zijn naam mogen we ons dat te binnen brengen: Hij is ons komen redden van onze zonden. Het hele evangelie zit als het ware samengebald in die ene naam. En wat een ruimte geeft dat ons. Hoe diep wij ook vallen in zonde, Hij is altijd dieper gegaan en staat al klaar om ons op te vangen. Hoe ver wij ook van God vandaan dwalen, Hij is altijd verder bij God vandaan geweest, totaal verlaten voor ons, en wacht ons op en roept ons terug. Er is nooit 'geen weg terug' meer, omdat Hij ons komt ophalen, bevrijden, redden van ons kwaad. Wat wij ook hebben gedaan, gezegd of gedacht, hoe erg, vreselijk en weerzinwekkend ook, altijd mogen we roepen: Jezus! Verlosser, red mij! En we mogen er zeker van zijn dat we dat nooit tevergeefs roepen. En we hoeven nooit te denken dat we die verlossing niet waard zijn, want, zoals artikel 26 van de Geloofsbelijdenis zo ontroerend zegt: toen God Hem aan ons gaf wist Hij heel goed dat wij zondaars waren. Daarom moeten we trouwens niet denken dat het losweg of als krachtterm gebruiken van de naam Jezus minder erg is dan 'God verdoe mij' zeggen of zo. Integendeel, het is een vreselijke vloek. In deze naam heeft God zijn hart gelegd, zijn diepste woord gesproken. Wij hebben met de naam Jezus dus zeer eerbiedig om te gaan. Here Jezus, zeggen we meestal, of Christus Jezus. Want wie 'Jezus' zegt, die noemt het hart van God, zijn liefde tot ons, zondaren. Wie Hem Jezus noemt, moet Hem bewust zo noemen, dan noemt hij het hele evangelie in één woord, dan noemt hij de grote bron van vreugde: verlossing voor verlorenen, redding voor zondaars. Iedereen die de naam van de Heer aanroept, zal gered worden, want Jezus, Verlosser, wil Hij voor ons wezen. Jezus is een naam die bedoeld is om door zondaars gebruikt te worden.


Zo heeft Christus zelf dat woord van de engel voor ons uitgelegd: Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden, dat betekent: Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. En Hij heeft dat woord niet alleen in woorden uitgelegd, maar ook in daden, zoals we gelezen hebben. Tollenaars, hoeren en zondaars vormen zijn gezelschap. Hij zoekt hen op, roept hen tot zich, laat zich door hen noemen: Jezus! Verlosser. Tegelijk is duidelijk dat dit ergernis oproept. Wie geen zondaar wil zijn, kan niets met deze naam, hij moet zich ergeren aan 'deze Jezus'. Wie zichzelf overeind wil houden, wie zichzelf groot en sterk wil voordoen, die heeft geen dokter nodig, die verbijt de pijn en verdringt het schuldgevoel. Voor rechtvaardigen is Jezus niet gekomen, die redden zichzelf wel - denken ze. Jezus is een naam voor zondaars-gebruik.


Het is goed om daar nog even bij stil te staan. Wie de Zoon van God Jezus, dat is Verlosser noemt, die belijdt daarmee niet alleen iets van Hem, maar ook van zichzelf. Je kunt niet zeggen: Jezus is mijn Heer, dan door tegelijk te bedoelen: ik ben een zondaar, verloren in schuld. Ik kan mijzelf niet verbeteren, ik kan mijzelf niet rechtvaardigen, niet overeindhouden voor God en voor de naaste. Wie werkelijk de naam Jezus uitspreekt diskwalificeert zichzelf als een zondaar. Dat is het ergerniswekkende van deze naam. Dat is het ook waar wij op een iets andere manier vaak moeite mee hebben. De glans van de naam Jezus, Verlosser!, komt pas tot zijn recht tegen de achtergrond van onze zonden. En van dat onderwerp willen wij over het algemeen maar liefst zo snel mogelijk af. Wij willen best toegeven dat we gezondigd hebben en zondaars zijn, maar we hebben vaak meer last van de gevolgen van onze zonden, dan van die zonden zelf. Daarom verwachten wij van de Verlosser Jezus ook liever bevrijding van die zondegevolgen dan bevrijding van de zondeschuld zelf. Ja, en die bevrijding van de gevolgen van de zonde die blijft vaak uit. En als ons dan iets ergs overkomt, of als de gevolgen van ons kwaad niet meer overgaan in dit leven, dan zijn we teleurgesteld in Jezus, of boos op Hem. Dan moeten we ons weer te binnen brengen dat de naam Jezus bedoeld is om door zondaars gebruikt te worden en niet door rechtvaardigen. Dan moeten we weer leren wat het eerste is en het belangrijkste: dat de verlossing, dat het heil in de eerste plaats in de vergeving van onze zonden bestaat. Dat is het koninkrijk van God dat we eerst zoeken moeten, dan komt de rest vanzelf. Want Verlosser wil Hij voor ons wezen.

