Heidelbergse Catechismus, zondag 21

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 61,1-3
Psalm 16,1
lezen 1Korintiërs 12,1-7
Psalm 72,1
Zondag 21
Psalm 133
Psalm 147,1.7

Loenen-Abcoude 20/09/98
Haarlem 16/04/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Dit zijn de zondagen van de wonderlijke combinaties. Vorige week hebben we stil gestaan bij het wonderlijke van de combinatie van de Heilige Geest - echt en eeuwig God - en mij, ik, mijzelf. Hier bij zondag 21 vinden we net zo goed een wonderlijke combinatie: de kerk - groot en imposant, van het begin tot de wereld tot het einde daarvan, door Christus zelf vergaderd - en mij, ik, mijzelf.

Dat is zo'n wonderlijke combinatie, dat we ons er nauwelijks iets bij voor kunnen stellen, geloof ik. We hebben het er tenminste weinig over. Als we zeggen: we gaan naar de kerk, bedoelen we een samenkomst van deze gemeente hier, of van een dergelijke gemeente ergens anders. Als iemand ons vraagt: ben je lid van een kerk? dan zeggen we: ja, ik ben gereformeerd (of gereformeerd vrijgemaakt). Maar daarmee zijn we nog lang niet bij het begin van zondag 21. Hier staan we voor de Kerk waar ieder christen lid van is, ja ieder gelovige, ook vóór Christus geboorte, voor het immense geheel van de nieuwe mensheid dat de Here Jezus bezig is te verzamelen uit alle volken en stammen en talen en natiën.

En dat heeft iets van binnenkomen in een imponerende kathedraal, of, als je dat liever is, in een gigantisch stadion, vol met tienduizenden luidruchtige mensen. En zoals je hier in de Arena bijvoorbeeld al de koude rillingen over de rug kunnen gaan als al die mensen juichen en roepen, zo nog veel meer kun je onder de indruk komen als je ook maar een glimp ziet van de Kerk van Christus: een grote menigte; niemand kan haar tellen. Ze komen uit alle rassen, stammen, volken en talen en staan opgesteld voor de troon en voor het Lam. En ze roepen luid: De overwinning is aan onze God, die op de troon zit, en aan het Lam!

Toch sluit antwoord 54 bijna droog af met dat wonderlijke: ik geloof dat ik van déze gemeente een levend lid ben en eeuwig zal blijven. Anders gezegd: ik geloof, dat ik één ben van de schare die niemand tellen kan, één van de talloos veel miljoenen, die bij de Here Jezus horen. Dat is heel wonderlijk. En ik denk dat we daar nodig wat meer bij stil moeten staan.


En het is nog niet eens alles ook. Want het gaat hier niet maar om het wonderlijke van een immens grote groep mensen, waar wij deel van uitmaken. Het beeld dat ik net opriep, van zo'n stadion vol mensen, is dan ook niet zonder gevaar. We zouden kunnen denken dat de kerk net zo iets is als zo'n menigte, die van alle kanten met auto's, bussen en treinen naar het stadion komt, even samen kijkt naar een wedstrijd, en dan weer uit elkaar gaat: met de eigen auto, de eigen fiets, uiteindelijk naar het eigen huis.

En ik ben bang dat we zoiets wel eens des te sneller zouden kunnen denken omdat het er in de praktijk zo op lijkt. Naar de kerk gaan wij 's zondags, zoals andere mensen 's zondags naar het voetbal gaan, toch? We zoeken ons eigen plekkie op de tribune, kijken eens hoe de dominee het doet, en dan gaan we weer naar huis. Maar dan is het echte wonder van de kerk je zomaar voorbijgegaan. Want het echte wonder, dat wat geen mens ooit voor elkaar krijgen zou, dat wat alleen de Here Jezus kan, is dat het bij die onvoorstelbaar grote groep mensen nog om een gemeente, een gemeenschap gaat ook. Als je toch iets van dat beeld van dat stadion wilt vasthouden is de kerk eerder te vergelijken met het voetbalteam dan met de toeschouwers.

Kijk, en dat is pas echt het wonderlijke van deze zondag 21. Het gaat om de wonderlijke combinatie van 'ik', mij, 'ons', wij, van het heel persoonlijke, met een gemeenschap, een team, een gemeenschap die zich over alle tijden en plaatsen uitstrekt en samen aan het werk is.

De conclusie ligt voor de hand: er wordt dus ook iets van ons verwacht. En dat is ook zo. Gods wonderlijkheden zijn niet onschuldig of vanzelfsprekend, of ongevaarlijk. Wie durft belijden wat in zondag 21 staat, die zegt van zichzelf: ik ben door Christus lid geworden van een team, en ik heb, met mijn eigen gaven en mogelijkheden, mijn eigen tijd en energie, een bijdrage te leveren aan dat team: een werkelijk functionerende gemeenschap. Lid zijn van de kerk is bepaald niet zoiets als lid zijn van de ANWB: netjes ieder jaar je contributie betalen, De Kampioen krijgen, en, met je pasje, kunnen rekenen op hulp van de Wegenwacht als de nood eens aan de man komt. Nee, als het over de kerk gaat, gaat het over een gemeente, een gemeenschap, en dan is het nog maar een paar regels verder en dan gaat het over een gewillig en met vreugde je gaven tot nut en heil van de andere leden gebruiken.


