Heidelbergse Catechismus, zondag 22

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Psalm 103,1.2
Gezang 41
lezen Openbaring 19:6-10
Psalm 43
Zondag 22
Psalm 126
Gezang 30,6

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 103,1.2
Psalm 103,3.4
lezen Openbaring 9:6-16
Liedboek gezang 285
Zondag 22
Psalm 126
Gezang 30,1-3,6

Loenen-Abcoude 01/05/94
Weesp-Nigtevecht 01/05/94
Loenen-Abcoude 27/09/98
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Een beetje feest kondigt zich lang van tevoren aan. Hoe groter het feest, des te eerder beginnen de voorbereidingen. Hoe indrukwekkender het feit dat gevierd wordt, des te langer van te voren houdt het ons bezig. We leven ernaar toe en alles wat in de tussentijd gebeurt komt in het licht te staan van die toekomst. Als je nog klein bent kun je weken van tevoren uitzien naar je verjaardag. Dan krijg je cadeautjes, dan komen je vriendjes en vriendinnetjes op het feest, dan ben jij zelf jarig. En de nacht vóór je verjaardag kun je nauwelijks slapen, zó spannend is het. Als we wat groter worden vinden we verjaardagen over het algemeen niet meer zo spannend, maar dat toeleven naar komende blijde gebeurtenissen, dan blijft. Zoals wel vaker, laten ook hier kinderen in al hun directheid en eerlijkheid zien hoe het werkt bij ons. Als we echt uitzien naar een feest, dan stellen we ons er heel wat van voor, dan kunnen we er nóg wakker van liggen: hoe zou het zijn, hoe zou het gaan? En ook als je zelf niet meteen het feestvarken bent, maar alleen genodigd, werkt hetzelfde principe. Hoe belangrijker we het feest vinden waar we voor uitgenodigd zijn, des te langer van tevoren zijn we er mee bezig. Nog zoveel nachtjes slapen, en dan...

Ons leven in de tussentijd krijgt daarvan een eigen kleur. Wij leven permanent met bepaalde verwachtingen, die ons leven in een bepaalde richting zetten. Dat is heel in het algemeen zo, niet alleen in het groot, maar ook in het klein. Als we een zware baan hebben of hard moeten werken op school, zien we uit naar de weekenden en de vakanties: dan kunnen we bijkomen, nieuwe krachten verzamelen. Ondertussen houden we ons werk vol in de verwachting van het komende weekend: nog even volhouden, dan is het weer zover. We verheugen ons er bij voorbaat op. We maken lang van tevoren plannen voor de vakantie en denken al tijdens ons werk na over wat we het komend weekend zullen gaan doen. Wanneer wij naar iets verlangen, dan zijn we daarmee bezig en maken wij ons er een voorstelling van. Dat hoort bij gezonde mensen. We stellen ons niks voor van dingen waar we ook niets van verwachten. Stel je daar maar niet teveel van voor, dat zeg je van zaken waar ook wel niet veel van terecht zal komen. Maar hoe groter de verwachting, des te intensiever houdt zij ons bezig.


Dat alles geldt zeker voor het grote feest waarheen wij op weg zijn als christenen, de bruiloft van het Lam. Christenen zijn feestgangers. Dat stempelt hun leven. Dat wij dus bezig zijn, ook in onze fantasie, met wat God ons belooft voor de toekomst, dat is een goede zaak, een goed teken ook, namelijk daarvan dat we Gods beloften belangrijk vinden, dat we er iets van verwachten. Dat het bij de opstanding van ons lichaam en het eeuwige leven gaat om zaken die als het ware spelen achter onze horizon, aan de andere kant van onze werkelijkheid, dat doet daaraan niet af. Het leert ons wel bescheidenheid. Wat kunnen wij, mensen die in de tijd leven, mensen die alles begrijpen in termen van eerder en later, van vóór en ná, wat kunnen wij ons immers helemaal voorstellen bij eeuwig leven, leven zonder tijd, of tenminste met een andere tijd en een andere ruimte dan de onze? En wat weten wij nu helemaal van wat God voor ons nog in petto heeft? Als we ergens zien dat God de God is van altijd meer dan we denken, dan hier. Maar dat de komende heerlijkheid voor ons onvoorstelbaar is, betekent niet dat wij ons er dan ook maar niets bij moeten voorstellen. Integendeel. Het is juist in ons bezig zijn met Gods beloften dat ze concreet kleur kunnen geven aan ons leven nu.

