Heidelbergse Catechismus, zondag 14

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Liedboek gezang 152,1.2
lezen 1Timoteüs 2:1-7
Liedboek gezang 152,5-7
Zondag 14
Gezang 4
Gezang 7

Loenen-Abcoude 26/12/99
Hoofddorp 22/10/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Hoe gaat het intussen? Wel een beetje veel van het goede, niet, twee zondagen achter elkaar? En-ne, gaat het ook goed met Kerst? Gezellig? Lekker? Of is er niks aan, komt er vooral verdriet of eenzaamheid naar boven? Dat zou ook best kunnen, nietwaar? Allerlei mensen ontdekken juist met Kerst dat niemand echt van hen houdt, dat ze misschien niet voor niets, maar dan toch voor niemand leven.

Echt en onecht, werkelijk of gespeeld, authentiek of hypocriet, er is wel geen moment in onze West-Europese cultuur dat ons harder voor die vragen zet dan Kerst. Ook als wij persoonlijk een prachtig Kerstfeest hebben rond Jezus, die echt van ons houdt, en met mensen om ons heen die van ons houden en van wie wij houden, - dan nog gaat dat ons niet voorbij. Morgen zou best je collega eens heel chagrijnig kunnen zijn, of zo heel opgeklopt opgewekt, na een heel weekend toneelspelen om er nog iets van te maken. Bijvoorbeeld.

Echt en onecht, werkelijk of gespeeld, authentiek of hypocriet, vrede op aarde en een systematisch vernietigend offensief in Grozny, redding en liefde en een kaping hier, ongelukken daar. Alles gaat gewoon door buiten onze deur en buiten ons kerkgebouw. En de hele on-echte zooi wordt luchtig onderstreept door kunst-sneeuw, kunst-bomen en kunst-licht. Onze wereld, de mensen om ons heen, vlakbij, in en buiten de kerk, gaat het ons nog aan het hart wat daar gebeurt?


In ieder geval staan we als gereformeerde kerken met een belijdenis in die wereld waarin we op allerlei manieren belijden dat het God wèl aan het hart gaat. En waarin we belijden dat God ondubbelzinnig kiest tégen het onechte, het gespeelde, het hypocriete, ook van onze Kerstvieringen. Juist tegen de achtergrond van dat echt-of-onecht van Kerst kan het ons eens opvallen in zondag 14: echt en eeuwig God, echte menselijke natuur, het ware, het echte zaad van David. En zo, in al die echtheid, is Hij onze Middelaar, zo vertegenwoordigt Jezus God bij ons en ons bij God.


Laten we bij dat laatste eens even beginnen. Juist met Kerst kunnen we ons misschien makkelijker concreet voorstellen waar het bij Jezus als Middelaar om gaat. Want een middelaar is niet maar een be-middelaar, zoals wij die in allerlei vormen kennen, een on-partijdige of boven-partijdige derde die twee partijen bij elkaar probeert te brengen. Dat soort bemiddelaars pendelt vaak een heel aantal keren heen en weer tussen de twee groepen, praat hier, luistert daar, probeert over en weer begrip te krijgen voor het standpunt van de ander, tot een voor iedereen bevredigend compromis is bereikt.

Daar gaat het bij Jezus dus niet om. Hij komt met Kerst, maar Hij komt maar één keer. En Hij komt maar niet om bij ons begrip voor God te wekken, om bij ons vóór God te spreken, om te onderhandelen. Hij komt als God zelf, echt en eeuwig God, om Gods ware woord tot ons te spreken. En Hij komt ook maar niet om straks bij God begrip voor ons te wekken, om bij God vóór ons te spreken, om te onderhandelen. Zo van: ach, nu ik wat ervaring heb als mens, weet ik hoe moeilijk het is, dus vergeef ze nu maar. Nee, Hij komt als echt mens, vlees en bloed net als wij, om ons ware woord tot God te spreken. Er wordt niet onderhandeld, er wordt verzoend. Hij komt niet bemiddelen, Hij komt ons ophalen voor thuis.

Dat doet Hij in één keer. Eén keer wordt Hij geboren, één keer heeft Hij geleefd, één keer komt Hij terug. En dat kan Hij allemaal in één keer doen, omdat Hij het volstrekt echt doet. Hij spreekt Gods ware woord tot ons in eindeloze eerlijkheid en trouw als werkelijk de eeuwige Zoon van God, die echt en eeuwig God is en blijft. En dat ware woord van God is een heel direct en persoonlijk tot ons gesproken: Ik houd van jou, zonder bemiddeling, zonder onderhandeling, zonder meer.


