Heidelbergse Catechismus, zondag 29

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Psalm 92,1.2
Psalm 102,12.13
lezen Johannes 15:9-17
Psalm 133
Zondag 29
Psalm 103,7.9
Gezang 30,2.3

Loenen-Abcoude 24/07/94
Weesp-Nigtevecht 24/07/94
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Deze tweede zondag dat het bij de catechismusprediking over het avondmaal gaat wil ik straks even met u stilstaan bij het gemeenschapskarakter van het avondmaal, dat wij aan tafel samen gemeenschap hebben aan Christus, met en aan elkaar. Maar eerst even wat anders. Want ook dit is iets wat in de Catechismus eigenlijk geen aandacht krijgt. Alleen aan het slot van antwoord 76 wordt even gewezen erop dat wij door één Geest eeuwig leven en geregeerd worden, zoals de leden van het lichaam door één ziel. In onze avondmaalsformulieren is het eigenlijk net zo. Daar worden de accenten dan ook precies zo gelegd als in de Catehismus. Aan het eind van het gedeelte over de gedachtenis komt tenslotte nog heel even aan de orde dat Christus ons door dezelfde Geest als leden van één lichaam verbindt in ware broederlijke liefde. Dat het in de formulieren net zo ligt als in de Catechismus ligt ook voor de hand, want ons lange formulier komt uit hetzelfde boek als de Catechismus: de kerkorde van de Paltz van 1563, en ons korte formulier is weer een afleggertje van het lange.

Deze eerste keer dat ik de catechismus met u doorwerk wil ik nog geen gebruik maken van de oude truc van dominees die merken dat ze na zondag 28 eigenlijk niets nieuws meer over zondag 29 te zeggen hebben en daarom maar over beide zondagen in één keer preken. Dat geeft me tegelijk mooi de gelegenheid eens wat uitvoeriger in te gaan op het avondmaal en eens wat kanten naar voren te halen die in de Catechismus blijven liggen. Dat lijkt me niet alleen op zich goed, het past ook heel goed binnen de catechismusprediking. Het is immers vanouds al niet de bedoeling geweest van de catechismusprediking dat we daarin alleen maar met wat andere woorden en eenvoudiger voorbeelden zouden zeggen wat ook al in de Catechismus staat. Nee, binnen de zondagse leerdienst (meestal de middagdienst) richten we ons op de bijbelse leer van de kerk, en daarbij gebruiken we als leerboek de Catechismus. En het is, denk ik, in de kerk net als op school: het zijn niet de beste leraren die alleen maar herhalen wat je ook zelf al in je boek kunt lezen.


En dat geldt zeker hier, want, zoals ik een paar weken geleden bij zondag 26 al heb gezegd, merken we juist bij de zondagen over de sacramenten, en dan nog vooral bij die over het avondmaal, dat er aan de catechismus een plaats en datum van fabricage hangt: made in germany 1563. Laten we daarom eens beginnen met de vraag hoe het eigenlijk komt dat in de Catechismus aan in de bijbel toch belangrijke zaken als het belijdeniskarakter van het avondmaal (wij zijn actief), waar we het de afgelopen week over gehad hebben, en het gemeenschapskarakter, waar het nu over zal gaan, en ook het karakter van 'viering', waar ik volgende week mijn uitgangspunt bij zal nemen, - hoe het komt dat aan die zaken hier niet of nauwelijks aandacht wordt besteed.


Wel, vorige week heb ik al gezegd dat de vraag die de Catechismus in deze zondagen eigenlijk aan het beantwoorden is, de vraag is naar wat het betekent dat Christus het avondmaal voor ons heeft ingesteld. Bij het beantwoorden van die vraag vallen zaken als het belijdenis- en het gemeenschapskarakter haast vanzelf buiten de aandacht. Maar goed, daarmee hebben we de vraag alleen nog maar verschoven. Want hoe komt het nu dat de Catechismus juist deze invalshoek neemt?

