Heidelbergse Catechismus, zondag 32

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Psalm 99,1.2
Psalm 99,3.4
doop Coen Kolbeek - Psalm 90,1.8
lezen Lucas 19,1-10
lezen Romeinen 12
Psalm 18,9.10
Zondag 32
Psalm 36,2
Gezang 30,6

Loenen-Abcoude 01/12/96

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


In iedere zondagse kerkdienst luisteren wij samen naar wat de Here God ons via de bijbel te zeggen heeft. Nu kun je dat doen door over één gedeelte uit de bijbel speciaal na te denken, maar je kunt het ook doen door een thema te behandelen dat her en der in de bijbel voorkomt. Dat laatste willen wij vanmorgen doen. Het bijbelse thema waar het om gaat wordt vanmorgen aangegeven door zondag 32 van de Heidelbergse Catechismus. U vindt dat op blz. 460 van het kerkboek. De Heidelbergse Catechismus is een oud leerboek van de gereformeerde kerk. Hij dateert al van 1563. Dat merk je ook. Hij is opgebouwd uit allemaal vragen en antwoorden, zoals in die tijd bij leerboeken veel gebeurde. Bovendien staan er voor ons allerlei moeilijke woorden en vreemde zinnen in. Maar dat is allemaal best uit te leggen. En waar het in dit oude boek om gaat is vandaag de dag nog steeds de moeite van het overdenken meer dan waard. Laten we deze zondag eerst eens samen bekijken en lezen.


Vraag 86 begint met heel kort de conclusie te trekken uit wat in gedeelten ervóór aan de orde is geweest, namelijk dat wij uit onszelf wel slechte mensen zijn, die uit onszelf niet van God en van elkaar houden (dat noemt de catechismus onze ellende), maar dat God ons door Christus verlost van alles wat wij aan slechts hebben gedaan en verzonnen (denk maar aan de doop: onderdompelen, doodgaan en nu echt leven). De Here Jezus doet dat 'uit genade', dat wil zeggen: zomaar, gratis, zonder dat wij daar iets voor hoeven te doen of te presteren. Nu zou je kunnen zeggen: als God dan toch alles goed maakt wat wij ook maar verkeerd gedaan hebben, wat maakt het dan nog uit wat je verder doet? Kun je dan niet net zo goed slechte dingen doen als goede? God maakt het toch weer in orde. Maar zo is het niet. Je kunt niet een christen zijn en doorleven en je gang gaan alsof dat niets zou betekenen. Er mag van ons verwacht worden dat wij nu goede werken, goede dingen, en niet langer slechte dingen doen. De Catechismus wil uitleggen waarom dat zo is. Daarom vraagt hij:

Nu wij uit onze ellende, zonder enige verdienste van onze kant, alleen uit genade door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?

Het antwoord valt dan in drie onderdelen uiteen. In het eerste wordt de reden gegeven. Wij moeten nu goede dingen doen omdat Christus door zijn Geest ons vernieuwt en verandert. In de twee laatste gaat het om het doel daarvan: het gaat dan om onszelf, dat wij aan onszelf en ons leven kunnen merken dat wij geloven, dat wij bij God en Christus willen horen; en het gaat om de mensen om ons heen, onze naasten, dat zij kunnen zien dat het goed is om bij God te horen. We lezen:

Omdat Christus ons niet alleen met zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, maar ons ook door zijn Heilige Geest vernieuwt tot zijn beeld, opdat wij met ons hele leven tonen, dat wij God dankbaar zijn voor zijn weldaden en opdat Hij door ons geprezen wordt.

Vervolgens om zelf uit de vruchten zeker te zijn van ons geloof en om door onze godvrezende levenswandel ook onze naasten voor Christus te winnen.


Goed, duidelijk is: je kunt als christen niet doorleven en je gang gaan en slechte dingen blijven doen. Van een christen mag verwacht worden dat hij of zij goede dingen doet. Vraag en antwoord 87 bindt ons dat op het hart, door een paar uitspraken uit de bijbel samen te lezen. Wie zich niet omkeert, en zijn levensstijl verandert, maar toch slechte dingen blijft doen, met hem of haar loopt het slecht af. We lezen:

Kunnen zij dan behouden worden, die in hun goddeloos en ondankbaar leven voortgaan en zich niet tot God bekeren?

