Heidelbergse Catechismus, zondag 33

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 138,1.2
lezen Efeziërs 4:17-5:2
Psalm 119,64-66
Zondag 33
Gezang 4
Liedboek gezang 87

Loenen-Abcoude 09/07/00
Hilversum 11/03/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Dit is een catechismuszondag over verandering. En niet maar een klein beetje verandering, zo wat bijsturen in je gedrag, je anders leren opstellen of zo. Nee, het gaat hier over radicale verandering van binnen uit, over iets als 'een ander mens worden'. Je zou ook kunnen zeggen: deze zondag gaat over wedergeboren worden.

Als ik over verandering begin, en zeker als ik daarbij het woord wedergeboorte noem, dan gaat het meteen over iets waar wij als gereformeerden van huis uit een beetje een moeilijke verhouding mee hebben. Aan de ene kant leeft er onder ons bij heel veel mensen een diep verlangen naar meer, naar echtheid, naar werkelijk kunnen leven met God en kunnen leven zoals goed is. We willen iets ervaren van dat je bij de Here Jezus een ander mens wordt. Een paar jaar geleden ging het dan steeds over 'groeien in je geloof'. Wat het grote woord vandaag de dag is wil me even niet te binnen schieten, maar dit verlangen is er nog steeds.

Aan de andere kant moet je niet te direct en te agressief over verandering, bekering of wedergeboorte beginnen. We houden niet van die types die ons op straat aanspreken en vragen of wij wel een nieuw leven begonnen zijn. En we houden ook niet van die dominee-types, die ons in de kerk iets vertellen als: ja, als jij christen bent, dan moet je wel dit of dat, of die ons te dicht op de huid komen met vragen: hoe zit dat bij u, bij jou? Als het evangelie ons hart of ons eigen dierbare leventje komt aanraken, dan krijgen we toch snel iets korzeligs, iets van: kèk naar je ège, bemoei je niet met mij.

En nu zal dit allemaal best ook iets met de tactloosheid van dergelijke straattypes of dominees te maken hebben, en met hun wereldvreemdheid en gebrek aan proporties, dat ze gewoon niet weten wat leven is, en zo. Maar het heeft ook iets met ons slechte geweten te maken. Want die verandering en vernieuwing, die bij het geloof in Jezus hoort, die willen we, maar die willen we tegelijk vaak niet. Stel je voor: dan moet het wel afgelopen zijn met ons creatief boekhouden in ons leven, letterlijk en figuurlijk. Dan kon het best eens zijn dat God ons wegroept, weg uit ons televisieland en uit onze bier-maagschap, naar het land van eerlijkheid en zuiverheid dat Hij ons wijzen zal. En misschien willen we dat ooit eens, maar dan zal God ons toch wel eerst een buitengewoon goed gevoel bij ons geloof moeten geven, dat we ook niet eens meer zin hebben in dat oude leven van ons.

Voor die tijd verandert er niet veel. We weten wat goed is. We doen op onze eigen manier ons best om netjes, en ook voor God netjes te leven. Iedere dag de nodige goede werken. Natuurlijk, de ene dag lukt dat beter dan de andere, maar toch. En verder draait ons leven door, net als het leven van ieder ander om ons heen.


Toen ik over deze zondag liep na te denken voor vanmiddag, kwam op een gegeven moment een vraag boven waar ik nu verder op door wil gaan: zou dit misschien te maken hebben met een soort incomplete bekering? Met wat ik nu maar even noem een soort regenjasgeloof? U weet wel, zo'n regenjas die je over je kleren heen aantrekt.

Hoe kom ik hierbij? Nou, ongeveer parallel aan wat zondag 33 zegt over afsterven en opstaan van oude en nieuwe mens, hebben we in Efeze gelezen over het afleggen van de oude mens en het aandoen van de nieuwe, die bij God past. Beide dingen gaan heel duidelijk over ons hart, over ons zelf, over ons diepste innerlijk. De oude mens uitdoen betekent breken met misleidende begeerten omdat je de Here Jezus heel anders hebt leren kennen. De nieuwe mens aandoen betekent een hele nieuwe manier van denken en beseffen en benaderen ontvangen door wat je van de Here Jezus hoort en leert. Beide dingen raken ons helemaal. En er zit ook een bepaalde volgorde in. Als je je oude mens niet aflegt, kun je de nieuwe niet goed aantrekken. Met een regenjasgeloof bedoel ik nu dat wij toch zouden proberen om het nieuwe leven in Christus aan te trekken óver ons oude leven heen, over ons eigen hart heen, met alles wat daarin huist.

Vanmiddag wil ik mezelf en u eens voor die vraag stellen, of wij in ons leven soms zo'n soort regenjasgeloof kunnen ontdekken. Het heeft er vaak wel wat van, nietwaar? Zoiets als ik net schetste, van wel willen veranderen, wel een nieuw leven willen leiden als christen, maar tegelijk ook zoveel mogelijk van het oude leven vasthouden, dit nog kunnen doen en dat nog, het lijkt me er een typisch voorbeeld van: het nieuwe óver het oude heen aan willen doen. En dat blijkt niet te kunnen, blijkt niks geen werkelijke verandering op te leveren.

