Heidelbergse Catechismus, zondag 16

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 84,1
lezen Exodus 12:12-17
Psalm 105,16.17.20
lezen Matteüs 26:26-29
Psalm 116,7.8
lezen Openbaring 21:1-8
Psalm 16,4.5
Zondag 16
Gezang 21,2
Gezang 21,3
Psalm 84,5.6

Loenen-Abcoude 26/07/98

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Bij zo'n zondag als zondag 16 kun je behoorlijk verschillende accenten leggen. Je kunt de klemtoon leggen op de dood, het graf, op de onuitsprekelijke angsten, smarten, verschrikking en helse kwelling, en dan wordt het vanzelf een overdenking van de diepte van het lijden van de Here Jezus. Je kunt ook de klemtoon leggen op Gods gerechtigheid en waarheid, op de betaling, als bron van al het lijden van de Here Jezus. Dan wordt het vanzelf een overdenking van de diepe eerlijkheid van God. Of je kunt de nadruk leggen op onze zonden, op onze slechte begeerten en onze felste aanvechtingen, en voor je het weet wordt het dan een overdenking van de onmacht van de mens.

Ik wil vanmiddag nog eens een andere lijn kiezen. U hebt dat vast al gemerkt aan al de schriftlezingen en de psalmen die we gezongen hebben. Het gaat me er vanmiddag eens heel speciaal om naar voren te halen dat al dit lijden, sterven en ondergaan in verschrikking van de Here Jezus voor ons bevrijding, verlossing en feest betekent. Vraag 43 vraagt het zo fijntjes: wat is voor ons nog meer de waarde van het offer en de dood van Christus aan het kruis? Nog meer: alle vragen en antwoorden van zondag 16 - en trouwens ook van zondag 15 en al die andere er om heen, gaan over de verlossende betekenis van het leven van de Here Jezus voor ons. We zijn hier dan ook niet in het gedeelte over onze ellende, maar in dat over onze verlossing.


En verlossing moet gevierd worden. Dat wel in de eerste plaats. Wij denken zomaar dat de eerste reactie van ons op Gods bevrijding en verlossing de reactie van dankbaarheid moet zijn. Maar dat is toch echt niet waar. God leert ons de hele bijbel door dat de eerste reactie op het goede, het mooie, het ware en het lieflijke van zijn werken het vieren van die werken is. Als God klaar is met scheppen, viert Hij een dag lang hoe mooi het is. Lang vóór de Sinaï en de tien geboden leert de Here zijn volk het Pascha te vieren. Al vóór zijn dood stelt de Here Jezus het avondmaal in en slaat Hij de ankers daarvan uit in de eeuwigheid, als Hij de wijn nieuw zal drinken in zijn koninkrijk. Christelijk leven, leven uit dankbaarheid, komt voor uit het feest en is op weg naar het feest. Paulus zegt dat heel sterk: ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij dus feest vieren, niet met oud zuurdeeg, of met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.

Ook ons paaslam is geslacht: Christus. Dat is zondag 16, nietwaar? Laten wij dus feestvieren en uit dat feest gaan leven, want voor onze zonden is betaald, ons graf is geheiligd, onze dood is een open deur naar het grote feest, Christus' krachten grijpen ons aan, vormen ons tot nieuwe mensen, we worden vrij om te dienen, en we mogen er zeker van zijn dat 'mijn Here Jezus Christus' ons van de angst en pijn van de hel verlost heeft. Dat is ook zondag 16, toch? Laat ik dan voor vanmiddag mijn thema maar eens van Paulus lenen: ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij dus feestvieren.


Als we zo in zondag 16 rondkijken, kunnen allerlei dingen ons opnieuw opvallen. Neem nu dat begin, vraag en antwoord 40. Voor je het weet klinkt dat anders heel griezeling en huiveringwekkend. Het lijkt net zo'n keihard noodlot: het kon niet anders. God zat vast aan zijn gerechtigheid en waarheid en daarom moest zijn Zoon dood. Maar begin nu eens aan de kant van de verlossing en de bevrijding. Dan leer je eerst jezelf zien als een mens die dood gaat. Zoals God dat in het paradijs had gezegd: als je van die boom eet, ga je dood. Zo is het toch? Genesis 2:17 staat niet voor niets bij nootje 1. Maar wat doet God? Hij komt ons bevrijden. Het is de moeite waard om ook die andere teksten eens even er bij op te zoeken. Romeinen 8:3,4 - ik las ze vanmorgen al even bij de wet - Wij konden onszelf niet bevrijden, want zonde en dood huizen in ons leven, in ons vlees. Maar God zond zijn Zoon: bevrijding, nieuw leven, noem maar op!