Dat heeft alles te maken met de spannende kerkelijke situatie van die dagen in Duitsland. De Catechismus is geschreven in 1563. In 1555 was er op de Rijksdag in Augsburg een belangrijke beslissing genomen. Daar was een soort vrede gesloten tussen roomse en lutherse vorsten op basis van de lutherse belijdenis van Augsburg. Er was afgesproken dat wie deze belijdenis hield geduld zou worden door de roomse vorsten en dat verder ieder rijksgebied de religie zou hebben die de vorst ook had. Was de hertog of keurvorst rooms, dan moesten alle niet-roomsen het land uit, was hij luthers, dan moesten alle roomsen het land uit. Toen Frederik III, de keurvorst van de Paltz, in 1563 een gereformeerde belijdenis wilde laten opstellen werd het dus heel spannend. Die belijdenis moest, als het even kon, zo in elkaar zitten dat hij haar kon verkopen als een uitleg van die belijdenis van Augsburg, waarop de vrede gesloten was. Kon hij dat niet, dan was de kans levensgroot dat hij van twee kanten, rooms en luthers, zou worden aangevallen en afgezet - met alle gevolgen, ook voor de gereformeerde kerken, van dien.. Het punt waarop dit vooral van belang was, was de avondmaalsleer, want dat was nu juist het gevoelige punt tussen de luthersen en andere reformatorische groepen, zoals de gereformeerden.

Om voor het gemak al die afschuwelijk ingewikkelde discussies rond het avondmaal even samen te vatten: de luthersen stonden vooral tegenover de volgelingen van Zwingli. Zwingli had het avondmaal eigenlijk uitsluitend gezien als een belijdenishandeling van de gemeente. We gedenken Christus' offer van toen, belijden ons geloof in Hem, en dat is alles. Luther had het avondmaal vrijwel uitsluitend gezien als een genademiddel, een middel waardoor God ons zijn genade geeft. Wat de Catechismus nu doet is, net als Luther, doop en avondmaal benaderen als genademiddelen (daarom zijn de zondagen 25 tot en met 21 ook opgenomen in het deel van de verlossing), maar vervolgens worden doop en avondmaal zo gereformeerd mogelijk uitgewerkt. Men wilde in die gespannen situatie zoveel mogelijk tegemoet komen aan de bezwaren van de luthersen. Benader je het avondmaal echter als een middel waardoor God of Christus ons zijn genade geeft, dan ben je bijna veroordeeld tot het behandelen van de vraag wat het betekent dat Christus het avondmaal voor ons heeft ingesteld en is het al evenzeer onontkoombaar dat allerlei andere aspecten van het avondmaal niet meer of niet meer voluit aan bod kunnen komen. Daarom hebben we dus voor de behandeling van de bijbelse leer ook over het avondmaal een leerboek dat maar een gedeelte van die bijbelse leer ook aan de orde stelt. En daarom voeg ik met veel genoegen het een en ander toe in de prediking over deze zondagen.


Vandaag dus iets over het gemeenschapskarakter van het avondmaal. We hebben daar bij de viering van het avondmaal in mei (Loenen) / juli (Weesp) ook al wat aandacht aan besteed, in verband met het onderscheiden van het lichaam uit 1Korintiërs 11,29. Het is juist in 1Korintiërs 11 dat we kunnen leren hoe belangrijk de onderlinge gemeenschap aan het avondmaal is. Want dat was juist het punt waar het Paulus tegenover de Korintiërs om ging: het was 'ieder voor zich' aan het avondmaal: bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. Dat, dat 'ieder voor zich' eten noemt Paulus 'op onwaardige wijze' eten, en daarover moet de zelfbeproeving gaan. Zelfbeproeving heeft bij Paulus nog niet die algemene kleur van 'ellende - verlossing - dankbaarheid' die zij in ons formulier heeft, nee, zij gaat over de manier waarop wij ons in de gemeente opstellen.