Christenen zijn feestgangers. Zalig zijn zij die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal van het Lam. Daar stel je je wat bij voor, anders wordt je levenspad zeker een moeizame tocht. We moeten ons dan ook vooral niet laten afschrikken door de formulering die we in antwoord 58 lazen: dat het gaat om een heerlijkheid die geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en die in geen mensenhart is opgekomen. Dat zal allemaal best wel waar zijn, maar het is niet de bedoeling dat dat onze nieuwsgierigheid doodt. Het wil - binnen de bescheidenheid van de bijbel, want God is de God van altijd meer dan je denkt - onze nieuwsgierigheid juist levend houden. Wat is dat voor een feest waarheen we op weg zijn? Dat is een goede vraag. En het is geheel terecht als we daar, aan de hand van de bijbel, een antwoord op zoeken. Het is juist dat antwoord, dat kleur kan geven aan ons leven nu, met alles wat daarbij hoort.


De goede richting voor dat antwoord vinden we als we eens kijken waar die woorden van antwoord 58 die ik net aanhaalde vandaan komen. Ze zijn zo'n beetje citaat uit 1Korintiërs 2,9: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen die Hem liefhebben. Lezen we nu wat precieser in 1Korintiërs, dan blijkt het bij Paulus over heel iets anders te gaan dan in zondag 22. Paulus heeft het helemaal niet over de komende heerlijkheid van het eeuwige leven, welnee, het gaat over de grote verrassing van de genade in Christus. Wie had ooit kunnen bedenken dat God ons zó zou verlossen? Niemand toch! Toch is het gebeurd en toch heeft God het ons geopenbaard door de Geest. Die grote verrassing, waar wij nooit op hadden kunnen komen, waarvoor je wel God zelf moet zijn om zoiets te verzinnen, die is ons bekend gemaakt door het evangelie. In het vervolg zegt Paulus dan ook: wij hebben de Geest uit God ontvangen, opdat wij zouden weten wat ons door God in genade geschonken is (1Kor2,12). De grote verrassing, de grote reden tot feestvreugde is de gave van God in de persoon van zijn Zoon.

En precies Hij, Jezus Christus, het Lam van God, is het ook stralend middelpunt van het feest waarheen we op weg zijn, de bruiloft van het Lam. Dat legt een hele sterke verbinding tussen nu en straks. Christus kennen wij immers. Met Hem gaan wij, als het goed is dagelijks om. We horen zijn stem in de bijbel, we luisteren naar Hem, we nemen Hem als voorbeeld, we merken zijn kracht in ons leven - jawel, jawel, ik weet het wel, in alle onvolkomenheid van nu, met vallen en opstaan, maar toch! Juist in de persoon van onze Heiland hebben wij in allerlei opzichten een tastbaar bewijs van onze toekomst. Bij alles wat we ons voorstellen van het eeuwige leven, hoort Hij in het middelpunt te staan, net als bij onze eigen gewone-mensen-trouwdag alles in het teken staat van het bruidspaar en voor de bruidegom alles in het teken staat van zijn bruid en voor de bruid alles in het teken staat van haar bruidegom. Zo is het toch? Hier is het zelfs nog sterker. Want Hij is de mens uit de toekomst, als compleet mens, met ziel èn lichaam, uit de dood teruggekomen, als een mens zoals ook wij eens zullen zijn op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.


Christenen zijn feestgangers, ze zijn op weg naar de bruiloft van het Lam. En laten we dat beeld maar goed op ons laten inwerken. Want wij zijn de bruid. In het eeuwige leven is heel de kerk van alle tijden en plaatsen bijeengebracht bij Christus als zijn bruid. En wat vieren we dus, op deze bruiloft? Net zo min als bruid en bruidegom op hun aardse trouwdag in de eerste plaats vieren dat ze uit huis gaan, los van hun ouders komen, net zo min vieren we op de bruiloft van het Lam vooral dat we verlost zijn uit deze wereld. Als het ergens geldt dan hier: bruid en bruidegom vieren op hun trouwdag dat zij voor altijd bij elkaar horen en bij elkaar blijven zullen. Dat is de grote reden voor het feest. Als ergens, dan hier - want over onze trouwdagen valt altijd de schaduw van de dood. De dood is de grens van onze huwelijken: totdat de dood ons scheidt. Maar dat is hier niet zo. Dit is werkelijk een huwelijk tot in eeuwigheid en daarom des te meer feest voor altijd. Op het feest waarheen wij op weg zijn wordt gevierd, dat Christus en zijn christenen voor altijd bij elkaar zijn. Gods grote doel, dat Hij naast zijn eigen Zoon nog vele zonen en dochters bij zich zou hebben, in liefde, vreugde en vrede, het wordt volkomen bereikt. De grote verrassing van God voor ons, de gave van zijn Zoon, wordt daar volledig voor ons uitgepakt.