Filippenzen 2:8: Gods zoon vernederde zich tot de kruisdood, maar, dat is hier in Filippenzen heel duidelijk, niet onder een soort dwang of noodlot, maar uit zichzelf, vrijwillig, vanuit zijn liefde voor ons: die gezindheid die ook bij Christus Jezus was. Hebreeën 2:9: het blijkt te gaan om de genade van God waardoor de Here Jezus voor ons allen de dood proefde. En dan nog met zoveel woorden in Hebreeën 2:14, 15: door zijn dood heeft Christus hem, die de macht over de dood had, de duivel, onttroond, en allen bevrijd, die gedurende hun hele leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren. Ons leven was sterven en onze dood het loon dat de zonde uitbetaalt. En nu wordt zomaar ons leven Christus en ons sterven winst. We staan hier echt niet voor een harde, een wrede rechtvaardigheid van God, maar voor het feest van Gods eerlijkheid en zijn medelijden met mensen. Jezus Christus, door uw dood, redt u de zondaar uit zijn nood, Halleluja!


Ja, en dan sta je er heel anders voor, anders tegenover het leven en ook anders tegenover de dood. Bij vraag en antwoord 42 mag ons precies zo iets opvallen als bij vraag en antwoord 40. Hoe heerlijk serieus neemt God ons in onze eigen situatie als Hij ons bevrijd in Christus. Ook ons paaslam is geslacht, laten we feest vieren. Want ons leven staat niet meer onder het voorteken van die huiveringwekkende vraag: Wat zou een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven? (Markus 8:37). De dood doemt niet meer voor ons op in zijn eindeloze hardheid, als de muur waar alles op stukbreekt en afgebroken wordt. Nu is Christus voor ons gestorven, en Hij bleek sterker dan de dood. En dan begint zelfs oog in oog met de dood dat 'halleluja' te klinken. Het komt op de adem van Christus' eigen woorden. Laten we maar weer kijken, Johannes 5:24: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven. En Paulus begint mee te zingen: Ik ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit dit doodslichaam? God zij dank door Jezus Christus, onze Heer! (Rom. 7). Ja, hij verlángt heen te gaan en met Christus te zijn, dat is verreweg het beste voor hem. Hij zegt het in Filippenzen 2. Omdat Christus in de banden van de dood gebonden lag, en ze gebroken heeft is voor ons alles anders. De wonderlijke strijd die dood en leven streden, is beslist: het leven overwon er in en heeft de dood verslonden.


Nou, dan kan voor ons vraag en antwoord 41 zo kaal niet blijven als het nu in de catechismus staat. Ook Christus' graf gaat dan van bevrijding spreken. Good old Ursinus zelf heeft het al gezegd: Christus' graf heiligt onze graven. Zijn begrafenis zet onze grafstenen al op een kier. Het leven dat in Christus is, zal zeker te sterk blijken voor de dood. Soms kun je het zo mooi uitgebeeld zien op een oud kerkhof: een loodzware zerk, die je nog met vijf man niet tillen kunt, ligt dan zomaar uit het lood, schuift al wat open, door de immense groeikracht van de wortels van een grote boom. En zo is dat maar net. In Christus' naam is begraven zaaien, voor God in de aarde leggen, en zijn groeikracht opent alle graven.

Er is hier dat eindeloos wonderlijke dat in Christus' naam het leven blijft, en niet wordt af-gebroken. Natuurlijk, zolang Hij niet is terug gekomen blijft sterven ook afscheid, ook het onderbroken worden van relaties. Maar het is allemaal zo anders geworden. Doorgang tot het eeuwige leven, zegt antwoord 42. Het gaat door. In Hem leven zij alle, zei de Here Jezus. God is geen God van doden, maar van levenden. Wie in Christus sterft, die is niet weg. Die leeft bij God. En de hemel is niet ver. Samen mogen we het zingen, en ook denken aan allen die ons zijn voorgegaan: Jezus Christus, leid ons door uw barmhartigheid, met vreugde tot uw heerlijkheid, Halleluja!


Ik heb zo'n gevoel dat hier heel sterk naar voren komt wat vanmorgen ook aan de orde was: we moeten ons met deze dingen zo sterk mogelijk op Christus richten. Anders wordt het allemaal zo klein. Denk maar aan dat grote feest dat de Here Jezus zelf heeft ingesteld bij zijn dood: het avondmaal. Trek onze Heer naar beneden in onze kleine belevingswereld, en een avondmaalsviering wordt een klein onderonsje van een paar mensen rond een tafel in een klein kerkje. En het diepe verband met de bruiloft van het Lam vervaagt tot een wenken aan de horizon van ons leven: eens, eens. Maar niet voor niets begint de viering steeds weer met dat: de harten omhoog! Wij moeten op Jezus Christus zien, in de hemel, aan de rechterhand van zijn Vader. Als je dat doet, dan proef je niet alleen maar brood en wijn, dan proef je al iets van later. Wij vieren het avondmaal maar niet alleen in verbinding met de kerk van alle plaatsen, maar ook met die van alle tijden. We vieren het mee, met Augustinus en Luther en Calvijn, met opa die al lang gestorven is, met ons kind dat eerder thuis mocht komen dan wij. Ga naar Christus, kijk naar Hem, de verzoener van het al, en rondom Hem zul je ze allemaal zien, de groten en de kleinen. En als wij de beker heffen om de dood van Christus te vieren, dan vieren ze allemaal mee. Wat een feest!


