Heidelbergse Catechismus, zondag 13

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 90,1.2
Psalm 90,3.4
lezen Lukas 20:1-19
Gezang 12,3.4
zondag 13
Gezang 19,3
Liedboek gezang 148

Loenen-Abcoude 19/12/99
de preek is incompleet bewaard gebleven

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Het zal wel geen kwaad kunnen als ik even begin met ons geheugen wat op te frissen. Intussen een maand geleden ben ik bij zondag 11 begonnen met aandacht te vragen voor de opbouw van wat de Twaalf Artikelen over de Here Jezus zeggen. Als we Hem Jezus noemen, komt Hij voor ons te staan als die concrete medemens van ons die daar rondging in Palestina. Hij staat naast ons, is toegankelijk voor ons en spreekt ons van dichtbij aan.

Als we Hem Christus noemen komt Hij ons tegemoet als de man met een missie, de trekker op weg naar Jeruzalem, op weg uiteindelijk naar ons. Bij de Christus hoort dat beeld van die trekkende menigte mensen, dat beeld van de voor-ganger, die mensen aanspreekt: Juist, jou moet Ik net hebben, Ik heb speciaal voor jou een eigen taak, volg Mij. Hij is nog steeds óók de medemens, die ons van dichtbij aanspreekt, maar Hij blijkt meer dan een toevallig passant te zijn. Hij zocht ons net. Dat hoorde bij de taak die Hij van God gekregen had.

Als we dan nog eens kijken in de Evangeliën, dan zien we dat Hij deze taak op zo'n bijzondere manier, met zo'n bijzonder gezag vervult, dat we met de christelijke belijdenis wel verder moeten gaan met Gods eniggeboren Zoon, onze Heer, òf radicaal afstand van Hem moeten nemen. In Jezus ontmoeten we niet alleen een man met een missie, maar ook een man met ongehoorde pretenties, die ons een keus afdwingt: voor of tegen Hem. Nog steeds is Hij óók de medemens van dichtbij, nog steeds is Hij óók de man met een missie die óns opzoekt, maar wie Jezus werkelijk ontmoet ontdekt dat Hij ons goddelijk dicht op de huid komt.


God respecteert niet het incognito dat wij rond ons zelf optrekken, onze maskers en onze opstelling voor de vorm, naar buiten. God respecteert ook niet onze schil van zelfbescherming, en van het voor onszelf houden van onze diepste gedachten. Hij blijft niet veilig buiten onze intieme zone en laat ons onze eigen gedachten en ons eigen hart. God respecteert alleen ons zelf, open en eerlijk. En daarom legt Hij altijd ons hart bloot voor Hem. Hij dwingt ons te zeggen wat wij op ons hart hebben. Hij laat uit ons komen wat in ons is.

En dat is nu precies wat we in Jezus Christus op aarde ontmoeten. Hij gaat rond als mens, maar gedraagt zich als God, genezende en goed doende. Hij spreekt ons aan als mens, maar vraagt dóór als God. Hij houdt niet de eerbiedige afstand die wij tot elkaar houden (en ook wel móeten houden!), maar prest ons uit onze schulp. Wat in ons is, diep verborgen desnoods, moet er tegenover Hem uitkomen. Expres zeg ik hier telkens 'ons', en niet 'de mensen van toen, zijn tijdgenoten'. Want in al die verhalen van toen gaat het toch mede om ons, en bij ons werkt het tenslotte net zo.

We ontmoeten in Jezus Christus Iemand die optreedt met een werkelijk goddelijk gezag. Daar moesten we vanmorgen maar eens even over door denken. Dan ontdekken we gelijk nog iets anders. Om dat maar alvast van te voren te verklappen: bij Jezus Christus als de eniggeboren Zoon van God hoort een bijzonder gezag en een bijzondere vrijheid.


Een bijzonder gezag. Laat ik het eens proberen duidelijk te maken met een beeld. Wat wij onder mensen vaak ontmoeten is een gezag dat als het ware inblikt. Wat wij ergens van vinden of bij voelen is tegenover dat gezag niet van belang. Je moet gewoon doen wat je gezegd wordt. Dat is vaak genoeg heel nuttig, omdat wij ook niet alles weten en alles overzien, en iemand toch de beslissingen moet nemen. Maar het is ook niet iets om heel enthousiast over te doen. Ik heb hier al wel vaker gezegd dat overheid, machthebbers en gezagsdragers van ná de zondeval zijn en altijd een compromis met het kwaad vormen. Dat merk je ook: hun gezag blikt in, perst mensen in hokjes, dwingt ergens in.

Maar bij Jezus ontmoeten we een ander soort gezag. Om in het beeld te blijven: een gezag dat als een blik-opener werkt, dat ons opent en aan het licht laat komen wat in ons is, dat bevrijdt al is het maar met de bevrijding van de dokter die een rijpe zweer insnijdt om het pus er uit te laten komen. Dit is een gezag wat tenslotte niet met macht verband houdt, maar met andere dingen. Dat is de mensen van het begin af aan opgevallen.

Heel bekend is de opmerking in Matteüs aan het eind van de Bergrede, dat de mensen verbaasd stonden omdat Jezus geen onderwijs gaf zoals ze dat gewend waren, maar sprak met gezag. Maar als we de eerste boeken van het Nieuwe Testament doorbladeren stuiten we telkens weer op dat merkwaardige gezag van Jezus.