En dat feest is een werkelijk feest, zonder enige bijsmaak. In het heden, ons leven van nu, vieren wij slechts zo nu en dan een feest. Er is een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, een tijd om te rouwklagen en een tijd om te dansen, schrijft Prediker. En sterker nog, ook als het tijd is voor een feest is de vreugde vaak gemengd, en als het tijd is voor verdriet, is het verdriet vaak oppervlakkig. Helemaal, totaal blij zijn en feestvieren, dat overkomt ons niet zo vaak. Totale feestvreugde veronderstelt immers complete, gave mensen, en dat zijn we niet. Juist op feestdagen missen we onze gestorven geliefden het sterkst. Naarmate we ouder worden voelen we op onze verjaardagen ook de dood in ons lichaam werken. Op onze huwelijksjubilea herinneren we ons ook de ruzies, kunnen we ook pijnlijk herinnerd worden aan de meningsverschillen met onze kinderen. En dan heb ik het nog maar niet over het verdriet om kinderen die van de kerk gegaan zijn, dat dan juist zo schrijnend kan zijn. Wat ons zeer doet in ons dagelijks leven dragen we maar al te vaak met ons mee op onze feesten.

Totale feestvreugde veronderstelt complete, gave mensen. Als zulke mensen zullen we deelnemen aan het grote feest van het eeuwige leven. Dat belooft ons God. Dat is aan de orde bij de opstanding van ons lichaam. Ons lichaam, ons eigen lijf, hoort immers bij de mensen die wij zijn. Je bent wie je bent juist als die en die mens met je eigen lichaam. Dat wij nu midden in het leven door de dood omgeven zijn, meer nog dat de dood en het sterven in ons leven doorvreten, dat zien we vaak het scherpst in ons lichaam: als we ouder worden, als we ziek worden, als we littekens oplopen die niet meer wegtrekken, al die zorgenrimpels waarin onze levensgeschiedenis neerslaat. En juist dat lichaam van ons zal door Christus' kracht worden opgewekt en aan zijn verheerlijkt lichaam gelijk gemaakt worden. Als complete, gave mensen staan we op uit het graf. Al het slechte, het pijnlijke, het verkeerde uit ons leven mogen we in dat graf achterlaten. Het goede dat Christus nu al in ons leven geeft, dat mag met ons mee, de eeuwige feestvreugde in.


Daarheen zijn we op weg. Christenen zijn feestgangers. En dat wil kleur geven aan ons leven van nu. Een hele bepaalde kleur, de kleur van de troost. Dat heeft de catechismus heel goed begrepen. Daarom luiden de vragen van zondag 22 juist zo: Welke troost geeft u de opstanding van het vlees? en: Welke troost put u uit het artikel over het eeuwige leven? Er wordt niet gevraagd: wat gelooft u van de opstanding van het vlees? of: wat gelooft u van het eeuwige leven? En nog minder wordt er gevraagd: wat verstaat u onder de opstanding of het eeuwige leven? Dat is natuurlijk niet omdat wij hierover niets zouden geloven, en ook niet omdat wij er toch niets van begrijpen, maar omdat alles wat wij geloven en verstaan van opstanding en eeuwig leven in ons leven concreet de gestalte wil krijgen van troost. En troost heeft te maken met 'toch rust'. Dat is de bedoeling van wat God ons gezegd heeft over sterven, opstaan en eeuwig leven, dat het ons midden in ons leven van nu rust zou geven.

En dat hebben we nodig, want we leven ons leven midden in de dood. De dood is niet zover bij ons vandaan als we in een overmoedige bui wel eens kunnen denken. En bij de dood hoort voor ons, mensen, ook angst. Sterven doet pijn. En is de dood niet ook het punt waarop we onherroepelijk ingehaald worden door ons schuldgevoel, het punt waarop we onontkoombaar geconfronteerd worden met onszelf zoals we werkelijk geleefd hebben - en niet zoals we ons voordoen voor anderen? En ook daar zijn we mee bezig, ook dit grote verdriet kondigt zich lang van tevoren in ons leven aan, we stellen ons er iets bij voor en we handelen ernaar, ieder op onze eigen manier. De één probeert intensief goed te maken wat er nog goed te maken valt, de ander vlucht voor zichzelf zolang het nog kan. We nemen onze voorzorgsmaatregelen en lopen nog eens extra naar de dokter met onze pijntjes. Onrust en zorg kenmerken voor een groot deel ons mensenleven hier. En het alternatief voor onrust en zorg lijkt maar al te vaak geen rust, maar de oppervlakkigheid van de verdoving, de roes en de vlucht uit de werkelijkheid.