Ja, Christus' dood is het waard om te vieren, want die is eindeloos rijk. Het is maar hoe je kijken wilt, hier in zondag 16. Je zou kunnen zeggen: wat een negatief gedoe. Twee hele lange zondagen over het lijden en sterven van de Here Jezus. Zet daar eens die korte zondag 17 naast. Maar als je anders kijkt, vanuit de verlossing van ons leven, dan snap je er iets van: het gaat hier om ons Paaslam, dat geslacht is! Laten we feest vieren. Ja, ook in ons leven al. Het betekent nu al vrij worden van je slechte zelf, je 'oude mens', die grote egoïst die almaar om zichzelf draait, vrij worden om te dienen, om jezelf te offeren als dankoffer.

U moet er maar eens op letten, er zit in dat antwoord 43 iets van een grommend genoegen. Onze oude mens wordt niet maar met Christus gekruisigd, nee, met Hem gekruisigd, gedood en begraven. Verdraaid, afgemaakt en opgeruimd. Dat is heel fors. En voor we het weten geloven we dat ook eigenlijk niet. Dan maken we er iets anders van. Zo iets als: door zijn kracht begint onze oude mens, ons slechte ik, langzaam minder invloed in ons leven te krijgen, hopelijk, misschien. En we bladeren snel wat door in de catechismus, tot we aangekomen zijn bij dat kleine begin van gehoorzaamheid in zondag 44. Dat kleine begin, dat voor ons zo vaak een grote toevlucht is voor kleingeloof en luiheid.

Maar laten we dat nu eens niet doen. En hier achter blijven haken: Christus' dood bevrijdt ons van ons slechte ik. punt. Er is ook een feest van goed leven in ons bestaan. Als dat er niet is, dan horen we bij Christus niet. Dan sluiten we ons af voor zijn bevrijding en zijn kracht. Als het er helemaal niet is, dan moeten we nog of weer christen worden. Wie christen is, wie verbonden is met onze Heer, die indrukwekkende Heer van vanmorgen, met Hem, die ziet het ook in zijn leven: vrij om te dienen, vrij van oud zeer, vrij van frustraties, vrij van egoïsme, vrij door de kracht van zijn dood. Er gebeurt iets met ons, iets nieuws. Hoe kan dat? Uit ons zelf komt het zeker niet. Hoe kan dat? Nou, ook ons paaslam is geslacht. Laten we feest vieren. Halleluja.


Ja, vrij van je slechte ik. Wees bij Jezus dan ook niet meer bang om nog eens alleen met jezelf over te blijven. De angst en pijn van de hel. Laten we daarbij toch niet denken aan al die spookverhalen van vuur, kwelling en lichamelijke marteling. De hel is de buitenste duisternis, waar je helemaal alleen bent met je slechte ik, met al je goede voornemens waar niets van terecht gekomen is, met al je spijt en wroeging, zonder God en zonder geliefden. De hel is de plaats waar je diepste angsten werkelijkheid zijn geworden. En die hel komt hier in zondag 16 niet voor als een groot dreigement. Maar als dat waar 'mijn Here Jezus' mij van verlost heeft.

Angst, de diepe levensangst van mensen, die iedereen met zich meedraagt, hoe goed verborgen ook. Die angst is reëel, en die is ook terecht, als we naar onszelf kijken. Het is wèl erg, wat we gedaan hebben, ook al kunnen we er over heen leven. Het is wèl erg, wat er huist in ons hart, ook al stoppen we het weg. We zijn ècht slecht, uit ons zelf. Maar, en daar gaat het hier maar om: we worden even ècht gered door Jezus Christus, onze Heer. Zijn angst en pijn en eenzaamheid tot het laatste toe, ze zijn voor ons. Juist als het ons aanvliegt, mogen we het bedenken: ook ons Paaslam is geslacht! Voor ons. Laten we feest vieren. Misschien is het hier wel op zijn diepst, dieper nog dan bij de dood zelf, maar dan is het hier ook op zijn waarst: O Jezus Christus, door uw dood, redt U de zondaar uit zijn nood. Halleluja!


Nou, kom op dan. De harten omhoog! Op Jezus Christus zien. Ons Paaslam. Hij is geslacht. Laten wij feest vieren. Amen.


<<<