Expres heb ik daar even dat stukje Efeziërs bij gelezen. Dat is veel minder abstract dan de catechismus in ieder geval lijkt, en roept ook minder misverstanden op. Ik vind het tenminste een groot misverstand dat wij eerst bedroefd over onze zonden zouden moeten zijn en dan pas echt blij in God door Christus zouden kunnen worden. Dat loopt juist helemaal door elkaar heen. Maar Paulus maakt het veel concreter, en dan zie je meteen dat er wel degelijk een bepaalde volgorde in hoort. Neem maar meteen zijn eerste voorbeeld (vers 25): om waarheid te kunnen spreken, ieder met zijn naaste, moet je eerst de leugen afleggen. En verderop (vers 29): om een goed woord te kunnen spreken, tot opbouw, moet je eerst de liederlijke taal afzweren, anders tackel je je eigen goede woorden met je slechte. Om het dan toch maar in de woorden van zondag 33 te zeggen: je moet eerst allerlei concrete zonden leren haten en ontvluchten vóór je werkelijk toekomt aan dat naar de wil van God in alle goede werken leven. Zodra het om concrete dingen gaat, als de waarheid spreken en opbouwend optreden, gaat daar onontkoombaar aan vooraf dat we breken met liegen en afbreken. Anders komt er niet van terecht in je leven.

Ik vraag me serieus af of wij ons dat wel goed realiseren. Kijk, je kunt eerlijk blij zijn dat God van ons houdt in Christus zijn zoon, ondanks al ons kwaad. En je kunt juist als je ziet hoe goed God in Christus voor ons is, leren hoe beroerd wij er aan toe zijn in onszelf. Je kunt zo vanuit de vreugde in God door Christus verdrietig worden over je eigen kwaad. Precies de andere volgorde dus. Maar als dat in je eigen bestaan concreet wordt, dan blijkt dat we toch echt die oude mens eerst uit moeten doen vóór we de nieuwe goed aankrijgen. Als een regenjas over ons oude kloffie heen, werkt het nieuwe leven niets uit, gaat het ons niet eens in de koude kleren zitten.


Je kunt dat heel aardig zien als het om die goede werken van antwoord 91 gaat. Wanneer je goede werken wilt doen zonder dat je je hart daarin betrekt, dan blijft het uiterlijk, gaat het om dingen die wij nu eenmaal moeten doen om in de hemel te komen of zo. Dan leren wij ons wellicht goed en netjes te gedragen, maar dan worden wij geen andere mensen. Dat risico is levensgroot in onze traditie, waarin de nadruk heel eenzijdig ligt daarop dat goede werken naar Gods wet moeten zijn. Wanneer er een gebod is, dan proberen we dat te houden. Maar wanneer er toevallig ergens geen gebod voor is, nou, dan kunnen we onze eigen gang gaan. En intussen zijn we niet blij, zijn we ook niet eerlijk en zuiver. Intussen willen wij niet wat God wil en wat goed is. We doen het omdat het moet, als we het al doen.

Dat lijkt me een teken dat onze bekering nog incompleet is, dat we de Here veel te weinig toelaten om ons hart, onze manier van denken en optreden echt aan te pakken. Echt goede werken komen pas tot stand als we die oude mens uitgedaan hebben. Zin om het goede te doen ontstaat pas in en na strijd om met het kwaad te breken. Lust en liefde om naar de wil van God te leven kan niet zonder het haten en ontvluchten van onze eigen concrete zonden.

Nog eens: ik vraag me zeer af in hoeverre wij ons dat voor onszelf realiseren. We willen best graag als christenen een nieuw leven leiden. Dat geloof ik van iedereen die het tegen me zegt. Maar wie denkt dat dat wel vanzelf zal gaan vergist zich. God geeft alle mogelijke energie, alle mogelijke reden en aansporing om echt het goede te doen. Zijn Heilige Geest legt het ons binnen in het hart. Maar als wij dan denken dat er verder op in ons hart wel de nodige kamertjes kunnen blijven waar die Geest geen toegang heeft, dan blijkt het allemaal weinig uit te werken. Dan bedroeven we de Geest. Wie wil houden van anderen, zal het eigen egoïsme moeten leren haten. Wie vriendelijk wil zijn, medelijdend, uit op vergeving, zal het eigen chagrijn, de eigen bitterheid en drift moeten leren haten. En wie dat vergeet, die kan best vriendelijk doen, maar dat blijft een schil, een buitenkant. En vroeg of laat duikt de onveranderde werkelijkheid weer op.

Dat zijn geen dingen die vanzelf gaan, die ons wel overkomen zullen. In veel gesprekken proef ik een diep verlangen naar ervaring van God, van geloof, een verlangen naar inderdaad merken dat je een ander mens wordt van christen zijn. Maar laten we niet denken dat we die ervaring wel ergens instant kunnen krijgen, zonder dat er in ons van alles uitgezuiverd hoeft te worden. Tegenover heel die sfeer van tegenwoordig, dat al het goede snel komt en direct beschikbaar is, gaat het hier om dingen die tijd kosten en strijd kosten. Fris en vrolijk christen zijn zonder iets af te leren, dat kan niet. Vertrouwen op God beléven zonder strijd tegen je wantrouwen en eigenzinnigheid, vergeet het maar. Je kunt niet veranderen èn hetzelfde blijven. Je kunt het nieuwe leven niet over het oude aantrekken. Alleen op de blote huid past het, en werkt het.


Laten we daar onszelf eens op aankijken. Ieder onszelf, bedoel ik, en niet meteen elkaar. Als het over verandering gaat, bekering, wedergeboorte, waarom reageren wij daarop zoals wij reageren? En als wij veranderen willen, als wij werkelijke vreugde in God door Christus ook in ons heel concrete leven willen ervaren, waarom lukt dat, of lukt dat niet? Proberen wij soms dat nieuwe leven over het oude aan te trekken? Regenjasgeloof? Dat wordt niks. Het moet heel concreet: eerst ophouden met liegen, met stelen, met kletsen, met chagrijnig zijn, eerst dat oude leven uit. Dat kost moeite, maar het kan best. Of heeft Christus zich niet overgegeven voor ons als offergave en slachtoffer? Dan kan het nieuwe leven ook echt aan, en werkt het in ons iets uit. Lekker fris, lekker anders. Amen.


<<<