Dat mag even wat vreemd op ons overkomen. Immers, net zoals we de aandacht voor het gemeenschapskarakter van het avondmaal bij de onderwijzing in ons formulier slechts heel kort en bijna terloops aan het eind vinden, zo vinden we bij de zelfbeproeving slechts heel kort en bijna terloops onder het 'ten derde' dat wij bij onszelf moeten nagaan of we alle vijandschap, haat en nijd van harte afleggen en ons ernstig voornemen voortaan in liefde en vrede met onze naaste te leven. Ondertussen is dat het waar het in de enige plaats die de bijbel over het zelfonderzoek heeft, namelijk 1Korinte 11,28, om gaat. Dat dat in onze formulieren ondersneeuwt in een veel algemener spreken over zonde en vergeving is een ernstig gemis, dat de sfeer en de manier van avondmaalsviering eeuwenlang gestempeld heeft. We hebben alle reden daar, ook als kerken, nog eens goed naar te kijken. Het is immers opnieuw één van de vervelende gevolgen van het compromis met de luthersen waar we het net over hadden, en het richt onze aandacht op een verkeerde manier op onszelf.


Natuurlijk wordt, zodra het over zelfbeproeving gaat, onze aandacht op onszelf gericht, waar het Paulus echter om gaat, dat is dat we letten op de manier waarop wij ons in de gemeenschap van de kerk opstellen, als ledemaat van het lichaam van Christus. Binnen onze formulieren wordt de aandacht echter allereerst erop gericht hoe wij zelf, op onszelf, tegenover God staan. Het komt mij voor dat we er daardoor nauwelijks meer toe komen om onszelf te beproeven op de manier die Paulus wil. Wie zich onzeker voelt over zichzelf, over zonde die hij of zij heeft gedaan, die blijft weg van het avondmaa, of zit er met vrees en beven. Maar of de gemeenschap van onze kerk nu functioneert of niet, dat lijkt voor onze avondmaalsviering niet uit te maken. Wij zien er geen been in om 'op onszelf', vol van onze eigen gedachten en zorgen, aan het avondmaal te komen, soms zo bezig met onszelf dat we even later niet eens meer weten wie er met ons aan tafel zaten. Precies dat 'op jezelf' zitten aan de avondmaalstafel noemt Paulus minachten van de gemeente van God.

Want avondmaal is een maaltijd, gestileerd in brood en wijn, maar toch een maaltijd, een gemeenschapsmaal. Christus sticht een maaltijd om de blijvende betekenis van zijn werk te vieren. En een maaltijd is per definitie een zaak van gemeenschap. In je eentje kun je wel eten, maar geen maaltijd houden. Je nodigt je vrienden uit om te komen eten, niet zomaar jan en alleman. Als je ergens een gezin vormt, dan is het aan tafel. Samen eten betekent dat je bij elkaar wilt horen. Als Christus ons zegt: doe dat - doe dat samen, meervoud! - tot mijn gedachtenis, dan vraagt Hij heel concreet van ons dat wij elkaar als broeders en zusters aanvaarden in Hem. Het is aan diezelfde maaltijd geweest dat Christus het avondmaal voor ons heeft ingesteld, dat Hij ook de woorden sprak die we uit Johannes gelezen hebben: Dit is mijn gebod, dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad. Het één wordt concreet in het ander. Als Christus ons zegt: doe dat samen, vier die maaltijd samen, dan betekent dat hetzelfde als: Dit gebied Ik u, dat u elkaar liefhebt. En als we dat werkelijk tot zijn gedachtenis doen, dan weten we weer: zoals Hij ons heeft liefgehad.


