Heidelbergse Catechismus, zondag 16

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Gezang 28,1.3
Gezang 6
lezen Hebreën 2:9
Gezang 14
Zondag 16
Gezang 8,4
Gezang 18

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Gezang 28,1.3
lezen Hebreeën 2:9
Gezang 14,2
Zondag 16
Gezang 8,4
Gezang 21,3
Gezang 18

Loenen-Abcoude 05/04/96
Amersfoort-C (Kandelaar) 11/05/97
Haarlem 05/04/98
Monster 21/02/99

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Zondag 16 op Goede Vrijdag. U vermoedt het vast al wel: zondag 17 op Pasen. Dat komt goed uit dit jaar. Toch heb ik wel het een en ander moeten overwinnen voor ik er toe komen kon juist op Goede Vrijdag deze zondag 16 aan de orde te stellen. Iets van die weerstand heb ik afgelopen zondagmiddag al aan de orde gesteld. Terwijl Goede Vrijdag ons uitnodigt te komen staan aan de voet van het kruis, te zien, en ons te verwonderen, lijkt de catechismus ons weg te voeren van de ruige heuvel Golgotha naar de kalme hoogvlakten van het denken, het begrijpen, het uiteindelijk zo vlakke duidelijk maken. Nergens staan op het eerste gezicht de 'waarom'-vragen van de catechismus zo scherp in contrast met de 'waarom'-vragen van de bijbel als hier.

Toen ik daar vandaag zo eens wat over na zat te denken, kwam er plotseling een gedicht bij me boven, een ander gedicht van Dick Ellen:


je moest de binnenkant van woorden kunnen lezen

en dan Het Woord zo binnen gaan

dan zou je - van de idee-fixe van haalbaarheid genezen -

dat Woord als waarheid zien ontstaan

en niet als hypothese

mijn God - ik zou geen mensenwoord meer vrezen

en als een kind elk antwoord weer verstaan

en als het slapenstijd zou wezen

zo stomgelukkig slapen gaan


Is dat ook niet uiteindelijk de sleutel waarmee deze oude catechismustekst weer open kan gaan?: de binnenkant van woorden lezen, het grote Woord van God als waarheid zien ontstaan, dan kun je als een kind ook die antwoorden van de catechismus weer verstaan, en gelukkig zijn. Want dan blijkt het in werkelijkheid niet zo te zijn, dat we van het concrete kruis weggetrokken worden naar de vlakten der bespiegeling, maar dan worden we met des te meer klem oog in oog gezet met onze Heer, Jezus Christus aan het kruis.


Dat blijkt op en top bij vraag-en-antwoord 40, het eerste van zondag 16, eigenlijk zoiets als de poort waardoor je de hele zondag binnenkomt. De binnenkant van woorden lezen, als we dat ergens nodig hebben, dan bij die woorden van antwoord 40: vanwege Gods gerechtigheid en waarheid. Lees dat eens met de ogen van iemand die niet in de gereformeerde kerken is groot geworden, zomaar iemand van de straat. Dan komen de vragen vanzelf boven: wat is dat voor een gerechtigheid en waarheid, als die ervoor zorgen dat er een onschuldige gedood moet worden? Wat is dat anders dan die harde gerechtigheid van: laat gerechtigheid geschieden, ook al vergaat de wereld? En wat is dat voor een wrede vader, die zijn eigen zoon laat kruisigen? Hard en wreed komt Golgotha voor ons te staan, als we blijven hangen aan de buitenkant van deze woorden.

Toch kan dat de bedoeling niet zijn. We moeten de binnenkant van deze woorden lezen. Wat zien we dan? Onder antwoord 40 wordt verwezen naar een viertal bijbelplaatsen. Als u die thuis eens naleest, zal u opvallen dat het in geen van die plaatsen direct over Gods gerechtigheid en waarheid gaat. De drie plaatsen uit het Nieuwe Testament gaan juist allemaal over Gods genade, zijn barmhartigheid, zijn medelijden. Expres heb ik net met u dat ene vers Hebreeën 2,9 gelezen. Dat lijkt lijnrecht tegenover antwoord 40 te staan: dat Jezus door de genade van God voor een ieder de dood zou proeven. Niet: vanwege Gods gerechtigheid en waarheid, maar: door de genade van God. Toch staat dat zomaar als bijbelplaats onder dit antwoord. Aan de binnenkant van die woorden Gods gerechtigheid en waarheid moeten we dus, volgens de catechismus, lezen: Gods genade, zijn barmhartigheid, zijn medelijden.

