Heidelbergse Catechismus, zondag 17

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Psalm 117
Psalm 148,5
lezen Prediker 3,16-4,6
1Korintiërs 15,1-34
Psalm 22,10-14
zondag 17
Psalm 18,14.15
Gezang 21

Pernis 20/05/90
Ten Post 07/10/90
Loenen-Abcoude 20/03/94
Weesp-Nigtevecht 20/03/94
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Wat de waarde van iets is, dringt vaak het beste tot je door als je je afvraagt, wat het zou betekenen als je het niet had, als het er niet was. Wat iemand je waard is merk je maar al te vaak pas als hij of zij er niet is. Zo kunnen we ons voor de opstanding van Christus ook afvragen wat het betekenen zou als zij niet had plaatsgevonden. Paulus heeft dat ook eens gedaan, daartoe gedwongen door mensen die dat serieus durfden bewerden, dat Christus niet was opgestaan. Paulus kon uitstekend preken. Dat blijkt wel uit de preek over zondag 17 die we zojuist van hem gelezen hebben. Zulke woorden vergeet je niet gauw. Wat is voor ons de waarde van de opstanding van Christus? Wel, als Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder inhoud, en zonder vrucht, dan zijn we de ellendigste van alle mensen. Het balt zich allemaal samen in de ene, wat vreemd geformuleerde zin van vers 17: als Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan bent u nog in uw zonden. Typisch. Echt iets voor Paulus om het zo te zeggen.

Als Chrístus niet is opgewekt, dan bent ú nog in uw zonden. Als Christus niet is opgewekt - dat gaat over Hem, over Christus. Maar Paulus trekt er een conclusie uit - dan bent u nog in uw zonden - die gaat over ons. En om het nog merkwaardiger te maken: Paulus zegt niet: als Christus niet is opgewekt, dan blijft u in uw zonden, of: dan komt u nooit uit uw zonden, nee, dan bènt u nog in uw zonden, dan bent u er nooit uitgekomen. Met andere woorden: Paulus zegt niet: als Christus niet is opgewekt, dan zùlt u geen verlossing van uw zonden krijgen, nee, hij zegt: dan hèbt u nooit verlossing van uw zonden gehàd! Het is zonder meer de moeite waard, over zondag 17 na te denken vanuit de diepten van deze paar woorden en ons erdoor te laten vertroosten. Vanmiddag wil ik dat met u doen onder het motto:


Als Christus nog dood is, verandert er nooit iets.
Nu Christus is opgestaan, breekt zich nieuw leven baan.


Als je - zoals wij net gedaan hebben - 1Korintiërs 15:1-34 achter elkaar leest, valt op hoe verbijsterd Paulus was over wat hij had gehoord: dat sommigen in Korinte zeiden, dat er geen doden opstaan. Wat deze mensen verder allemaal leerden en wat de achtergrond van hun meningen was, daarvan weten we eigenlijk niets. Blijkens vers 35 hadden ze moeite met het zich voorstellen hoe die opstanding dan plaats zou vinden. Hoe dan ook - dat is verder niet belangrijk - ze ontkenden dat er doden konden opstaan, en daarmee ontkenden ze het hart van Paulus' prediking (vers 3 en 4). Bij die prediking zullen wij straks uitkomen, maar eerst zullen we stilstaan bij de zwarte achtergrond waartegen het evangelie van de waarde van de opstanding oplicht.


Paulus heeft al heel wat kritiek op de broeders en zusters van Korinte gehad, maar het is of hij het ergste voor het laatst heeft bewaard. Wie de opstanding van doden ontkent, trapt als het ware de bodem uit het evangelie, en dus ook uit het geloof. Dan is de prediking zonder inhoud, en zo ook uw geloof. Paulus is verbijsterd. Zijn gedachten verdringen elkaar, woorden tuimelen over elkaar heen, stapelen zich op. Hij wordt heftig: hoe kómen ze erbij!? Alles staat of valt met Christus' opstanding. Als er geen doden worden opgewekt, wel, laten we ons uit-leven, want morgen zijn we dood. Hij tekent het uit: als er geen doden opstaan, dan ook Christus niet. En dan?! Dan is de prediking van het evangelie, waar Paulus iedere dag voor sterft (vers 31), één grote zeepbel, de blijde boodschap een fata morgana, ja erger nog: een leugen, een vals getuigenis. Als Christus niet is opgestaan is alles voor niets. Paulus brengt het de Korintiërs zo dicht mogelijk op de huid: dan is uw geloof net zo'n flop als het evangelie: leeg, niets, zinloos, het levert niets op. Als het aanzwellend gerommel van de donder in de verte lezen we al in vers 1 en 2: het evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat u ook ontvangen hebt, waarin u ook staat, waardoor u ook behouden wordt, als u het zó vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij u tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn...