Beslist niet, want de Schrift zegt [in 1Kor. 6,9-10, Ef. 5,5-6 en 1Joh. 3,14-15 namelijk] dat een onkuise, afgodendienaar, echtbreker, dief, gierigaard, dronkaard, lasteraar, oplichter, of een dergelijk zondaar, het koninkrijk van God niet beërven zal.

Gods nieuwe wereld blijft voor onveranderde mensen gesloten. Het is dus wel belangrijk dat aan een christen ook in het leven te merken is dat hij of zij christen is. Je zou wat de Catechismus in heel dit onderdeel zegt, kunnen samenvatten als: wie een christen is, moet ook een goed mens worden. Daarover willen we nu in de preek even nadenken. Na het 'amen' na de preek zingen we Psalm 36,2.


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Wie een christen is, moet ook een goed mens worden. Dus ik, dus u, dus jij, als we zeggen dat we christen zijn, - wij moeten goede mensen worden. Ja, en dat is maar niet een verzinsel van de Catechismus. Er wordt in de nootjes naar genoeg bijbelteksten verwezen, en trouwens, het ene gedeelte dat we gelezen hebben, Romeinen 12, was duidelijk genoeg. Dat wordt van ons verwacht, en het wordt met recht van ons verwacht. Wie een christen is, moet ook een goed mens worden. Een goed mens, dat is een mens die, zoals we gelezen hebben, getypeerd wordt door liefde en respect voor de ander, blij en geduldig, vrijgevig, gastvrij en meelevend, niet hard en eigenwijs, maar zelfs goed voor z'n vijanden.

Als we daar over na willen denken moeten we, denk ik, eerst maar eens even heel stil worden. Wij, die zeggen dat we christen zijn, die naar de kerk gaan, netjes bidden voor ons eten, en zo, zijn wij goede mensen? Zijn wij zo, getypeerd door liefde en respect en blij, en nou ja, wat ik verder van Paulus noemde?

Ja, daar moeten we eerst bij stilstaan, bij onszelf, bij wat er van dat alles in ons leven terecht komt. Want anders wordt het zomaar een heel gemakkelijke waarheid, die waar is omdat ze in de bijbel staat: wie christen is, moet ook een goed mens worden. Ja, natuurlijk, dat moet ook. En anders wordt het zomaar ook een heel verre waarheid, een kreet die naast ons leven staat, en die niet meer tot ons doordringt: dan raakt het ons niet meer, dat wij, wij zèlf, goede mensen moeten worden. En als het ons niet meer raakt, nou, dan blijft alles zoals het is, waarheden of geen waarheden. Dan zijn we niet onkuis, maar laten we het niet hebben over onze verborgen sexuele gedachten en ook niet over wat wij allemaal op tv zien. En we zijn geen afgodendienaars, maar raak niet aan onze luxe. En we zijn geen echtbrekers, maar zien allerlei mannen en vrouwen aan. En zo voort. En dat is allemaal nog maar negatief gezegd. Positief wordt het nog ernstiger: dan komt er van ons goede mensen worden niks terecht.

Toch wil het een waarheid over óns zijn: als wij christen zijn, dan moeten wij ook goede mensen worden. Als wij gedoopt zijn, dan moeten wij ook een nieuw leven gaan leiden, een leven dat past bij onze verbondenheid met God. Wie eerlijk is over zichzelf, die zal zeggen: asjemenou, dat is een heel project. Ga er maar aan staan. Dan hebben we nog wel even werk. Een goed mens worden, getypeerd door liefde en respect voor de ander, blij en geduldig, vrijgevig, gastvrij en meelevend, niet hard en eigenwijs, maar zelfs goed voor z'n vijanden, iemand die het kwade overwint door het goede. Poe.


