Heidelbergse Catechismus, zondag 12

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 24,1.5
lezen Marcus 10:46-52
Liedboek gezang 147,1.4-6
Zondag 12
Psalm 2
Gezang 28,1
Liedboek gezang 448

Loenen-Abcoude 09/12/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Het is weer de tijd van de verlanglijstjes, van verlangens en verlangen. Het ene roodgeklede heerschap is nog niet weg of het andere komt, en wat je van Sinterklaas niet gekregen hebt, kun je aan de Kerstman nog eens vragen. Geven en krijgen, krijgen en geven, en daarom vooral veel moeten kopen - dat is zo ongeveer december in Nederland.

Nu we toch in die sfeer zijn wil ik die maar eens gebruiken bij zondag 12. Twee weken terug ging het over Jezus, onze verlosser. Nou, waar moet Hij u dan van verlossen? Wat wilt u aan Hem kwijt? Nu gaat het over Jezus Christus, Jezus de Gezalfde van God, over Jezus die geeft, deel geeft, uitdeelt. Nou, wat zou u van Hem willen krijgen? Nee, de Here Jezus is 'toch zeker Sinterklaas niet', en al helemaal de kerstman niet. Maar als je nu eens een verlanglijstje voor de Here Jezus zou schrijven, wat kwam daar dan op te staan?

Of, als iemand dat meer aanspreekt, als Hij eens bij je kwam staan, en niet alleen vroeg: jo, wat wil je dat Ik van je overneem, wat wil je aan Mij kwijt?, maar ook vroeg: jo, wat kan Ik voor je doen, wat mag Ik je geven? - wat zouden wij dan zeggen? 'Wat kan Ik voor u doen? Wat wilt u?', vroeg Jezus aan Bartimeüs. En die wist het wel: 'Weer zien, rabbi!' En wij, wat zouden wij zeggen?

Die vraag wil ik u vanmiddag meegeven, voor uzelf, voor jou zelf. Ik neem 'm ook zelf mee. Ook hier is het de moeite waard niet vaag te blijven voor jezelf. Dat kan zomaar. Je kunt blijven hangen in 'Heer, ik wil van U graag vergeving van m'n zonden', zonder dat je je nog realiseert wat je dan zegt, zonder dat je nog weet wat je dan bedoelt, over welke zonden het dan gaat, en welke consequenties dat heeft.


Het mag best even opvallen in dat bekende verhaal over Bartimeüs, dat de Here Jezus zelf doorvraagt. Bartimeüs had geroepen, de hele buurt bij elkaar geschreeuwd: Zoon van David, heb medelijden met me! En wij, die het verhaal kennen, denken dat we meteen weten waar het hem met al dat roepen om ging: kunnen zien, natuurlijk. Intussen zegt hij dat niet. Zijn roepen is vaag. Jezus had ook medelijden met Bartimeüs getoond als Hij hem geld had gegeven. Zijn woorden zijn de gewone woorden van de bedelaar: heb medelijden, een aalmoes, geef me iets moois.

Voor we het weten blijven wij ook zo vaag. Heer, Jezus, geef me iets moois, iets goeds, vergeving, verlossing, bescherming. Maar dat werkt zo bij Jezus Christus niet. Zoals Hij Bartimeüs laat roepen en Hem vraagt: wat wil jij?, zo roept Hij ons en vraagt ons: 'wat kan Ik voor jou doen? wat wil jij?'. En wat gaan wij dan zeggen? Wat schrijven wij boven aan ons verlanglijstje voor Hem?

Natuurlijk, dat kan geen verlanglijstje worden zoals bij Sinterklaas. Jezus is de Christus, de Messias, de Gezalfde, wat Hij geeft heeft met openbaring, met verlossing, met bescherming te doen, en niet zomaar met cadeautjes of wat je ook maar zou kunnen willen. Dat weten we allemaal best. We weten het zelfs zo goed dat we er al niet meer op rekenen dat we heel veel echt concrete dingen van Hem zouden kùnnen krijgen. Als we ons indenken dat Jezus zelf ons vraagt: wat kan Ik voor je doen, gaan we vanzelf op zoek naar geestelijke, vrome dingen, serieuze dingen, die met God te maken hebben en zo.