Als de prediking van het evangelie leeg is, is het geloof zinloos. Dan wordt het opgenomen in de rij van ijdelheden, waaruit de rest van het leven bestaat. Wat je dan overhoudt, daarvan hebben we iets gelezen uit het boek Prediker. Het woord, dat Paulus hier gebruikt in vers 17 en dat vertaald is met 'zonder vrucht', is hetzelfde als wat in het griekse boek Prediker telkens weer voorkomt als 'ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid'. Als Christus niet is opgewekt valt ook het geloof daaronder, dan levert ook het geloof niets op wat iets betekent. Dan betekent ook het evangelie niets nieuws. Voor niets. Zinloos. Weerzinwekkend. Je proeft die weerzin bij Paulus in ieder woord. Als ook geloven in Christus zinloos is, gaan we onder in de stuitende zinloosheid van de zonde. Dan blijft alles net zo als het sinds de zondeval geweest is. Als Christus nog dood is, verandert er nooit iets. Dan hebben we mooie dromen gedroomd, van bevrijding en vergeving, maar dan is in werkelijkheid alles onveranderd: dan zijn we nog in onze zonden.


Dat betekent natuurlijk ook dat onze zonden nog niet verzoend of vergeven zijn. Maar het gaat om meer, het gaat om het heersen van de zonde in de dood. De zonde die voert tot de dood, en waar wij van onszelf niet uit kunnen komen. En als Christus in zijn werk, zijn verzoeningswerk gebleven was, dan had ook Hij blijkbaar de zonde niet kunnen overwinnen en wegdragen. Dan heerste de zonde nog steeds als koning in de dood. Zonde is niet zomaar iets, er zitten moordende consequenties aan vast van vloek en dood. Als Christus niet was opgestaan, dan was overduidelijk geweest dat zelfs Gods Zoon zich aan deze last vertild had.

Het nog in onze zonden zijn betekent dan ook dat er dan aan onze ellende niets veranderd was. Dan waren wij nog steeds slaven van de zonde en kanonnenvoer voor de dood. Tranen van onderdrukten - en zij hadden geen trooster. Dan was de zonde nog steeds de bepalende macht in ons leven, zoals zij dat is bij alle mensen die in Christus niet geloven. Dan waren we nog steeds vastgespijkerd op ons verleden, achtervolgd door alles waar we spijt van hebben, maar waar we niet los van kunnen komen. Als zijn kracht te gering was geweest om zelf te kunnen opstaan, hoe had Hij ons ooit kunnen opwekken tot een nieuw leven? Zonder zijn kracht zijn we reddeloos overgeleverd aan de tyrannie van satan. En de dictatuur van de duivel betaalt de soldij van de dood.

U kunt zich vast de verbijstering van Paulus wel indenken, dat sommigen de opstanding van doden durfden ontkennen. Dan is ook de Zoon van God omgekomen in zonde en schuld, en wie zal ons dan redden? Als Christus nog dood is, verandert er nooit iets. Dan zij wij het meest van alle mensen te beklagen: met een ingebeelde hemel gaan we de dood tegemoet. In volle verontwaardiging zet Paulus daarom in vers 20 de waarheid tegenover de leugen. Dat nooit! Christus ìs opgewekt uit de doden, dus is uw geloof vól en draagt het rijke vrucht: u bent niet meer in uw zonden!


Christus ís opgewekt: nu keert alles wat we net gezegd hebben zich om: zijn offer ís aanvaard, Hij hééft de zonde overwonnen, Hij hééft de schuld betaald, Hij hééft de macht van de zonde gebroken, de dictator onttroond. Dat is de volle inhoud van ons geloof. En het effect ervan, het effect van ons geloof, is: dat geldt ook voor ons. Het geloof is het geheim achter het eerste opvallende van deze tekst van vers 17: dat Paulus uit wat over Christus ging - als Christus niet is opgewekt - conclusies trok voor ons - dan bent u nog in uw zonden. Het is de vrucht van het geloof, dat wat voor Christus geldt, ook voor ons waar is en waarde heeft. Zonder geloof heeft de vraag van zondag 17 totaal geen zin. Als u niet in Christus gelooft, is de waarde van zijn opstanding voor u nul niks en niemendal. Alleen wie eerst belijdt: Ik geloof in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Heer, mag zich vervolgens de vraag stellen naar de waarde van het 'op de derde dag opgestaan uit de doden'.