En als dat aan de binnenkant van die woorden staat, dan kan de buitenkant niet hard en wreed en afstotend zijn. Dan moeten we ook nog maar eens naar die buitenkant kijken. Gods gerechtigheid-en-waarheid (het is een bepaalde taalfiguur, waarin door twee woorden één begrip wordt aangeduid, je kunt er streepjes tussen denken), en dan bekeken vanuit zijn genade, wat kan dat anders zijn dan Gods eerlijkheid, die eerlijkheid waarin God de dingen en de mensen serieus neemt zoals ze zijn? Golgotha, de dood van Gods Zoon, de Onschuldige, het staat niet in het teken van de hardheid, maar in het teken van de eerlijkheid, van het serieus nemen, van het niet toedekken van de dingen, maar het eerlijk en open ze onder ogen zien. Luisteren we naar de binnenkant van de woorden, dan wijst antwoord 40 ons erop, hoe diep serieus Gods genade ons neemt: dit was nodig om ons te verlossen, werkelijk te verlossen, als de mensen die we zijn.

Dat wil ik vanavond dan ook maar als thema voor de preek nemen: Op Golgotha zien we hoe diep serieus Gods genade ons neemt,

in onze angst en pijn, in ons leven en in onze dood.


Gods genade neemt ons serieus in onze angst en pijn. Dat is het eerste waar ik met u bij stil wil staan oog in oog met Golgotha. Want Golgotha is niet iets om mooi of luchtig over te doen. Om het kruis zindert de angst en klopt de pijn. Het is een plaats van spot en hoon. De evangeliën praten daar niet omheen. Ze vertellen uitvoerig over de spot, over Jezus' lijdende zwijgen, en over zijn roepen, schreeuwen, met luide stem. Geen van de zeven kruiswoorden van de Here Jezus is los te denken van die angst en pijn. Van de diepe angst voor de eenzaamheid zonder God in Christus' Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten, tot de pijn van het afscheid van zijn moeder in het 'Vrouw, zie, uw zoon; Zie, uw moeder'. Zelfs zijn 'Het is volbracht' en zijn 'Vader, in uw handen beveel ik mijn geest' - het zijn zo weinig de rustige woorden van de sterke, dat de eerste evangeliën ze aanduiden kunnen met: en Jezus riep met luider stem en gaf de geest. Het is de kreet van het kind dat uit zijn pijn vlucht in de armen van zijn vader of moeder.

Onuitsprekelijke angsten, smarten, verschrikking en helse kwelling, noemt zondag 16 dat. Woorden waarmee wij aanduiden wat wij nooit in zijn diepe werkelijkheid zullen kunnen bevatten. Maar ook: woorden die ons een diep gevoel van herkenning, aanvaarding en troost willen geven. Want we staan hier niet voor een harde duidelijkheid van Gods recht, dat bloed wil zien, al was het van zijn eigen Zoon, maar we staan hier voor het diepe geheim van Gods liefde: dat geheim is niet dat Hij onze angst en pijn wegneemt, wegtovert, wegpoetst, en daarmee niet serieus nemen zou, maar dat Hij onze angst en pijn eerst met ons wil delen, dat Hij zich identificeert met ons om ons zó te verlossen en te bevrijden.

In heel dit gebeuren van angst en pijn op Golgotha slaat de Here Jezus zijn armen om ons heen, in onze angst en pijn. En Hij zegt niet: stil maar, huil maar niet, grote jongen, groot meisje zijn, het is niet erg, het is niet erg wat je hebt gedaan, het is niet erg wat je is overkomen, het gaat wel weer over dat verdriet, het slijt wel, dat gemis. Nee, juist niet: Hij zegt: kom maar, huil maar, Ik weet het wel: het was wèl erg wat je hebt gedaan, het was wèl erg wat je is overkomen, kom maar: vertel maar over je verdriet, je gemis, je tekort, Ik weet wat het is, Ik weet hoe erg het is, Ik heb het allemaal met je gedeeld, een leven lang, maar vooral op Golgotha. Ik begrijp het als je bang bent voor God, voor die ander die je zo geraakt hebt, of vergeten bent, Ik weet wat het is. Ik begrijp het als je je angstig voelt, alsof je balanceert op het randje van een diepe duistere afgrond, want ik ben in die duisternis geweest. En je hebt gelijk als je er bang voor bent. Stop je angst en je pijn niet weg, maar breng ze bij Mij. Ik weet er weg mee, kijk maar, ben Ik niet Jezus, de levende, met heerlijkheid en eer gekroond.


