Heidelbergse Catechismus, zondag 15

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Psalm 9,1.7.8
Psalm 32,1-3
Galaten 3:10-14
Psalm 38
Zondag 15
Gezang 16
Psalm 33,8

Loenen-Abcoude 19/07/98
de preek is incompleet bewaard gebleven

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


We kunnen het zo wel eens tegen elkaar zeggen: Ach, een mens went aan alles. En vaak is dat maar goed ook. Drukte, hard werken, leven met pijn, we leren ons er op in te stellen. Anders zouden we het vaak genoeg ook niet volhouden. Soms slaat het eigenlijk nergens op. Dan zeggen we het omdat we ergens niet over praten willen. Verdriet over het sterven van onze man of vrouw, over een kind: ach, een mens went aan alles. Het blijft pijn doen, maar ik wil er niet over praten. Soms ook wennen we aan dingen waar we helemaal niet aan mogen wennen. Natuurlijk, slechte, diep slechte teksten bij de muziek, gore beelden op televisie - een mens went aan alles, verdraaid nog aan toe. Of, heel anders, het indrukwekkende van Gods zorg in ons leven, hoe snel is dat niet vanzelfsprekend en logisch, en verwachten we dat het morgen net zo zal zijn?

Een mens went aan alles. Zelfs aan het kruis zijn wij, als twintigste eeuwse christenen, zomaar gewend. Het is het symbool van het christelijk geloof geworden. Bijna iets moois. Het harde, het gore, het weerzinwekkende, het schandalige van het kruis, we moeten lang nadenken voor we daar begrip voor op kunnen brengen. En om ons heen is het al niet beter. Het meest negatieve dat bij veel mensen opkomt bij het zien van een kruis is de herinnering aan het overlijdens-teken, het kruisje achter iemands naam of op een graf. Maar je kunt zomaar iemand tegen komen die bij het kruis in eerste instantie aan het Rode Kruis denkt - en die mensen doen toch goed werk.


Een vervelend bij-effect van dit alles is, dat wij ons eigenlijk ook niet zo heel veel kunnen voorstellen bij die vloek waar zondag 15 het over heeft: de kruisdood die door God vervloekt was. Voor het besef van mensen uit vele eeuwen hoorde dat heel dicht bij elkaar: het kruis en de vloek. Wat de vloek van God betekende kon je zien aan het kruis: een langzame, smerige dood, hangende tussen hemel en aarde, uitgekotst door iedereen, God en mensen. En meestal hield het bij de dood nog niet eens op: het lijk bleef hangen aan de paal tot het weggeteerd of weggevreten was. Het is nog niet eens zo heel lang geleden dat Rembrandt schetsen kon gaan maken op het galgenveld van Amsterdam van de lijken die daar hingen, en bléven hangen. Hij kon zich hier nog gemakkelijk iets bij voorstellen.


Ja dat kruis. Het heeft er veel van weg dat de kruisiging van de Here Jezus voor ons helemaal is verbasterd tot de eenvoud van: Jezus heeft in onze plaats de doodstraf ondergaan, de doodstraf die wij verdiend hadden met onze zonden. En die vloek, is dat eigenlijk niet hetzelfde als de straf, de straf van God?

Nee, dat is niet hetzelfde. Helemaal niet. We moeten er deze preek maar eens bij stil staan waarom dat helemaal niet hetzelfde is. Natuurlijk niet om eens goed te griezelen bij de gedachte aan bloed en pijn en wegterende lijken. Maar omdat het ons nu eenmaal allemaal heel direct aangaat. Alles wat Christus is overkomen zegt immers iets over ons. Het gaat om de vloek die op ons lag, die Christus op zich genomen heeft, om ons met zijn zegen te vervullen, zoals het avondmaalsformulier zegt. Wanneer dat lege woorden voor ons worden, al is het alleen maar omdat we ons er niets meer bij voor kunnen stellen, wordt het evangelie goedkoop en gemakkelijk. Een oppervlakkige boodschap die ons even ook alleen maar oppervlakkig raakt.

Laat ik het zo eens samenvatten: Christus' kruisdood verlost ons van de vloek van God. Dat leert ons schaamte en dankbaarheid.


Juist rond het hart van het evangelie, het lijden en sterven van de Here Jezus, hebben wij tegenwoordig ernstig last van ideeën en gedachten die, zoals dat dan heet, algemeen gangbaar zijn. Of we nu gereformeerd zijn groot geworden of niet, onze belevingswereld staat zo haaks op wat er gebeurde daar bij Pilatus en op Golgota dat we echt moeite moeten doen om de diepte ervan niet kwijt te raken. Allerlei kernwoorden van de kerk zijn hun betekenis kwijtgeraakt of behoorlijk van betekenis veranderd.