Maar voor we daar aan toe zijn, dat er van ons iets verwacht wordt, is het goed om eens goed te kijken naar het wonderlijke ervan, dat de Here Jezus er in slaagt om uit al die talloos veel miljoenen een team, een gemeenschap te vormen. Er wordt niet maar van ons alleen iets verwacht. Het gaat er maar niet om dat u, dat ik aan het werk ga in mijn directe omgeving. Het gaat er om dat wij als lid van dit team, als lid van deze functionerende gemeenschap aan het werk gaan. En dat maakt dat veel er anders uit komt te zien.

Want het wonderlijke van zondag 21 is, dat hij ons zelf, heel persoonlijk in de eerste plaats neerzet in het team van Abraham, en David, en Paulus, en Johannes, en Job, en Thomas, en die onbekende die riep: Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!, en Maria, en Martha, en Debora, en Sara, die lachte. Maar daar blijft het niet bij. Want daar zijn ook de broeders en zusters uit de oude kerk: Irenaeus en Augustinus, Athanasius en al die afgevaardigden naar de oude concilies. En het houdt niet op: Luther, Calvijn, Groen van Prinsterer, Kuyper, de Cock, Bavinck, je gelovige grootvader of -moeder. Doe een boek over kerkgeschiedenis open en ze komen je allemaal tegemoet. En in ons geloof in de levende God weten we: ze zijn niet dood, ze leven. Allemaal. We maken deel uit van hetzelfde team, dezelfde gemeenschap als zij.

En dat is werkelijk zo. Dat merk je als je hun teksten leest, de verhalen over hun leven hoort. Je merkt de gemeenschap met de oude kerk, als je de geloofsbelijdenis leest: dit is ons team, we zijn bezig met hetzelfde project: het doorgeven van en het leven uit hetzelfde evangelie. Je merkt het als je, zoals wij vanmorgen, bezig bent met de catechismus, of de Nederlandse geloofsbelijdenis: dit is ons team, we werken aan hetzelfde. Je merkt het als je ze leert kennen: bij alle verschil, verschil van tijd en plaats, verschil van mening, van opstelling, verschil van leven en daden, proef je de eenheid van het ware geloof, het samen werken naar één doel.

En dat houdt niet op. Het houdt niet op in de tijd, maar ook is het niet beperkt tot een paar plaatsen, of kerkgemeenschappen. Wat een onzin zou dat zijn. We lezen in kranten en boeken van broeders en zusters over de hele wereld. Ze zijn lang niet allemaal gereformeerd of iets wat daarop lijkt, maar je herkent ze aan dat ene ware geloof. En als je ze ontmoet, dan merk je direct: we werken in hetzelfde team, aan hetzelfde project. Kijk eens om je heen, denk eens rond in je dorp, aan al die christenen die je kent. Ze zijn lang niet allemaal hier in de kerk, maar zo vaak herken je in hen hetzelfde éne geloof, en dan merk je ook: we horen bij hetzelfde team, werken aan hetzelfde project.

Als we daar nu eens beginnen, bij dit grote wonder dat de Here Jezus er in slaagt om inderdaad talloos veel miljoenen in eenheid van waar geloof samen te brengen, dan kunnen we het vervolgens op de goede manier hebben over wat er van ons verwacht wordt. We moeten denk ik leren van de volgorde van zondag 21. Alles begint met het wonder van de kerk (antwoord 54), dat is het wonder van de genade in de Here Jezus (antwoord 55, ten eerste). Dan volgt pas onze inzet (antwoord 55, ten tweede). Eerst krijg je een plaats in een wonderlijk team, een wonderlijke gemeenschap. Dan pas kun je goed aan het werk.

Want het is duidelijk dat het nu nooit meer kan gaan om een eenzame job voor individuele mensen, die allemaal voor zichzelf aan het werk moeten gaan in de kerk. Welnee. Als wij onze afwegingen maken zijn we niet alleen. Al die talloos veel miljoenen leven met ons mee, omringen ons, staan naast ons. Wanneer we onze gesprekken voeren zijn ze bij ons, ze lenen ons hun woorden en gedachten, hun voorbeeld. Wanneer wij onze liederen zingen, zijn het hun teksten en melodieën. Wanneer wij samen nadenken over ons geloof zijn ze ons voorgegaan daarin. Van het grootste tot het kleinste geldt dat: nooit doe je in de kerk iets alleen. Tot en met als je zaterdags hier met maar een paar mensen de kerk schoonmaakt, of zondags ergens koffiezet voor een handvol mensen bezoek, je doet het in de gemeenschap van onnoemelijk veel mensen die ook een kerk hebben schoongemaakt, of een synagoge, of een tempel, en die ook iets hebben klaargemaakt voor bezoek van broeders en zusters.