Maar goed, als dat dan zo is, als we inderdaad op grond van de bijbel moeten zeggen: wie christen is, wie gedoopt is, moet ook een goed mens worden, hoe doen we dat dan? Hoe pak je dat enorme project aan? Hoe kan ik een goed mens worden? En hoe kan ik er aan bijdragen dat mijn kind, dat ik moet leren zijn doop te begrijpen, ook een goed mens wordt?

Nou, we zouden kunnen zeggen: kom op, stel je doelen hoog, dan bereik je tenminste iets. Als je christen bent, probeer zelf een goed mens te worden. En als je je kinderen hebt laten dopen, probeer ze dan zelf tot goede mensen op te voeden. Laten we er maar aan gaan staan, aan dat project. Heeft God dat niet aan ons verdiend? Hij geeft ons zomaar vrede en bevrijding van ons verleden. Dan mogen wij toch wel met ons leven Hem tonen dat wij Hem dankbaar zijn? Het is moeilijk, dat blijkt steeds weer: het mislukt nog wel eens, maar, het is de moeite van het proberen waard. Niet geschoten is altijd mis. Ja, en dan maken we dat grote project van goede mensen worden tot ons eigen project. En zo'n opsomming als we in Romeinen 12 gelezen hebben (vers 9-21) leggen we dan als een soort werklijst in ons leven: zo moet het, dat willen we bereiken. En die lijst werken we af: we moeten dit en we moeten dat en we mogen niet dit en we mogen niet dat. En dat zeggen we dan ook tegen onze kinderen: jongens, wie christen is, die moet dit en dat, en die mag niet zus en zo.

Ja, en ik geef u op een briefje dat dat niet werkt, en dat u er alleen maar diep gefrustreerd van wordt. Het verdraagt zich ook niet met die opsomming van Romeinen 12. Want die vormt niet een soort werklijst, van wat wij nu moeten doen. Zij is veel merkwaardiger. Probeer je zelf maar eens op te werken tot ongeveinsde, niet gespeelde, liefde, als je alleen maar op jezelf inpraat met iets als: jij moet liefhebben. Ja, gespeelde liefde lukt dan nog wel, maar èchte? En je kunt nog zo hard roepen dat je een afkeer van het kwade moet hebben, maar hoe overwin je daarmee je eigen diepe verlangen naar bepaald kwaad? Ja, jezelf overschreeuwen, dat lukt nog wel. Maar echt, van binnenuit, gehecht zijn aan het goede? Alleen maar omdat dat nu zo moet? omdat er regels voor zijn, die wij ons eigen moeten maken? Ja, ijverig zijn, dat gaat nog wel, en zo gaat er nog wel meer, maar er worden hier teveel dingen genoemd die echt heel diep gaan, tot de diepte van ons hart. En daar verander je jezelf niet. Daar moet je veranderd wórden. U zult het zien: wie zichzelf probeert op te werken tot een goed mens, die zal merken dat hij geen goed mens wordt. Die dwingt hoogstens bij de mensen om hem of haar heen een bepaald respect af door de manier waarop hij of zij bepaalde idealen probeert te bereiken, of door de manier waarop hij of zij zich aan bepaalde regels houdt.


Goed, zo werkt het dus niet. Als wij dat grote project van goede mensen worden zelf op ons gaan nemen, als wij alleen maar zelf met onszelf aan het werk gaan, en met onze kinderen, dan komen we geen stap verder. Maar hoe moet het dan? Want het blijft staan, dat wie een christen is, ook een goed mens moet worden, dat wie gedoopt is, ook een nieuw leven moet gaan leiden.

Nou, laten we eerst eens in de bijbel kijken hoe het gebeurt, hoe het blijkt dat het wel degelijk kan, dat mensen, die als ze christen worden helemaal geen goede mensen zijn, als ze eenmaal christen zijn, goede mensen gaan worden. We hebben eerder in de dienst uit Lukas het verhaal over Zacheus gelezen. Zacheus was geen goed mens. Dat wist iedereen in Jericho. Hij was hoofd van de tollenaars, van die privé-belastinginners, en hij was schatrijk, onder andere door een knappe afzetterspraktijk. Iedereen meed hem dan ook. Hij was een zondaar, een slecht mens. Toch begint aan het eind van het verhaal Zacheus een goed mens te worden: hij deelt de helft van zijn bezit uit aan de armen en gaat het meer dan goed maken met de mensen die hij benadeeld heeft.