Neem alleen al dat woord straf. Christus is in onze plaats gestraft met de kruisdood. Ja, dat is al heel oud kerkelijk taalgebruik. Maar het is de vraag of het voor ons niet heel iets anders is gaan betekenen. Voor ons is straf eigenlijk altijd een opvoedkundige maatregel. Je geeft straf in de hoop dat iemand er iets van leert. Het voortaan beter doet. Dat is één van de redenen dat de doodstraf ons tegenwoordig niet meer aanspreekt. Die helpt een misdadiger tenslotte bepaald niet op het goede pad. Landen waar de doodstraf nog wordt voltrokken zijn meer of minder onbeschaafd. En daartegen moet uit naam van de menselijkheid worden geprotesteerd. Zeggen dat Christus in onze plaats de doodstraf heeft ondergaan, en dat God dat wilde roept dus voor veel mensen tegenwoordig de gedachte op dat God zelf nog onbeschaafd is. Dat mogen we wel bedenken.

En er is nog iets. Voor ons heeft de straf in principe niets met het vergrijp als zodanig te maken. Je wordt voor diefstal niet anders gestraft dan voor moord. Voor een beetje beursfraude zit je net zo lang als voor doodslag. Dat was vroeger wel anders. En het is nog anders is allerlei andere culturen. Als onder de islamitische wet bij een dief de hand afgehakt wordt zit daar in ieder geval dit achter, dat de straf direct te maken heeft met de misdaad: de hand waarmee je gestolen hebt. Dat, dat de straf past op de misdaad, dat is ook de vanzelfsprekende vooronderstelling in de bijbel en in alle kerkelijke stukken van vóór de negentiende eeuw. Denk maar aan de catechismus als hij zegt dat de zonde tegen de allerhoogste majesteit van God begaan is, ook met de zwaarste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft wordt. Voor ons is dat nauwelijks logisch. Voor ons heeft straf ook zomaar iets willekeurigs: we hebben afgesproken dat voor, zeg, dood door schuld minimaal zoveel en maximaal zoveel jaar gevangenisstraf gegeven wordt. En, laten we wel bedenken, voor twintigste eeuwse oren, zeker van niet-kerkelijke mensen, klinkt de catechismus dus ook rijkelijk willekeurig.

Maar nu die vloek. Die heeft nog veel sterker de gedachte bij zich van: de vloek past op de misdaad. Als het in dit verband in de bijbel over vloek gaat, gaat het er telkens om dat God mensen kapot laat gaan aan hun kwaad. Dat Hij ze láát zondigen tot ze er aan te gronde gaan. Met een heel simpel voorbeeld: straf in onze West-Europese zin is iets als: een pak slaag krijgen als je een koekje gejat hebt. Straf in de oude zin van het woord is iets als: twee dagen geen koekje krijgen als je er één gepakt hebt. Vloek in de zin waar het hier om gaat is: dat je moeder, als ze ziet dat je een koekje gepakt hebt, je zoveel koekjes laat eten dat je er spuugmisselijk van wordt. Een vloek houdt je bij je misdaad tot je er bij neervalt.

U moet er maar eens op letten: zo spreekt Paulus er ook over in Galaten 3. Als je het van de wet verwacht lig je onder een vloek, zegt hij. Wie zich bij God wil rechtvaardigen door de wet, door precies gehoorzaam te zijn, zodat God zal zeggen: het was perfect, je hebt het eeuwige leven verdiend, die ligt onder een vloek. Wat is die vloek dan? Nou, dat je helemaal kapot gaat aan het proberen te leven naar een wet die je niet houden kunt. Paulus heeft het hier niet over straf. In de zin van: je zult gestraft worden voor de overtredingen die je toch doet. Nee, hij zegt: je bent vervloekt want wat je wilt kan helemaal niet. Je gaat een doodlopende weg in, waar je niet meer uitkomt. Je start een project waar je aan kapot gaat.


Nu gaat het in de catechismus hier, en bij de kruisiging van Christus om meer dan om de vloek van de wet. Maar diezelfde structuur blijft. Juist als zondaars zijn wij immers door God vervloekt. En dat merken we ook aan allerlei dingen. Zonde is altijd slecht voor een mens, je gaat er aan kapot, wordt er door mismaakt, groeit er van scheef. Je leven komt er niet van in bloei te staan, maar verdort er juist van. Wie met God niet te maken wil hebben is als een tak die van een boom gerukt is en op de grond gegooid: langzaam maar zeker verleppen de bladeren en valt alles uit elkaar. Dat is het wat juist de kruisdood naar voren haalt: dat je heel letterlijk kapot gaat aan je kwaad.