Zo neemt God ons serieus in zijn genade, serieus in onze angst en pijn, onze terechte angst en werkelijke pijn. Want zonde is om bang van te worden en de dood vreet aan onze zekerheden, en pijn is niet iets om te ontkennen. Het is geen hersenschim die wel verdwijnt als we maar hard genoeg geloven. Al dat terechte, dat werkelijke van angst en pijn, dát zoekt God in zijn genade, daarin wil Christus in zijn liefde ons opzoeken, het met ons delen en van ons overnemen. En dan mogen we het ons realiseren: Wij zien Jezus, die door de genade van God voor ons de dood geproefd heeft, met heerlijkheid en eer gekroond. Hij slaat zijn armen om ons heen: kom maar, met je angst, met je pijn, je eigen angst, die je nog met niemand gedeeld hebt, je eigen pijn, zoals jij die voelt, kom maar, geef het maar aan Mij. Ik weet er weg mee: na Goede Vrijdag wordt het Pasen.


Op Golgotha zien wij ook hoe diep serieus Gods genade ons neemt in ons leven. We gaan van vraag-en-antwoord 44 hiermee een stap terug naar vraag-en-antwoord 43. Dat is een van de antwoorden in de catechismus dat, om zo eens te zeggen, van jargon aan elkaar hangt. Opnieuw zou je kunnen zeggen: laat dat eens lezen aan iemand die nooit in de kerk komt, wedden dat-ie er niets van begrijpt. Oude mens, 'met Christus', slechte begeerten, vlees, onszelf offeren, het is allemaal de 'vaktaal' van de kerk. Maar waar gaat het dan over, wat is hier de binnenkant van de woorden? En wat heeft dat met Golgotha te maken?


Laten we eerst eens kijken wat hier de binnenkant van die woorden is, wat is de werkelijkheid, waar het over gaat, als we in de kerk spreken over 'oude mens' en 'vlees'. Wel, dat is de werkelijkheid van ons leven, zoals we dat leiden uit onszelf en op onszelf. Het is de werkelijkheid waarin alles om onszelf draait, waarin we constant bezig zijn tenminste te overleven, en liefst er ook nog wat beter op te worden. Het is de werkelijkheid waarin we onszelf handhaven, tegenover God en tegenover elkaar, waarin we onszelf beschermen en afschermen achter vele maskers en vermommingen, waarin we onszelf groter voordoen dan we zijn, en bij alles het liefst en zo veel mogelijk onze eigen gang gaan. De slechte begeerten van het vlees zijn dan ook allemaal dingen die wij willen om aan ónze trekken te komen.

En dat hoeft niet allemaal uit te komen bij wat Paulus dan ergens de werken van het vlees noemt: ontucht, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschap, twist, afgunst, woede, intriges, ruzies, partijdigheid, jaloersheden, drinkgelagen, orgiën en dergelijke dingen meer. Meestal beschermt de schil van onze beschaving ons wel tegen de ergste uitwassen. En dat hoeft ook niet allemaal open en duidelijk egoisme te zijn, het kan ook heel verborgen gaan, als wij door juist heel veel voor anderen te doen proberen zelf aan waardering te komen en een gerespecteerd mens te worden. Ik denk, dat ieder van ons wel weet, hoe zeer wij om onszelf heendraaien in ons leven, zodra wij even losraken van de liefde van Christus. Dit tekent ons werkelijke leven.

En juist dat neemt Gods genade op Golgotha volledig serieus als wat het is, namelijk: sterven, dood-alleen achterblijven met als enig gezelschap ik, mij en mijzelf. Als in een nuchtere, eerlijke spiegel (Gods gerechtigheid-en-waarheid!), zien we op Golgotha waar ons eigen leven, ons leven van zelfhandhaving en eigengerechtigheid, van je eigen hoofd wel boven water houden, op neer komt, en waar het op uitlopen zal, buiten Christus om: eenzame dood. En laten we het beseffen: opnieuw staan we hier niet voor een harde duidelijkheid van Gods recht, dat bloed wil zien, al was het van zijn eigen Zoon, maar we staan hier voor het diepe geheim van Gods liefde: dat geheim is niet dat Hij ons op onszelf gericht zijn breekt, ons met geweld buigt en dwingt om te erkennen: wij zijn zo belangrijk niet, en ons daarmee niet serieus nemen zou, maar dat Hij ons eigen leven eerst met ons deelt, dat Hij zich identificeert met ons om ons zó te verlossen en te bevrijden.