Hoe is dat nu gekomen? Waar komt die enorme verandering vandaan? Nou, wat is er in de tussentijd gebeurd? Eigenlijk maar heel weinig. Eigenlijk alleen maar, dat die rabbi Jezus juist hem had uitgekozen om in zijn huis te eten en te logeren. Dat is toch net zo onbetekenend als die paar druppels water van de doop, net, bij Coen? Hoe kan daar nu zo'n verandering op volgen? Ja, dat kan alleen als zo'n maaltijd, en zo'n logies, net als dat sprenkelen met water, eigenlijk een heel veel betekenende handeling van de Here Jezus is. En dat is ook zo. Want in een tijd waarin je eet en logeert bij mensen die bij jou hóren, met wie je verbonden bent, betekent zo'n uitspraak van Jezus bijna net zoiets als een doop: Zacheus, Ik wil bij jou horen, Ik wil met jou verbonden zijn, en Ik wil jou aan Mij verbinden, dat we samen bij elkaar horen. Of jij nu goed of slecht bent, dat maakt me niet uit, je hoeft geen goed mens te zijn om christen te worden, want Ik ben wel goed mens voor twee.

En Zacheüs heeft dat heel goed begrepen. Hij heeft gezien dat Jezus juist hèm liefhad, hij heeft ervaren, door die maaltijd en dat logies, dat Jezus juist hèm aanvaardde. En hij heeft geloofd, dat juist dat àlles voor hem betekende: redding, geluk, acceptatie, vrede, uitzicht op een totaal nieuw leven bij God, noem maar op. Hij heeft dat geloofd omdat hij Jezus zag, en zíjn liefde en zíjn aanvaarding. En zo bleek hij een zoon van Abraham, de gelovige: Hij had Jezus ontmoet, ècht ontmoet, en toen veranderde alles voor hem. Wat hij eerst belangrijk vond, was nu niet belangrijk meer. Zijn geld, zijn luxe, zijn rijkdom, het kon hem niks meer schelen. Hij had nu zijn echte liefde gevonden. Hij had Jezus ontmoet, en ook bij hem bleek: je kunt niet Jezus ontmoeten en onveranderd blijven. Dat kan niet, als je onveranderd blijft, dan heb je Jezus niet werkelijk ontmoet. Zacheus hoefde geen goed mens te zijn, om christen te worden, nee, maar hij begreep dit heel goed: nu hij een christen was, moet hij ook een goed mens worden. En hij begon er meteen mee.

Wat is hier nu het beslissende? Nou, ik denk, inderdaad dat zo op het oog heel kleine en onbelangrijke: Zacheus had Jezus ontmoet, en wie Jezus ontmoet kan niet onveranderd blijven. En waarom niet? Nou, omdat Jezus zich persoonlijk met ons bemoeit, en zèlf, persoonlijk, dat grote project in ons leven aanpakt, dat project van een goed mens worden. Dat is in de bijbel maar niet ons project, iets waar wij ons best voor moeten doen op onszelf, iets waar wij ons toe op moeten werken. Het is al lang voordat wij er aan beginnen het project van God, van Christus, van de Geest van God. Zo was dat ook te zien in de doop van Coen. Lang voordat hij zelf ook maar kan beginnen met zijn eerste goede voornemens, lang voordat Pieter en Emma ook maar de eerste hand aan zijn opvoeding kunnen slaan, begint God zijn eigen grote project met Coen: Coen, jij moet een nieuw, een goed mens worden, en Ik beloof je dat Ik daaraan ga werken.

Nou, als dát zo is, dán kan er ook wat gebeuren, en omdat het dan kan, daarom móet er ook wat gebeuren. God heeft ons aangesproken, heel persoonlijk, met naam en toenaam, bij onze doop, en zich als de goede God aan ons verbonden. En Hij blijft ons aanspreken en op ons inwerken, door zijn Geest, ons leven lang. Hij begint met ons eindeloos veel te geven, zomaar, gratis (dat noemt Paulus aan het begin van Romeinen 12 de barmhartigheden van God, wat God ons uit liefde geeft). En Hij gaat daarmee door, ons leven lang (daarom zegt Paulus: ik beroep me op die barmhartigheden, ik verwijs ernaar, dáárom, omdat God gever en stimulator blijft, daarom mag er van u verwacht worden dat u goede mensen wordt).