En daarmee staan we nog voor iets meer dan voor de straf of het oordeel van God. Als we het hebben over de straf van God, dan halen we naar voren dat we schuldig zijn aan ons kwaad. We worden terecht veroordeeld. Maar als we het hebben over de vloek van God, dan halen we naar voren dat we kapot gaan aan ons kwaad. En het kruis bepaalt ons daarbij, op een heel directe manier. Als het werkelijk alleen maar zo was dat de Here Jezus voor onze zonden de doodstraf moest ondergaan, dan had Hij net zo goed onthoofd kunnen zijn, of de gifbeker kunnen krijgen. Maar nu blijkt er nog wel een dimensie meer in te zitten. Niet alleen dat de Here Jezus gestorven is, dat Hij moest lijden en sterven voor ons, houdt ons een spiegel voor: kwaad is niet zomaar iets, het gaat niet 'wel over', verdwijnt niet vanzelf. Nee, wie schuldig is moet veroordeeld worden. Ook de manier waarop de Here Jezus gestorven is houdt ons een spiegel voor: kwaad is niet zomaar iets, je gaat er op een walgelijke manier aan kapot.


Dat is een huiveringwekkende realiteit. We doen er verstandig aan er goed mee te rekenen. Want het komt niet alleen in de grote, schokkende dingen uit, die je zo meteen kunt zien: dat verslaving aan drugs mensen reduceert tot wrakken, een schaduw van wie zij waren. Het komt ook uit in verborgen, voor ons besef kleine dingen, als dat liegen je eenzaam maakt, en dat je, als je eenmaal begint met liegen over jezelf en over allerlei dingen, je van het een op het ander komt, en zomaar de gevangene wordt van je eigen leugenwereld. Dan kun je nooit meer vrij zijn, moet je altijd op je hoede zijn dat je niet toch per ongeluk een keer iets laat merken.

Het komt uit in hoe het kwaad mensen lelijk en afstotelijk maakt. Hoe weerzinwekkend is het masker van de haat. Maar hoe vernederend is het ook om te zien hoe volwassen mensen voordringen, schrokken en inhalig zijn, en hoe verdrietig is het om kinderen ruzie te zien maken om wie het eerste is en wie het meeste krijgt. Wij hebben het niet zo op die oude formuleringen in onze formulieren, dat wij om onze zonden een afkeer van onszelf moeten krijgen. En ik denk dat dit iets te maken heeft met onze ongevoeligheid voor de vloek over de zonde. Wij denken steeds maar in termen van misdaad en straf. En zonden worden dan fouten die gestraft moeten worden, meer niet. Maar dat zonde ook iets walgelijks is. Dat tot je zelf komen en je je kwaad realiseren altijd ook iets meebrengt van: moet je toch eens kijken wat er van mij geworden is: bah, schandalig - hebben we daar nog besef van?

En toch zijn juist dat de dingen die het kruis van onze Heer direct naar voren wil halen: het weerzinwekkende, het schandalige, het zinloze, het eerloze. Een gekruisigde was een schandvlek voor de samenleving, die nodig verwijderd moest worden. De rotte plek moet uitgesneden, voor de rest wordt aangestoken. Demonstratief. Wie dat ook maar even tot zich door laat dringen die stuit op die verschrikkelijk harde kant van dit kruis van Jezus. Want Hij sterft aan dat kruis voor ons. En dat betekent onontkoombaar: Hij lijdt wat wij hadden moeten lijden. Zo weerzinwekkend, schandalig, zinloos, eerloos, zo'n schandvlek voor de samenleving, zo zijn wij. De vloek die op ons lag, heeft Hij op zich genomen. Zo kapot als Hij is gegaan aan ons kwaad, zo hadden wij er kapot aan moeten gaan.


Laten we ons daartegenover nu eens niet groot houden, niet meteen protesteren van: ja, maar, dat valt nu toch ook nog wel eens mee. Zonde valt nooit mee en kwaad wordt nooit stiekem toch een beetje goed. Zonde valt altijd tegen en ons kwaad blijkt altijd groter en verder vertakt in ons leven dan we toegeven willen. Eens een keer frauderen staat nooit op zichzelf. Er gaan al die andere keren aan vooraf dat we het overwogen hebben, en toch maar niet gedaan. Het hangt samen met de hebzucht en het gebrek aan vertrouwen dat ook op allerlei andere punten in ons leven uitkomt, tot en met in die kleine houdingen en tactieken waarmee wij zorgen dat wij wel aan onze trekken komen. Wie aan de voet van het weerzinwekkende en schandalige kruis werkelijk eerlijk wordt over zichzelf, zal altijd uitkomen bij de erkenning dat hij er in zijn leven een weerzinwekkende en schandalige puinhoop van gemaakt heeft. Dat hij op allerlei punten nog maar een schaduw is van wat hij had kunnen zijn als hij het goede maar had gedaan. Het kruis leert ons ons schamen over onszelf, schamen over onze zonden, schamen over ons hart.


En ik denk, je hier niet groot houden, maar toegeven en erkennen, maakt ook pas werkelijk dankbaar, christelijk dankbaar.

Contrast met fouten en straf.

oog voor de zegen.


de preek is incompleet bewaard gebleven


<<<