Heidelbergse Catechismus, zondag 34

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 40,1.2
lezen Jeremia 17:5-14
Psalm 1
Zondag 34
Gezang 3
Liedboek gezang 409

Loenen-Abcoude 16/07/00
Hilversum 25/03/01
Soest 12/05/02

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Vertrouw Mij! Dat is één van de kortste samenvattingen van waar het in dit eerste van de tien geboden om gaat. De Here God wil vertrouwd worden door zijn volk. Hij ziet het dienen van andere goden als een teken van wantrouwen. Wie God niet vertrouwt komt er toe iets anders te verzinnen of hebben waarop hij zijn vertrouwen stelt.

Je zou ook nog andere woorden kunnen kiezen. Luther bijvoorbeeld heeft vaak gezegd dat dit eerste gebod het gebod van het geloof is: Geloof in Mij! En dat heeft ook heel veel van elkaar: geloof en vertrouwen. Niet alleen in die bekende omschrijving van zondag 7, van ''zeker weten en vast vertrouwen'', maar ook al in het Nieuwe Testament, waar voor geloof een woord gebruikt wordt dat normaal meestal vertrouwen betekent. Het lijkt op het eerste gezicht wel vreemd als je in een nieuwere Bijbelvertaling bij een genezing van de Here Jezus leest: Uw vertrouwen heeft u gered, maar meestal is dit precies wat de bedoeling is. In ieder geval ligt het heel dicht bij elkaar: geloof en vertrouwen. Je zou kunnen zeggen dat geloof vertrouwen-in-actie is: zo vertrouwen dat je jezelf durft overgeven aan God, zo vertrouwen dat je Hem alles wilt laten doen voor jou en door jou en in jou.

Maar vanmiddag houd ik het maar eens bij vertrouwen als samenvatting van dit eerste gebod. Geen andere goden naast mij hebben betekent: vertrouw Mij! Geen andere verlossers naast de Here Jezus hebben betekent: vertrouw Hem! Het voordeel van dit gebod bekijken vanuit ons vertrouwen van God is, dat we meteen kunnen zien waarom dit echt het eerste gebod is. Bijkomend voordeel is, dat ik meteen terug kan komen op twee andere dingen, waar we het de afgelopen weken over gehad hebben.

Je zou de preek verder zo kunnen samenvatten: Onze omgang met God begint met vertrouwen; daarvoor moet je ruimte laten, daarvoor moet je ruimte maken.


Ik zei daar zo, dat je meteen kunt zien dat dit gebod echt het eerste is, als je het samenvat met vertrouwen. Net als bij onze verhoudingen onderling vormt ook bij onze verhouding tot God vertrouwen de basis van al het andere. Wanneer je elkaar niet vertrouwt kun je niet van elkaar houden, kun je niet samenwerken, kun je niet eens een goed gesprek voeren. Als we iemand niet vertrouwen dan houden we automatisch afstand, nemen voorzorgsmaatregelen en tellen bij wijze van spreken onze vingers na als we hem of haar een hand gegeven hebben.

Meestal komt dat uit op speciale punten. Er zijn niet zoveel mensen die wij helemaal niet kunnen vertrouwen. Maar er zijn heel wat mensen die wij op bepaalde punten niet vertrouwen: geld, seks, eer en macht, ja, maar ook of we ons wel veilig bij hen kunnen voelen, of ze wel een geheim kunnen bewaren, of ze ons niet zullen kwetsen door ongevoeligheid. Elk van die punten geeft meteen afstand. We schermen zaken voor elkaar af, en als we toch eens meer open zijn geweest dan anders vragen we ons nog lang af of we niet teveel gezegd hebben.

Dat, niet dat grote algemene wantrouwen, maar dat wantrouwen op speciale punten, dat komt, denk ik, het meeste voor ook in onze verhouding met God. Je kunt die punten heel makkelijk vinden als je even nagaat bij jezelf voor welke zaken in je leven je eigenlijk nooit of nooit concreet bidt. Daar heeft God niks mee te maken. Daar moet God zich niet mee bemoeien. Dat zoeken we zelf uit. Dat vertrouwen we Hem niet toe. Ons werk, onze school, ons huwelijk, ons gedrag tegenover die en die, ons televisie kijken, ons autorijden, ons eten en drinken -- we bidden er hoogstens in algemene termen voor, maar niet te concreet. En dat betekent heel eenvoudig dat we er op rekenen dat God ons de basisvoorwaarden voor ons leven geven zal, maar dat wat Hij verder te zeggen heeft over een en ander tamelijk wereldvreemde onzin is, in ieder geval op ons niet toepasbaar. We vertrouwen God ons concrete leven op die punten niet toe.