Laten we toch vooral leren om zo te denken over alles wat we in de kerk doen. Die verplichting van antwoord 55 is nooit een eenzame verplichting, een eenzame last, een hard moeten zonder steun. Zelfs niet als we ons in de eigen kerkgemeenschap soms eenzaam kunnen voelen. Steeds weer is daar de stimulans van het grote, het wonder-grote team van de Here Jezus. Als wij dubben: zal ik vanavond naar vereniging gaan, of niet? zal ik mijn tijd en mijn genoegens opgeven voor een ander, of niet? zal ik geld overmaken voor de zending, en hoeveel? zal ik bij haar, bij hem op bezoek gaan, of niet, of een andere keer? Bij al die afwegingen leven al die broeders en zusters van ons mee. En als we dan horen hoe Paulus zich afmatte voor het evangelie wil dat ons stimuleren, als we horen hoeveel mensen in China, of in de Oekraïne over hebben voor hun geloof, wil ons dat stimuleren. Als we horen, zomaar in een verhaal van opa of oma, wat zij hebben gedaan voor de Here Jezus, wil ons dat stimuleren. In dat hele wonderlijke team van de Here Jezus worden onze smoesjes beschaamd en ons gebrek aan vertrouwen gerelativeerd. Als wij denken: dat kan ik niet, klinken de stemmen op rondom ons: dat dacht ik ook, maar het kon toch. Als wij denken: dat stelt toch niks voor wat ik doe, roepen ze ons toe: wacht even, dat dacht ik ook, maar het was anders. Het eindeloos boeiende van de kerk van Christus is, dat er voor iedereen van ons een voorbeeld, ja handenvol voorbeelden zijn. De machtige veelkleurigheid van de kerk geeft iedereen de kans zich te herkennen: er zijn er meer zoals ik.

Laten we dat wonderlijke van de kerk tot ons door laten dringen, dat wonderlijke van dat immens grote team, die gemeenschap die tijden en plaatsen omspant, en wij, en ik, wij die in dát team onze plek hebben gekregen. En laten we er gebruik van maken. Dat mag denk ik wel eens speciaal gezegd worden. Want uit onszelf denken we zomaar net als alle andere mensen tegenwoordig: individualistisch en op onszelf. En uit onszelf krimpt ook ons wereldje zomaar in tot de kleine ruimte rond onze stoel en de televisie.


Gebruik maken van de gemeenschap van de kerk betekent, om maar eens een voor de hand liggend voorbeeld te nemen, dat we werk maken van onze belijdenissen. Als het óver onze belijdenissen gaat, doen we daar in onze kerken al snel nogal zenuwachtig over. Maar het opvallende is, dat er maar weinig mensen zijn die ze werkelijk kennen, die ze gelezen hebben, en er eens alle bijbelplaatsen bij hebben opgezocht. Ja, en dan klagen we dat onze discussies zo oppervlakkig zijn, en dat we niet weten wat we moeten zeggen als we in discussie raken met anderen, dat we kwetsbaar zijn voor allerlei ideeën en theorieën. Ja. Nogal logisch. We gebruiken de gemeenschap van de kerk niet. En dan kom je alleen te staan, en al snel ook met lege handen en de mond vol tanden.

Ja, maar ik ben geen lezer, hoor ik iemand denken. Dat hoeft ook niet. Ga eens op bezoek bij een ander en praat over je geloof en je leven met hem, met haar. Dan kun je elkaar tenminste helpen. Anders wordt het een eenzame job. Haal eens een christelijke video, over bijbelverhalen of kerkgeschiedenis en denk dáár eens over na, in plaats van de volgende soap of western. Ga eens naar een jongerendag, of een familiedag, in plaats van winkelen. Zing eens wat meer 'psalmen, gezangen en geestelijke liederen' in plaats van de songs van het moment. Haal eens goede gospelrock in plaats van de volgende house-cd. Er is echt voor iedereen iets in de gemeenschap van de kerk. Nee, misschien vindt u, vind je het niet in onze kerk of bij een vrijgemaakte uitgever of boekhandel. Nou en? Begin eens in die kerk van het begin van zondag 21. Op de een of andere manier zult u altijd iets vinden dat juist u helpt om christen te zijn. Voor iedere hand is een handschoen, iedere voet vindt een schoen die haar past. Dat is het wonder van de Kerk. Bij dat wonder begint alles.

En het vervolg? Nou ja. Dat is duidelijk genoeg. Zoals gezegd: Gods wonderlijkheden zijn niet onschuldig of vanzelfsprekend, of ongevaarlijk. Wie durft belijden wat in zondag 21 staat, die zegt van zichzelf: ik ben door Christus lid geworden van een team, en ik heb, met mijn eigen gaven en mogelijkheden, mijn eigen tijd en energie, een bijdrage te leveren aan dat team: een werkelijk functionerende gemeenschap. Lid zijn van de kerk is bepaald niet zoiets als lid zijn van de ANWB: netjes ieder jaar je contributie betalen, De Kampioen krijgen, en, met je pasje, kunnen rekenen op hulp van de Wegenwacht als de nood eens aan de man komt. Nee. Maar dat vervolg komt niet in deze preek, maar zo meteen in uw leven van alle dag. Amen.


<<<