Dat is jammer. We zouden zomaar vergeten hoe het met Bartimeüs ging. Ik denk zo: het is maar goed voor die beste man geweest dat hij al onze ballast nog niet had. Wij zouden iets gezegd hebben als: Vergeving van onze zonden, rabbi! En je kunt er op rekenen dat Jezus dan gereageerd had met: maar jo, wil je dan niet kunnen zien? Een beetje gereformeerde begint dan een hele discussie, nietwaar? Iets als: ja Heer, maar mijn blindheid is een gevolg van de zonde, dus als U mijn zonden vergeeft, dan komt ook die blindheid wel. Maar ik verwacht niet dat we bij de echte Christus hiermee wegkomen. - Jo, wie heeft jou zulke abstracte praatjes geleerd? zal hij vragen, en verder gaan met: zeg wat je bedoelt: welke zonde bedoel je? wat heb jij gedaan dan? en wil je kunnen zien of niet?

Laten we van Bartimeüs leren dat het bij Jezus Christus niet maar om vrome, geestelijke dingen gaat, maar dat je juist heel direct moet noemen wat je van Hem zou willen krijgen. Jo, wat kan ik voor jou doen, wat wil je van Mij krijgen: Heer, dat m'n pijn te dragen is - Heer, dat ik wat blijer kan leven - Heer, dat ik m'n werk kan blijven doen - Heer, m'n eenzaamheid, het is zo stil - Heer, ik ben bang.

En dan weg met die gereformeerde scepsis. Open en eerlijk zeggen wat je bedoelt, wat je echt wilt. Hoe concreter je bent, des te preciezer kan Jezus de Christus blijken in je leven. Al die grote, vage dingen, die opgesloten zitten in van die grote, vage woorden, knip ze helemaal op in kleine dingen, echte dingen, concrete dingen. God houdt niet van vage praat en geeft geen vage antwoorden. Christus ook niet. Hoe vager wij blijven des te minder krijgen we.


Kijk es naar wat er in zondag 12 staat. Christus wil ons geven dat wij als profeten zijn naam belijden. Dat is mooi. Het is ook nog rijkelijk vaag. Meer een aanduiding. Maak het eens concreet. Christus vraagt jou: wat kan Ik jou geven? En je antwoordt: Heer, dat ik over U kan spreken, durf spreken. Reken maar op doorvragen: - zo, met wie zou jij dan over Mij willen spreken? en waarom? en wat is daar aan te durven? Als je daar verder over nadenkt, dan blijkt dat je deze vraag nog veel concreter kunt stellen. Jezus is de Christus, Hij is bij ons, ons leven lang. Dus als je dan op visite gaat bij een bekende, is Hij daar ook en vraagt jou: jo, wat kan Ik jou geven, vanavond? Dan kun je zeggen: Heer, dat ik rekening kan houden met haar eigen frustraties over kerk en geloof, dat ik me niet zo'n zorgen maak over hoe ik over kom, Heer, dat ik kan luisteren, Heer dat ik kan zeggen hoe blij ik met U ben.

En hoe verder je dat zo opsplitst, des te beter kun je ook zien of je vraag wel een echte vraag is. Wat wil je dat Ik je geven zal? - die vraag vaag beantwoorden is meestal een teken dat het je niet erg interesseert. Dat ik wat meer over m'n geloof kan spreken blijft een vage wens. Daar hoort meestal bij dat je ook niet veel werk maakt van wat je dan gelooft, van wat Jezus ons over onze verlossing heeft geopenbaard, van dat Hij heel concreet voor ons heeft willen leven en sterven en opstaan en wat dat voor jou betekent. Ja, en dan vind je ook de woorden niet. Nee, logisch. Maar als je de vraag uitsplitst en concreet maakt, ben je er meteen al mee aan het werk. - Heer, dat ik rekening kan houden met haar eigen frustraties over kerk en geloof, zo'n vraag laat je nadenken over die ander. Je staat al meteen goed voorgesorteerd. Nee, dan is nog succes niet verzekerd. Maar je kunt veel scherper zien, zien ook hoe concreet Jezus je dan antwoordt, jou geeft, jou deel geeft aan zijn zalving.


Net zo is het met dat tweede van zondag 12. Jo, wat kan Ik voor jou doen, wat mag ik je geven? Vul daar iets in als 'dat ik mijzelf aan U wijd, Heer', 'dat ik mijzelf als een levend dankoffer aan U offer, Heer', en je zult zien dat je op allerlei heel concrete dingen stuit in je leven. Weerstanden, zorgen, heel andere verlangens, wat jij doen en bereiken wilt, verleidingen, aanvechtingen. Als je dan die vraag niet helemaal uitsplitst en concreet maakt blijft het ook in je leven vaag en zwak en komt er weinig van terecht. Leef in dat besef dat Christus echt bij je is, je leven lang, en je steeds weer voor die vraag stelt: jo, wat wil je dat Ik jou geef? En geef dan telkens concreet het antwoord dat je wilt: - Heer, geef me dat ik nu niet boos wordt, niet ga schelden - Heer, geef me zin om dat saaie toch te doen - Heer, geef me kracht om dat voor hem over te hebben - Heer, geef me wijsheid goed te kiezen hier.