Laten we daar goed op letten, want zomaar voegen wij toch weer onderhandelingen in. Dan moeten wij eerst van Jezus leren hoe zondig en slecht wij zijn, vóór we mogen aanvaarden dat Hij van ons houdt. Dan moeten wij eerst anderen hun zonden aanpraten voor we ze mogen vertellen van het blijde evangelie. Maar zonder bemiddeling, zonder onderhandeling, zonder meer, is Jezus al tweeduizend jaar geleden geboren om met zijn onschuld en volkomen heiligheid onze zonden te bedekken. Werkelijke zonde-kennis gaat daar niet aan vooraf, maar volgt uit dat éne woord van God, dat ware woord dat Hij in één keer, weergaloos echt gesproken heeft, met woord en daad: Ik houd van jou.

Dat woord overstraalt onze christelijke kerstviering. Als het echt is, werkelijk feest in ons leven, dan zet de eeuwige liefde van God ons hele leven, persoonlijk en samen, in een nieuwe glans. Wat is het goed om elkaar aan te zien en te beseffen dat we samen door God geliefd zijn, ondanks alles. Dat geeft werkelijke ruimte om echt te zijn naar elkaar en elkaar lief te hebben, ondanks alles.

Maar ook als het niet echt is, als we ons juist extra slecht voelen, omdat er niemand is, of omdat er iemand niet meer is, klinkt Jezus' stem over tweeduizend jaren heen: Ik ben het ware woord van God, echt en eeuwig God, en Ik blijf dat trouw voor altijd en, wat andere mensen ook mogen zeggen, wat anderen ook mag overkomen: Ik houd van jou. En niemand mag zeggen: dat geldt niet voor mij, ik ben te slecht, te mislukt, te minderwaardig, te dit of te dat. Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, en Hij heeft zich gegeven tot een losprijs voor allen. En niemand mag zeggen: Hij meent het niet, het is niet echt, want Hij heeft zich gegeven tot een losprijs voor allen. Dat begon in die stal, en het eindigde aan een kruis.


Echt, echt, echt, zó. Dát is zondag 14. In diezelfde echtheid staat Jezus voor ons als mens. Hij heeft niet maar gedaan alsof. Hij was geen verklede prins. Zo echt als die stal was, zo hard was zijn kruis. Zo echt als die voerbak was, zo reëel was zijn pijn. Heel diep komt Hij naast ons staan, om ons ware woord tot God te spreken. Werkelijk ons woord, een woord van mensen, mensen die een moeder hebben of hebben gehad, mensen die aan een stamboom zijn gegroeid. Hij komt naast ons liggen in onze wieg, verkent de wereld met onze eerste stapjes mee, leert goed en kwaad, waarheid en leugen, echt en onecht kennen in een werkelijk mensenleven. De éne middelaar tussen God en mensen is de méns Jezus Christus.

Daarmee wil Paulus natuurlijk niet zeggen dat Jezus niet echt de eeuwige Zoon van God was en bleef. Het gaat hem er hier, en in het hele verband, om dat ieder mens zich door deze mens kan laten aanspreken en ophalen. De mens Jezus Christus heeft zich gegeven tot losprijs voor allen. Geen mens kan zeggen: niet voor mij. Hij spreekt echt ons ware woord tot God.


En dat ware woord van ons tot God dat Hij spreekt is eenduidig en vol eerlijkheid en trouw het woord: Ik houd van U. Dat is het waar het al om gaat in die uitdrukking van zondag 14: het ware, het echte zaad van David, en niet pas in dat: zijn broeders in alles gelijk, maar zonder zonde. Het echte zaad van David staat hier tegenover het onechte zaad van David als de volmaakte nakomeling van David tegenover de gebrekkige. Zelfs van Salomo moet worden gezegd, dat in zijn ouderdom zijn hart de Here, zijn God niet volkomen toegewijd was, zoals het hart van zijn vader David (1Koningen 11). En zo is er een lijst te maken van koningen, nakomelingen van David, die gebrekkig waren, sommige zelfs heel slecht. Ze spraken niet het ware woord van ons tot God, of niet volkomen.