Want bezielend werkt de Here Jezus op ons in door zijn Geest, iedere dag. Hij opent ons de ogen voor wie Jezus zelf is voor ons. Hij laat ons zien, dat al die dingen, die Romeinen 12 opsomt, hun bron hebben in wat Jezus voor ons gedaan heeft. Hij heeft ons liefgehad, eerlijk en ongespeeld, en dat roept ons eerlijk liefhebben wakker. Hij had een afkeer van het kwaad en was gehecht aan het goede, Hij had z'n broeders en zusters lief, en bracht eindeloos respect voor ze op. Hij was blij omdat Hij iets te hopen had, Hij was geduldig in zijn lijden en hield vol te bidden. Hij deelde uit, Hij was op zijn manier eindeloos gastvrij (denk maar aan Zacheus). Hij zegende wie Hem vervloekten, was blij met de blijden, huilde met de huilenden, voegde zich in het eenvoudige, hij nam zelf geen wraak, maar liet alles aan zijn Vader over, kwam zijn vijanden tegemoet, bad voor hen, en overwon het kwade door het goede.


Broeders en zusters, zo komt de Here Jezus naar ons toe, heel persoonlijk. En Hij spreekt ons ermee aan: dat deed Ik allemaal voor jou. Zo wil Ik met jou verbonden zijn. Nee, je hoeft geen goed mens te zijn om christen te worden. Ik ben al goed mens geweest voor twee. Maar laten we nu dan ook samen verder gaan, ga mee doen aan mijn grote project: goede mensen worden.

Hoe worden wij dat dus? Door inderdaad met de Here Jezus mee te doen. Niet door het ons eigen project te maken, al dan niet uit dankbaarheid, en door onszelf en elkaar en onze kinderen allerlei moetjes en magjes op te leggen. Nee, dat werkt absoluut niet. Het is uiteindelijk Jezus' grote project. Met Hèm moeten we mee-werken, instappen in zijn werken en stimuleren, ons openstellen voor zijn kracht en zijn voorbeeld, ons laten ráken door zijn gaven. Je wordt een goed mens door op Hém te letten, je leert je kinderen een goed mens te worden, en zo, wat dat betreft, hun doop te begrijpen door hen te leren naar Jezus te kijken: kijk naar zijn liefde, laat die tot je doordringen: ze zal in ons worden tot een bron van liefde. Kijk naar zijn afkeer van het kwaad en zijn gehechtheid aan het goede, het zal besmettelijk blijken in ons eigen hart. Kijk naar zijn broederliefde voor ons, en kijk dan nog eens naar je broeders en zusters, en ga zo maar door. Dan zal blijken: hoe dichter wij bij Christus leven, des te meer worden wij zelf ook goede mensen.


Oké, het blijft een heel project. Er wordt hier niet getoverd. Zoals het hier in de Catechismus staat zo is het ook: Hij vernieuwt ons. Daar is Hij mee bezig. Niet alles gaat in een keer. Hij neemt er de tijd voor ook. Maar Hij is wel bezig. En omdat Hij bezig is, kan er niet niets van terecht komen. Let wel: in óns leven.

Zoals wij hier zitten zijn wij allemaal gedoopt. We moeten het ons aantrekken en op onszelf toepassen. Hij begint met ons, geen smoesjes van: dat komt nog wel eens, of daar begin ik niet aan. Hij is al lang begonnen, en daarom kan er ook wat. Als er dan toch niets kan, dan wordt het heel ernstig. Dan staan we kennelijk op afstand van Gods goedheid en zijn gaven. Maar laat dat niet gebeuren.

Christus begint zijn grote project in ons. Eéns zal het klaar zijn, op de laatste dag. Maar nu begint het: wie een christen is, moet ook een goed mens worden. Succes! Amen.


<<<