Net als net, merk je dan pas hoe echt het is dat je iets van Christus zou willen ontvangen. Zo in het vage, in het algemene, willen we allemaal graag onszelf aan God wijden, en het liefst zouden we omgetoverd worden tot perfecte christenen, die helemaal uit onszelf en vanzelf doen wat goed is. Zeggen we. Maar als je dan kijkt naar wat er gebeurt, blijkt het heel anders te gaan. Dan blijkt dat we het liefst onze eigen gang gaan en ons helemaal niet aan God wijden, of alleen aan de buitenkant. En als Christus ons dan vraagt: jo, wat wil je dat Ik jou geef, dan zeggen zo iets vaags, maar laten in ons leven zien dat we dat helemaal niet echt willen. En dus krijgen we dan ook weinig en blijft ons leven zoals het is. Zonde.

Maak het nu eerst eens concreet voor je zelf. Eerst die blindheid van Bartimeüs. Dan gaat hij Jezus volgen en komt de rest vanzelf. Eerst dat concrete punt uit jouw leven, waar je straks uit de kerk weer op stuit. Wijd je leven nu eerst eens aan Christus, offer jezelf nu eerst eens aan Hem op dat ene punt wat jou dan moeite kost. Vraag Hem: Heer, geef me nu concreet dat ik... en kijk dan nog eens naar wat er van terecht komt.


Goed, nog één keer, naar aanleiding van deze zondag. Christus wil ons geven dat we met een vrij en goed geweten tegen de zonde en de duivel kunnen strijden. Ik denk dat je nergens beter kunt zien hoe belangrijk het is dat wij dat voor onszelf concreet maken en opsplitsen. Als Christus ons vraagt: jo, wat kan Ik je geven? en je antwoordt: een vrij en goed geweten, Heer, dan kun je echt rekenen op de wedervraag: dat is goed, jo, zeg maar waar je je geweten vrij van wilt maken, noem de zonden maar op waar je vergeving voor wilt krijgen, zeg het maar wat je anders wilt, vertel maar, wat heb je gedaan? En als je dat doet, dan krijg je op ieder concreet punt van Hem te horen: het is je vergeven, ga heen in vrede, doe het niet weer. En op ieder concreet punt van jezelf, van je eigen karakter, je eigen hart, waar je mee zit, wat je noemt, krijg je te horen: het is verzoend door mijn leven voor het jouwe, ga heen in vrede, het hoeft je niet langer te beheersen.

Zo vaak als wij bij onszelf merken dat we zo'n vrij en goed geweten niet hebben is dat óók een teken dat we zo concreet nog niet geweest zijn naar Christus toe. Je kunt niet vragen: Heer, maak me vrij van m'n verleden, geef me een vrij geweten, en tegelijk je verleden niet uitspreken voor Hem - en voor elkaar als dat nodig is. Dan blijf je leven met een geheim en leven met een onbeschermde, kwetsbare plek voor de zonde en de duivel.

Juist daarom is het zo belangrijk dat we ons door Christus bij zich laten roepen, zoals eens Bartimeüs. 'Wat kan Ik voor je doen? Wat wil je?' En dat we die vraag voor onszelf griezelig concreet beantwoorden. Niet: Heer, dat mijn zonden vergeven worden, maar: Heer, vergeef me... Als we Jezus dan volgen op zijn weg kunnen we met een vrij en goed geweten gaan. Want Jezus is net als God. Hij kan niets met vaagheden. Hij geef concreet, en juist daarom: Hij geeft echt. Want uiteindelijk: wij kunnen ook niets met vaagheden. Wie blind is moet kunnen zien.


Laat daarom die vraag maar klinken in je leven, zo als je weer in de auto zit, weer thuis bent, morgen weer aan je werk, op school. Jezus is de Christus, de Gezalfde, die geeft en uitdeelt. Hij is erbij. En Hij vraagt, op dat eigen moment: jo, wat wil jij dat Ik jou geef? Zeg het, en zeg het concreet. Moet je eens kijken wat je krijgt. Amen.


<<<