Zo neemt Gods genade ons serieus in ons leven, zo zoekt Hij ons. In heel dit gebeuren van eenzaam sterven van een gore dood, slaat de Here Jezus zijn armen om ons heen, en roept ons op: Kom maar bij Mij, kom maar, wees maar eerlijk, doe maar niet zo stoer, je hoeft jezelf niet overeind te houden, je hoeft je niet groter voor te doen dan je bent, zelfstandig en sterk, je hoeft je leven niet krampachtig in eigen hand te houden, want Ik weet wel dat dat uiteindelijk geen leven is. Daar ga je aan dood, eenzaam en alleen, zonder echte liefde, zonder echte aandacht, zonder echt een ander die van je houdt. Kom maar bij Mij, en kijk maar: ik ben door Gods eerlijke genade voor jou heel die eenzame dood voor je doorgegaan om jou te zoeken waar je bent, en Ik ben nu met heerlijkheid en eer gekroond om jou echt leven te géven, zomaar, voor niets, vrij en vrolijk. Al dat draaien om je zelf, het hóeft niet, je krijgt toch wel wat je nodig hebt, laat nou eens dat krampachtige waar je zo moe en alleen van wordt, en kijk om je heen, wat mooi, dat heeft God allemaal gemaakt, ook voor jou, geniet ervan, het wordt je gegeven, maak je nou eens geen zorgen of je wel gewaardeerd wordt, Ik waardeer je, God waardeert je: dat zie je toch, anders was Ik echt zo diep niet gegaan, alleen de dood door, die duisternis door, aan het kruis. Je merkt het toch: wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen: het loopt je tussen de vingers door, als je het in eigen hand wilt houden. Maar wie zijn leven verliest aan mij, die zal het behouden: je krijgt het terug, rijker, voller dan je ooit had gedacht: na Goede Vrijdag wordt het Pasen.


Tenslotte, op Golgotha zien we hoe diep serieus Gods genade ons neemt in onze dood. Want op de heuvel Golgotha staan wij oog in oog met de dood van Gods Zoon. Als ergens geldt, dat het geheim van Gods liefde is, niet dat Hij allerlei vervelends en moeilijks meteen maar van ons wegneemt, maar dat Hij het eerst met ons delen wil, dan hier. En juist in dat delen zoekt Hij ons, neemt ons serieus in onze eigen situatie.

Die situatie is er onontkoombaar en onontwijkbaar één van 'moeten sterven'. Alleen voor de mensen die leven bij Christus' terugkomst is er een uitzondering op die regel. En dan nog: een 'einde' wacht ons allemaal. Als er iets is waar we tegen op kunnen zien, dan dat. Want nog even afgezien van de pijn, afgezien van de onzekerheid over wat komen kan, betekent de dood ook een streep onder je leven. En dan begint het optellen. De dood stelt ons hard en onontkoombaar tegenover ons leven, onze eigen levensgeschiedenis. Wat is het nu eigenlijk geweest, en waard geweest? Alle opsmuk, alle poeha, alle je anders voordoen dan je bent, al die ballast waarachter wij ons kunnen verschuilen, het moet allemaal weg als we die nauwe poort van de dood door moeten. En daar staan we dan met ons gespleten leven. Wat moeten wij met onze twee zielen in onze borst? Wat moeten wij met al die verkeerde daden? Kun je er zomaar op vertrouwen dat het wel goed zal gaan? Zullen onze goede daden tegen ons kwaad opwegen? Wat zal er van ons, innerlijk verdeelde mensen, worden, als de grote optelsom wordt gemaakt? Wie garandeert ons dat al onze zonden, onze verkeerde daden, alles waar we spijt van hebben en waar we op terug zouden willen komen, - wie garandeert ons dat die daar niet staan om ons loon uit te betalen in de klinkende munt van de dood: een eindeloze val in uiterste duisternis?


Wat is het dan goed om Jezus te mogen zien, die door de eerlijke genade van God de dood voor ons heeft geproefd - dat is zo'n woord dat je moet 'proeven'.. -, nu met heerlijkheid en eer gekroon. In zijn genade zoekt God ons op, daar waar we zijn. En als we Jezus zien sterven op Golgotha mogen we Hem zijn armen om ons heen zien slaan ook in onze dood, hoe, wanneer dan ook. En Hij weet uit ervaring, Hij begrijpt, Hij draagt ons. En in zijn armen verandert sterven van karakter. Het is geen loon meer dat de zonde geeft, het wordt: de genade die God geeft: het eeuwige leven. Je hoeft niet meer bang te zijn dat je toch nog eens met jezelf, met je eigen kwaad geconfronteerd zal worden, maar je wordt juist verlost van heel die dubbelzinnigheid, die innerlijke tegenstrijdigheid die nu in je leven zit. Er komt een eind aan dat lastige leven met twee zielen in onze borst. Als complete, een-voudige mensen mogen we leven bij Christus. Kijk maar naar Jezus: nu met eer en heerlijkheid gekroond. Want het is avond geweest en het is morgen geweest, het is Goede Vrijdag geweest, en het is Pasen geworden, Gods jongste dag. Amen.


<<<