Het zijn zaken die ook in ons leven allemaal een rol spelen. Laten we elkaar niet wijs maken dat angst voor de dood iets is voor ongelovigen, dat je opgejaagd voelen door schuldgevoelens iets is dat in de kerk niet voorkomt en dat gelovigen geen moeite hebben met de pijn van ziekte en dood. Voor christenen is de pijn van de dood niet zomaar tot de pijn van het trekken van een kies geworden, zo van: kom op jo, het doet even pijn, dan ben je er van af. Al die zorgen en gevoelens die mogen wij echter wel in verband brengen met de gave en de beloften van God, telkens weer. Iedere keer als de angst en de pijn groot wordt in ons leven, mogen we die opnieuw leggen onder het woord van God en ons laten troosten. Wat er ook speelt, wat ons ook kwelt, we zijn feestgangers. En wat vierden we ook al weer op dat feest? Bruiloft van het Lam, voor altijd samen met Christus zijn als complete, gave mensen.

Dat mogen we zeggen tegen elkaar en tegen onszelf als ons lichaam wegteert in de dood. 'Dit mijn vlees', dit lijf van ons, dat je voelt, dat je zeer kan doen, waarin je je sterk kunt voelen, waarvan je je kunt herinneren dat je je er eens sterk in hebt gevoeld, daarover gaat het. Dat zal onvergankelijk worden opgewekt. En onze schuld, die wij hier hebben opgedaan, en onze angst, die wij hier voelen, we mogen ze tot rust brengen bij Christus, de grote verrassing van God. Dat mag nu al. Christus kennen wij toch? Wij weten toch wat God ons in Hem gegeven heeft? Wie bang is om zijn eigen leven onder ogen te zien, met alles wat daarin is gebeurd en gedaan, die mag horen dat hij bij zijn sterven niet maar met zijn eigen leven, met zijn eigen schuldgevoel geconfronteerd wordt, maar ook met het leven van Christus. Meteen. We zijn op weg naar de bruiloft van het Lam, ook in ons sterven. We zijn niet maar op weg naar de dag van het grote oordeel waarop een ieder van ons de maat genomen zal worden op zo'n manier als we ons in onze ergste nachtmerries niet kunnen voorstellen. Wie sterft ontmoet op hetzelfde moment Christus, het Lam van God dat onze zonden heeft weggedragen, onze geliefde Heiland. Dezelfde Christus in wie wij ons nu al verheugen, omdat Hij ook nu al onze zonden weggenomen heeft.


Weet u nog, 1Petrus 1:8? Hem hebt u lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft u, zonder Hem thans te zien, en u verheugt zich met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde. Begin van de eeuwige vreugde, zegt antwoord 58 dan. En zo is het toch? Zoals onze vreugde en onze rust in het heden alles te maken heeft met Christus, bij wie wij heel ons leven tot rust kunnen brengen, zo heeft de eeuwige heerlijkheid alles te maken met Christus: wij zijn op weg naar de bruiloft van het Lam, om voor altijd te vieren dat we bij Hem horen en bij Hem zijn. Daarom is iedere avondmaalsviering een voorsmaak, een voorproefje van het grote feest dat komt, niet omdat wij zo onverdeeld gelukkig zijn, maar omdat het in het avondmaal, net als aan het grote bruiloftsmaal gaat om onze gemeenschap met Christus, bij Hem horen we, van Hem zijn we. Dat moet gevierd worden. En dat zal gevierd worden tot in eeuwigheid.


Precies daarom gaat het als de catechismus zegt dat we God eeuwig zullen prijzen. Wij prijzen God door het vieren van zijn heil. Juist door blij te zijn en vreugde te bedrijven geven we God de eer. Samen met Christus te mogen leven als nieuwe, gave, complete mensen op een nieuwe, gave, complete wereld, één grote gave van God, waar altijd meer in blijkt te zitten dan wij al hadden gedacht en hebben ontdekt, dat is eeuwig leven. Dat is het feest waarheen we op weg zijn. Christenen zijn feestgangers. En: een beetje feest kondigt zich lang van tevoren aan. Hoe groter het feest, des te eerder beginnen de voorbereidingen. Hoe indrukwekkender het feit dat gevierd wordt, des te langer van te voren houdt het ons bezig. We leven ernaar toe en alles wat in de tussentijd gebeurt komt in het licht te staan van die toekomst. Laten we maar alvast beginnen met ervan te zingen. Me dunkt, er is reden voor. Amen.


<<<