Want het geloof neemt ons op in Christus, we worden in Christus Jezus gedoopt. Dat moeten we zo letterlijk mogelijk nemen, en beleven! ondergedompeld worden in de Here Jezus en nu helemaal met Hem bedekt zijn. Wij vergroeien met Hem in het geloof. Heel teer beschrijft de nederlandse geloofsbelijdenis dat van onze kant af: in het geloof omhelzen wij Christus. En dat is ons leven, want dan wordt het: wat voor Hem geldt, geldt voor ons. En dat geldt niet maar voor ons in de toekomst, dat geldt nù! Nu Christus is opgestaan breekt zich nieuw leven baan. Nu. "heeft God de Vader met de overgave van Zijn Zoon in de dood des kruises, onze zonden metterdaad in Christus veroordeeld en gestraft (Rom. 8:3), dan heeft Hij ook, toen Hij Hem, Die onze zonden droeg, uit de doden opwekte, Hem van die zonden inderdaad vrijgesproken en gerechtvaardigd verklaard en ons met Hem.". Als Paulus in Romeinen 4,25 gezegd heeft, dat Christus is overgeleverd om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging, dan gaat hij in hoofdstuk 5,1 verder met: wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Heer Jezus Christus.


Dat is de kern waar ik u op wil wijzen. Als Paulus niet zegt: als Christus niet is opgewekt, dan zùlt u geen vergeving van uw zonden krijgen, maar: dan hebt u geen vergeving van uw zonden gehàd, dan betekent dat: wie gelooft in de opgestane Christus hééft al nieuw leven, hééft vergeving van al zijn zonden gehad in Hem. Er wordt niet voor niets gevraagd: wat is voor ons de waarde van de opstanding van Christus. Zijn opstanding krijgt maar geen waarde voor ons, nee, ze heeft die waarde nu. Nu Christus ìs opgestaan, nu zijn wij, die geloven, niet meer in onze zonden, nu leven wij een nieuw leven in Hem. Hierin proef je dat evangelie, waarin gerechtigheid van God geopenbaard wordt voor een ieder die maar gelooft. Dat is geen gerechtigheid die op de jongste dag zal openbaar worden, als God recht spreken zal, nee, dat is gerechtigheid die nu al gebleken is in de opstanding van Christus. Die aanwezige gerechtigheid wordt verkondigd op gezag van de lévende Christus in de prediking van het evangelie, en wie dat gelooft, die heeft haar nu.

Daar kunnen wij telkens weer op terugvallen. Vergeving van zonden en kracht om met de zonde te breken hebben wij iedere dag nodig. Dan kunnen we wel eens denken: zou God mij wel weer willen vergeven, nu al weer? Zou ik wel weer vergeving krijgen. Mag ik wel weer opnieuw beginnen? God vraagt maar één ding: Gelooft u in Christus? Dan hebt u uw vergeving al gehad! Leef daar maar uit. En dat kan. Leven in Christus betekent niet meer sterven in de zonden. Maar dat kan alleen weer in het geloof. Door de levende verbinding met Christus in het geloof wordt de heerschappij van de zonde in ons leven gebroken. Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam, zodat u aan zijn begeerten zoudt gehoorzamen. Niet langer in uw zonden, niet de duivel, maar Christus wil de bepalende macht in ons leven zijn. Zijn nieuwe leven wil zich baanbreken ook in ons leven. Nu.


Hoe? Wel, door het geloof in het evangelie van Christus leven en sterven en opstaan voor ons. Het geloof is het omhelzen van Christus, het is het zeggen: ja ik wil van de bruid tegen de bruidegom, het is de levende band die ons met Hem verbindt. Het hart van het geloof klopt dan ook in het gebed. Wie niet bidt gelooft niet, hij heeft geen deel aan Christus, ook al kent hij zondag 7 van achter naar voren uit het hoofd. Het is in het gebed, in het levende contact tussen Christus en ons, dat zijn kracht, zijn opstandingskracht, ons bereikt. Alleen in levend geloof, dat ademt in het gebed, heeft Christus opstanding waarde voor ons, juist in het nieuwe leven, dat wij nu al leiden. Ons leven kan alleen nieuw blijven, als er permanent contact is tussen Christus en ons, en dat kan niet zonder intensief bijbellezen en bidden, bij alles wat we doen en wat ons overkomt in het leven. Dan kan er inderdaad wat gebeuren. Pessimisme is hier verboden.

Want van de kracht die van Christus uitgaat mogen we niet gering denken. Het is de kracht van de opstanding uit de doden, de macht die de dood, onze onoverwinnelijke vijand, van binnenuit heeft opgeblazen. Als er iets voor ons onherroepelijk is, is het de dood. Voor Christus is niets onherroepelijk. Hij heeft zelfs de dood overwonnen. Dat mag ons juist troosten als we van de nieuwheid van leven in ons eigen bestaan maar weinig zien. Hoe minder je ziet van het leven naar Gods geboden in je leven, hoe meer je wordt aangespoord en opgeroepen om je helemaal aan Christus over te geven. Dat is nooit hopeloos. De nieuwheid van leven is er in Christus. In die gemeenschap met Hem mogen wij altijd weer terugkomen, wat wij ook hebben gedaan. Het is de rijke troost die van de opstanding uitgaat, dat wij, hoe diep wij ons ook ingegraven hebben in ons oude leven, toch altijd weer teruggeroepen worden naar de nieuwheid van leven in Christus. Er is niets waar je zo moe van wordt, waar je zo kapot aan gaat als het leven op eigen gezag. U zult er allemaal uw eigen ervaringen mee hebben. Maar hoe erg wij ook stuk zitten onder de last van wat we hebben gedaan, de bevrijding is nooit ver, en onbereikbaar. De verfrissing van het nieuwe leven is er, in Christus, en Christus komt telkens weer bij u en geeft het u.