Dat is de diepste grond van de gemeenschap in het avondmaal, dat Hij ons heeft liefgehad, niet maar met woorden, maar met daden. Dat is het hart van het evangelie. Wie nu op zichzelf aan het avondmaal zitten wil, die kan zich bij hoog en bij laag beproeven voor wat betreft zijn eigen zonden en zijn eigen vergeving voor God, hij heeft tenslotte het hart van het evangelie niet begrepen. Johannes zegt dan elders: Indien iemand zegt: Ik heb God lief, doch zijn broeder haat, dan is hij een leugenaar; want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kán God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben. Paulus zegt dan dat we tot ons eigen oordeel eten en drinken als we Christus' lichaam niet onderscheiden. Christus' lichaam: we aanvaarden elkaar in Hem, dat wordt heel concreet zichtbaar in het avondmaal, als we samen eten van het ene brood en drinken uit dezelfde beker. Omdat het één brood is, zijn wij, hoevelen ook, één lichaam; we hebben immers allen deel aan het éne brood. Dat éne brood wordt gebroken om samen gedeeld te worden, samen.

Zo is dat in de kerk: Christus is de bron van onze onderlinge gemeenschap. Alleen daarom kunnen we ook zoveel van elkaar verdragen in de kerk. Wat werkelijk gemeenschap der heiligen is dat zie je aan de avondmaalstafel, waar we samen gemeenschap aan de heilige dingen, het heilige brood en de heilige drank, hebben. God is de God die in Christus zondaars rechtvaardig maakt. In de kerk zitten we naast elkaar als mede-zondaars: kijk maar naar het avondmaal: brood en wijn, lichaam en bloed: voor deze mensen die daar zitten, is Iemand gestorven. Dat was nodig. Hoe hadden wij anders leven kunnen krijgen dan door Hem? Hoe hadden wij anders liefde kunnen leren dan door Hem? Hij heeft gezegd: doe dat samen, tot mijn gedachtenis - en het betekent hetzelfde, concreet, als: Dit is mijn gebod, dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad. En daarom betekent ons samen avondmaal vieren dat wij met de daad van het eten en drinken uitspreken, niet alleen dat we deel hebben aan Christus, maar ook deel hebben aan elkaar. We zeggen ermee: wij houden van elkaar als broeders en zusters in Christus, wij zoeken dus het beste voor elkaar. En wie dat niet doet, veroordeelt zichzelf.


En dat oordeel wacht maar niet tot het laatste oordeel op de jongste dag. Zo'n innerlijke tegenstrijdigheid in je leven wreekt zich al veel eerder in je leven, want liefhebben is leven, haten is sterven. Wat kun je niet ziek worden van allerlei spanningen in de gemeente. Een maagzweer is niets. Waar echte gemeenschap ontbreekt is geen gezond klimaat voor mensen. Dat was al in Korinte zo: Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen, lezen we in hetzelfde gedeelte. Dat is een oordeel van God, het omgekeerde van de zegen die Hij gebied waar liefde woont. Ja, maar we hoeven Gods oordeel en zijn zegen niet los te maken van gewone menselijke mechanismen, dat je ziek wordt van ruzie en je leven opbloeit in een goede sfeer.

En voor die goede sfeer hebben wij alle reden. Want we vieren in de kerk, ieder zondag, maar speciaal aan het avondmaal, de liefde van Christus voor ons allen. Hij is de bron van onze gemeenschap, van onze vrede. Wie iets met zijn naaste heeft moet dus niet, in naam van de ruzie met elkaar, maar niet gaan, maar juist, in naam van het avondmaal, voor zover het aan hem ligt, ophouden met ruziemaken. Wie dat niet over zijn hart kan verkrijgen, wie zijn eigen gelijk en zijn eigen rechten daarvoor niet kan opgeven, die moet maar denken aan de Christus die we samen gedenken aan het avondmaal, en wat Hij opgegeven heeft voor ons. Dit is zijn gebod, dat wij elkaar liefhebben, zoals Hij ons heeft liefgehad. Daarom: doe dat samen, eet en drink samen, vier de gemeenschap met elkaar vanwege de gemeenschap met Hem. Samen eten betekent dat we bij elkaar willen horen, in Hem. Amen.


<<<