Om maar weer wat nuttige zondagsbesteding aan te reiken: lees nu bijvoorbeeld vandaag (of de komende week) eens rustig die Bergrede door (Matteüs 5 tot 7) en laat eens op uw gemak doordringen wat de Here Jezus daar zegt. Van ieder woord geldt uiteindelijk dat het heel vanzelfsprekend waar is. Telkens weer, ook als Hij zegt: maar Ik zeg u, wordt naar voren gehaald wat eenvoudig zo is, ja wat zó eenvoudig zo is, dat je je kunt afvragen, waarom we daar zelf niet op zouden komen en waarom wij dat zelf toch steeds weer anders doen. Alles wat Hij zegt past bij God en past bij ons, zoals we werkelijk zijn. Wie daar even over nadenkt, ontdekt: Jezus' gezag is in ieder geval het gezag van de waarheid.

Maar dan is het meteen zaak om vast te houden en door te denken. Niet voor niets zei ik net dat zijn woorden ons vanzelf op het spoor zetten van de vraag: waarom komen wij daar niet op? waarom doen wij dat niet? Het gaat hier maar niet om de waarheid van 'zo is het' en dan kunnen wij weer over gaan tot de orde van de dag. Nee, het gaat steeds om een waarheid die ons hart raakt en die ons in zichzelf betrekt, waarheid die ons hart blootlegt.

En niet alleen waarheid stempelt Jezus' gezag. Denk eens aan die gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard, die allemaal hetzelfde loon krijgen. En dat die eersten, die zo lang gewerkt hebben, dan verwachten meer te krijgen, en teleurgesteld zijn als ze het afgesproken loon ontvangen. De eenvoudige reactie van de heer van die wijngaard is dan: Dit was toch afgesproken? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben? In een paar woorden dringt Jezus daar door tot het diepst van ons hart. Hij spreekt er met het gezag, het onontwijkbare gezag van de liefde.

Waarheid, liefde, zuiverheid, eerlijkheid, goedheid, ze stempelen het bijzondere gezag dat Jezus heeft. Het zijn allemaal eigenschappen tegelijk van God zelf. Veel te weinig realiseren we ons, denk ik, dat Jezus zijn Zoon van God zijn als mens in praktijk heeft gebracht. Dat het uitkomt in zijn optreden. Je kunt maar niet zeggen: ja, Jezus was mens en Hij was ook God, als het ware verstopt, daar achter. Nee, Hij heeft als mens geleefd op goddelijke manier, en spreekt ons nog zó aan. Jouw kwaad, dat jij daar wegstopt in je leven, dat wil Ik verzoenen. Jouw hart, dat jij van alle mogelijke geluiddempende en emotie-werende lagen hebt voorzien, dat wil Ik genezen. Wat denk jij van jezelf? Er is geen goede boom, die slechte vrucht voortbrengt, of andersom. Hoe zit dat met die balk in jouw oog? Wat dacht jij eigenlijk van die hoer, die zondaar? En wat heb jij gedaan? Kom maar voor de dag, kom er maar voor uit!

Dat is een gezag dat opent, dat ons hart openlegt, open en bloot voor Hem, voor God. Dat luisteren naar de Here Jezus gevaarlijk is, heeft alles te maken met wie Hij is. En erkennen wie Hij is, heeft alles te maken met beslissen vóór of tegen Hem. Dat Jezus Christus de Zoon van God is, is geen onschuldige waarheid, zelfs geen onschuldige noodzakelijke waarheid, die je constateren of ontkennen kunt zonder je hart daarbij in te zetten. Waar haalt U het recht vandaan om zo op te treden? vragen opperpriesters en schriftgeleerden in Lucas 20. Wat is de basis onder uw gezag? Maar Jezus antwoordt niet: Ik ben Gods Zoon, Ik heb mijn benoeming uit de hemel. Hij antwoordt niet: Ik ben God, luister of sterf. Hij antwoordt zelfs niet: hier is mijn legitimatie (Johannes, of de profeten of zo), aanvaard hem of niet.

Hij stelt een tegenvraag, die hun hart aan het ligt brengt: hoe zat dat met Johannes? Let wel, Hij beroept zich niet op Johannes, zo van: jullie moeten naar Mij luisteren omdat Johannes gezegd heeft dat dat moest. In feite vraagt Hij terug: waarom vragen jullie naar de bekende weg? Natuurlijk is mijn gezag hemels, dat weten jullie heel goed. Alleen: je wilt je er niet aan gewonnen geven, net als bij Johannes. En vervolgens gaat Jezus nog even door op hun hart: Hij neemt ze op in dat verhaal over die onrechtvaardige pachters: laten we de zoon uit de weg ruimen, dan is de erfenis voor ons!

Opnieuw is het waar wat Jezus zegt en doet, en er spreekt liefde in, die zelfs zijn tegenstanders kan aanzien en aanspreken: maar beseffen jullie dan niet wat over jullie geschreven staat over die vermorzelende steen? In heel de passage blijkt het bijzondere gezag van de Zoon. Wat er in zit gaat er nu ook uit komen, ook bij die opperpriesters en schriftgeleerden. Ze gaan in het vervolg precies doen, wat de gelijkenis al zei dat in hun hart was. Juist in zijn reageren en in zijn woorden hier stáát Jezus voor ons als de Zoon, als Gods eigen enige Zoon, als God zelf. Hier ontmoeten we Diegene die ook in de profeten sprak en de toekomst verkondigde. En hier staan we dan ook altijd weer meteen voor de vraag naar ons eigen hart: Hij is voor ons de hoeksteen van ons leven, òf ook wij worden verpletterd onder zijn gewicht. Vandaag moet Ik bij jou te gast zijn, zagen we bij zondag 11. Volg Mij, hoorden we bij zondag 12. Geef Mij je hart, horen we nu bij zondag 13. En we horen het met goddelijk gezag.


Op dat gezag zijn uiteindelijk maar twee antwoorden mogelijk: òf het kruisig Hem! van de Joden, òf het Mijn Heer en mijn God van de discipelen.


de preek is incompleet bewaard gebleven


<<<