Het geloof in deze levende Christus is niet zinloos, ijdel en leeg. Integendeel. Het is zo vol van genade en kracht, dat het heel het leven overstraalt. Helemaal aan het eind van 1Korintiërs 15 sluit Paulus af met een soort grote eindconclusie van dit hoofdstuk: Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar - denk aan vers 2: als u het zó vasthoudt als ik het u verkondigd heb - altijd overvloedig in het werk voor de Heer, wetende dat uw arbeid niet vergeefs is in de Heer. Als we zouden geloven in een dode Christus zou het geloof opgenomen worden in de ijdelheden van het leven in de zonde. Nu we geloven in de levende Heer, worden de ijdelheden van het leven opgenomen in de volheid van zin die Hij geeft. Dat mogen we gerust geloven, want Hij leeft. En zijn nieuwe leven neemt het onze in zich op in het geloof en geeft er betekenis aan. Het is leven in Christus.


Als Christus nog dood is, verandert er nooit iets. Dan worden wij verpletterd tussen een koperen hemel en een verschroeide aarde. Dan is inderdaad diegene het beste af die nog niet geweest is, die nooit geboren zal worden. Dan is het grote devies: laten we ons uit-leven, want morgen zijn we dood. Nu Christus is opgestaan, breekt zich nieuw leven baan. Vanuit dat leven leven we nu, als we geloven in Jezus. Wie in Hem niet gelooft blijft zo dood als hij altijd geweest is. Maar wie gelooft in de Christus die hoort bij Hem, die leeft, en die vergeving ontvangen heeft, voor al onze zonden die Hij droeg. Voor wie gelooft geldt, wat voor Christus geldt: Christus is voor de zonde eens voor altijd gestorven, Hij leeft, en heeft ook ons leven verborgen bij God. Zo zijn ook wij voor de zonde eens voor altijd gestorven en leven nu voor God in Christus Jezus.

Eens voor altijd gestorven. Daarom kunnen wij ook rustig in Christus ontslapen. In vers 18 trekt Paulus nog een conclusie uit het vermeende niet-opgestaan zijn van Christus: dan zijn zij die in Hem ontslapen zijn verloren. Natuurlijk, dan zijn ook zij gestorven in hun zonden. En dat betekent de dood. Maar Christus is opgestaan en nu is het een van beide: of ontslapen in Christus, en dat betekent doorgaand leven, of sterven in de zonden, en dat betekent doorgaande dood. Vanuit het heden worden de lijnen doorgetrokken naar de toekomst. Het nieuwe leven van het heden is van kracht tot in eeuwigheid.


Ontslapen in Christus, daar komt het geloof weer om de hoek kijken. Alleen door het geloof worden wij in Christus ingeplant, horen we bij Hem, geldt wat voor Hem geldt voor ons. Alleen voor wie gelooft is Christus' opstanding ook een onderpand voor zijn opstanding. Als een bewijs, een garantie dat Hij zijn beloften aan ons zal nakomen - dat is een onderpand - heeft God ons Hoofd, Christus, uit de dood opgewekt. Omdat de grote Eersteling leeft, zal de rest van de oogst volgen. Dat is zeker. Maar dan wel voor wie als lidmaat bij dat Hoofd hoort, voor wie van Christus is, door het geloof.

Doorgaand leven, het nieuwe leven van Christus breekt zich baan, van nu aan tot in eeuwigheid. Daarmee is het sterven niet eenvoudig, een simpele doorgang tot het eeuwige leven, maar we weten nu wel in wiens kracht we hem door zullen kunnen komen. Wie zich in het geloof aan Christus vastklemt, zal zich door zijn kracht meegenomen en gedragen voelen ook door de dood heen. Dat geloven we, want we geloven in een lévende Heer. Zo zeker als Hij daar stond, in die dodenhof, zo zeker staan wij hier nu al met een nieuw leven, en zo zeker zullen wij daar staan, in heerlijkheid.


Als Christus nog dood is, verandert er nooit iets. Nu Christus is opgestaan, bréékt zich nieuw leven baan, van nu aan tot in eeuwigheid. Dat is nog eens een enige troost in leven en sterven! Amen.


<<<