Hoe herkenbaar is juist dat onvolkomene niet voor ons. We willen God dienen, we houden van God, zeker, maar tegelijk ook niet. Vandaag kiezen we voor God, maar morgen tegen Hem, of misschien straks al wel. En voor we het weten komt ook bij ons de vraag boven: hoe echt is dat nu allemaal bij mij? Als we vandaag al zomaar iets hebben van: nou, het mag wel weer maandag zijn, twee zondagen is teveel van het goede? Als we, laten we zeggen, overmorgen, merken dat we niet alleen gisteren en vandaag al weer flink vergeten zijn, maar ook weer zijn teruggevallen in oude fouten en eigenzinnigheden? Echt of onecht, werkelijk of gespeeld, authentiek of hypocriet?

Dat soort vragen leveren nooit een zinnig antwoord op als we niet beginnen bij Jezus. God had al ruimschoots ervaring met mensen toen de echte en eeuwige Zoon van God echt mens werd. Over hypocrisie en dubbelzinnigheid van mensen hoefde niemand God meer iets te leren. Het ware woord van ons tot God spreekt geen mens echt uit zichzelf. Maar tot in alle eeuwigheid spreekt de ene middelaar tussen God en mensen, de mens Jezus Christus, het ware woord van ons tot God: Ik houd van U. En Hij spreekt het voor ons. Juist met dàt woord komt Hij ons ophalen.


En weer: zonder bemiddeling, zonder onderhandeling, zonder een eerst wij en dan Hij. Hij spreekt ons aan midden in onze dubbelzinnigheid, roept ons tot zich als innerlijk verdeelde mensen, met de zonden van onze jeugd en de zonden van onze ouderdom, ja met de eigen bron van kwaad die wij in onszelf ronddragen: kom mee, we gaan terug naar God, zeggen dat we van Hem houden, echt. En als we dan met Hem meegaan, nee, dan merken we niet, dat die dubbelheid helemaal uit ons leven verdwijnt zolang we hier leven. Telkens weer nieuwe vormen van niet van God houden duiken op in ons leven. Maar we ontdekken wel, dat zijn stem sterker is en verder draagt dan de onze. Zijn 'Ik houd van U' is machtiger dan ons 'Ik haat U', veel machtiger dan ons 'Ik weet niet of ik wel van U houd'. Het is zijn echtheid, die de bron van ons leven, de bron ook van al onze echtheid is, en eens volmaakt zal zijn. Zijn echtheid als mens, gegeven als een losprijs voor allen.

Gegeven, gebeurd, al tweeduizend jaar geleden. Hier valt werkelijk niets te onderhandelen of te bemiddelen. Laten we het maar in de gaten houden. Want juist dat is zo vaak een bron van onechtheid en oneerlijkheid in ons christenleven, dat we toch weer proberen wat met God te onderhandelen: ja, ik houd wel van U, maar ik wil toch ook dit of dat, en kunnen we daar nu niet iets op vinden. Dan zijn we drie dagen vroom geweest, meer dan genoeg voorlopig, en kunnen we best weer eens even uit onze slof schieten, of even lekker pesten of ruzie maken, of een groot cadeau voor onszelf kopen wat we al zolang wilden hebben. En God moet dat maar goed vinden, want Hij is toch al meer dan aan zijn trekken gekomen? Hoe schrijnend en hoe belachelijk dat soort dingen zijn merk je pas werkelijk als je Jezus naast je ontdekt, echt mens, in alle dingen net zo verzocht als wij, maar Hij gaf niet toe, en zijn stem klinkt tot in de eeuwigheid naast ons in ons leven: Ik houd van U, God, helemaal. Echt mens, echte zoon van David. Kom op, we gaan terug naar God, zeggen dat we van Hem houden, echt.


Goed, dan nog één keer: echt of onecht, werkelijk of gespeeld, authentiek of hypocriet? Als wij dezer dagen het feest zouden vieren van onze echtheid en authenticiteit zou het één grote leugen zijn. Nu vieren we het feest van Jezus' echtheid, echt God, echt mens, echt zoon van David, en zó is Hij onze middelaar. Zó komt Hij ons ophalen voor thuis. En niet alleen ons. Voor allen, staat er. Ook voor al die mensen die het deze dagen moeilijk gehad hebben met onechtheid, gespeeldheid en hypocrisie. Want Kerst is Christus-feest en bij Christus is het: echt, echt, echt, zo. Amen.


<<<