En die rest komt vanzelf in de omgang met onze Heiland: Verlosser moet Hij voor ons zijn. Jezus is een naam om te noemen. 'Hij zal zijn volk redden van hun zonden', 'Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te zoeken, maar zondaars', dat is een aanzoek, een liefdesverklaring, een keus, een oproep. De naam 'Jezus' is Gods liefdesverklaring voor ons, zondaren. Hij geeft ons die naam om te noemen, Hij geeft ons die Persoon met deze naam om aan te roepen, een leven lang. Hij spreekt in deze naam tot ons van hart tot hart. Is Jahwe de naam van Gods Persoon, Jezus is de naam van Gods hart. Gebruiken wij de naam Jezus, dan spreken wij tot Gods hart. Verlossing! Liefde! Zo wil God met ons omgaan, zo wil Hij dat wij Hem aanroepen: in de naam Jezus. Hij wil geen zakelijke verhoudingen met ons, maar hartelijke, een liefdesrelatie, een allesomvattende liefdesrelatie, want Hij is onze Verlosser, die héél ons leven verlost, ook als het gaat om welvaart en behoud.


Zakelijke verhoudingen, daar kun je er zoveel tegelijk van hebben. Je maakt afspraken met die en me die over dit en dat. Je zet gelden uit over verschillende personen en instellingen. Dat is geen punt. Dat hoort bij zakelijke verhoudingen. Maar bij zo'n allesomvattende liefdesverhouding kan dat niet. Tegen Jezus 'mijn Verlosser' zeggen en ondertussen zelf 'diefje met verlos' spelen met andere mensen en instanties, dat is net zo'n bedrog als tegen je vrouw 'mijn vrouw' zeggen en ondertussen er ook nog andere vrouwen op na houden. De Zoon van God 'Jezus' noemen en verder nooit of bijna nooit bidden en verder je eigen gang gaan is trouwens ook zo'n bedrog, het is als iemand je vriend noemen en hem verder in de steek laten. Goed, dat zijn dingen die we allemaal best weten. Het 'één van beide' van antwoord 30 is één van de bekendste stukje uit de catechismus. Tegelijk is het ook één van de moeilijkst in praktijk te brengen gedeelten van dit leerboekje. Het is de nieuwtestamentische variant van het eerste gebod: Ik ben Jahwe, uw God, die u uit het land Egypte uit het diensthuis geleid heb, u zult geen andere goden naast Mij hebben. Ik ben Jezus, uw Verlosser, die u van al uw zonden en ellende volkomen verlost heb, u zult geen andere verlossers naast Mij hebben.

Wanneer we ons afvragen hoe dat komt, dat we daar zoveel moeite mee hebben, dan komen we opnieuw uit bij dat punt, dat wij als zondaars minder met onze zonden, dan wel met de gevolgen daarvan in onze maag zitten. Het is niet voor niets zo dat in vraag 30 naast het woord 'behoud' ook het woord 'welvaart' opduikt. Net zo min als wij andere goden naast Jahwe nodig hebben voor onze zonden, hebben wij daarvoor andere verlossers naast Jezus nodig. Nee, wij willen dat ons leven prettiger zal worden, en we verwachten daarvoor het een en ander méér van onszelf of van anderen, dan van de Here Jezus. Voor onze ziel zorgt Hij uitstekend, maar we vinden dat Hij niet goed genoeg voor ons leven zorgt. Daarom zorgen we daar zelf wel voor. Dat begint al met het snoep dat je pikt van je moeder, omdat je vindt dat je er niet genoeg van krijgt. Het vindt zijn logisch vervolg in bijgewerkte aangiften en verzwegen inkomsten, in niet willen geven aan anderen, omdat je vindt dat je zelf niet genoeg hebt. Onze toekomst ná dit leven is bij de Here Jezus veilig, maar we vinden dat Hij ons voor onze toekomst hier teveel in het onzekere laat. Daarom nemen we voorzorgsmaatregelen en lezen stiekem horoscopen en toekomstvoorspellingen, ook al zeggen we dat we er niet aan geloven. Maar het is allemaal bedrog van onze enige Verlosser Jezus, en we weten het.

Willen we de kracht vinden om met dat bedrog te breken, dan is er één weg: dan moeten we ons concentreren op Hem, onze redder: Ik ben Jezus, uw Verlosser, Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. Dan moeten wij ons Gods aanzoek, Gods liefdesverklaring in de naam van zijn Zoon weer te binnen brengen. Dan moeten wij ons de inhoud herinneren van de naam die wij noemen. Wie in die naam Gods hart hoort noemen, die zal het vergaan als die man die een schat vond in een akker. Van blijdschap ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht die akker. Nu hij eenmaal die schat gezien had was het niet meer dan vanzelfsprekend dat hij alles verkocht wat hij had om die te kunnen verkrijgen. Zo vergaat het ons in het koninkrijk van God. Wie Gods liefde heeft gezien in zijn Zoon Jezus, in wie alles is dat voor ons behoud nodig is, die doet er alles voor om deze Verlosser zijn Verlosser te laten zijn. En mocht u die inhoud van de naam vergeten zijn en u schamen over het bedrog dat u gepleegd hebt tegenover uw enige Verlosser, aarzel dan niet om zijn naam toch te noemen, bewust en expres, bewust ook daarvan dat zijn naam bedoeld is om door zondaars gebruikt te worden, een leven lang.


Want hier ligt werkelijk het hele evangelie in één naam en de vrucht van het evangelie in het gebruik van die naam. God zelf leert ons deze naam noemen, bewust en weloverwogen: Jezus, want Verlosser wil Hij voor ons wezen, Verlosser moet Hij voor ons zijn. En dit is zo vast als de wereld: al wie de naam van de Heer aanroept, zal behouden worden. Amen.


<<<