En dat is erg en riskant genoeg. Want het gaat hier echt om het eerste, de basis van onze omgang. Je kunt je nooit meer voluit geven aan God, als je je niet helemaal geeft, maar iets achter houdt. En net als met onze onderlinge verhoudingen zit er dynamiek, beweging en ontwikkeling in: Wie eenmaal ergens afstand neemt van God, loopt goede kans die afstand op steeds meer plaatsen in z'n leven te zien ontstaan. De basis van je verhouding is niet goed. En dan duiken er ook zomaar echte afgoden in je leven op, machten die sterker zijn dan wij.

Ik zeg het expres zo, en neemt het traject, de ontwikkeling erbij. Wie de Here God niet helemaal vertrouwt is daarmee niet automatisch een afgodendienaar. Maar je loopt ernstig risico. Zeker als we even nuchter kijken naar waar het om gaat bij dit gebod: om andere goden dienen naast de Here God. Het gaat in dit eerste gebod niet tegen heidenen, die de Here God niet dienen, maar zich helemaal aan andere goden en machten overgeven. Het gaat hier tegen Israëlieten, die de Here God dienen, maar die naast Hem ook nog andere goden zouden willen gebruiken voor dit of voor dat in hun leven. Het gaat hier niet allereerst tegen Islamieten of zo, maar tegen christenen die stukken van hun leven buiten hun geloof en hun vertrouwen op God houden en daarin vertrouwen op hun eigen kracht, op deskundologen, techniek, ontwikkelingen, medici, medicijnmannen, horoscopen, en wat daar verder nog rondzwerft in het leven.

Tegenover dat alles zegt de Here God ons, en herhaalt Hij voor ons in de Here Jezus: Vertrouw Mij! Vertrouw Mij helemaal. Dat is de enige goede basis onder onze omgang met God. Goed, dat even over het eerste, dat onze omgang met God begint met vertrouwen.


Maar ja, vertrouwen is niet zomaar iets. Als we even om ons heen kijken, zien we meteen: vertrouwen moet groeien, groeien van binnenuit. Je kunt wel roepen: vertrouw mij, maar wanneer je daar geen aanleiding toe geeft, in je gedrag of anders, kun je nog zo hard roepen: het komt niet. Hoe zit dat dan bij God? Hij gebiedt het ons: vertrouw Mij! Kan dat zomaar?

Als we nog even goed kijken zien we dat het niet zomaar gebeurt: laten we niet vergeten dat zelfs op de Sinaï de Here God niet zomaar begint met te zeggen: geen andere goden, vertrouw Mij! Hij begint met: Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit de slavernij gehaald heb. En als wij die woorden vandaag lezen, mogen we daar, ja moeten we daar meteen in horen meeklinken: Ik ben Jezus, jullie Verlosser, die jullie van alle zonde en ellende verlost heb. De Here God begint nooit met gebieden of verbieden. Hij begint altijd met geven, verlossen, in de ruimte zetten, en dan volgt er iets wat altijd neerkomt op: leef daar dan ook naar. Eerst laat God zien, merken, ervaren dat Hij helemaal te vertrouwen is, dan zegt Hij: vertrouw Mij dan ook.

Daarom hoort bij dit gebod dat wij ruimte laten voor God om ons te laten zien dat Hij te vertrouwen is. Ook dit gebod wil God ons in het hart schrijven, zodat wij het zelf willen doen, God wííllen vertrouwen. Maar dat doet Hij juist door tot ons door te laten dringen hoe diep Hij te vertrouwen is. Zondag 34 heeft het dan over de enige ware God naar waarheid leren kennen. En dan gaat het over werkelijk kennen met het hart. In dat kader krijgt dit gebod de kleur van: laat Mij ruimte om je te laten zien hoe Ik te vertrouwen ben, sluit je daar niet voor af, maar let er speciaal op.

Bij de Sinaï heeft de Here God zelf daarom direct verband gelegd met zijn redding uit Egypte, inclusief alles daarna, inclusief manna, water uit de rots, bescherming en verzorging midden in de woestijn. Let daar dan ook op. Daaraan ontspringt werkelijk vertrouwen. En telkens als de Israëëlieten dat niet op blijken te brengen lezen we ook, dat ze vergeten waren de grote daden die de Here voor hen gedaan had. Voor ons krijgt dat nog veel meer kleur en inhoud door het leven van de Here Jezus voor ons. Het is nu bij het kruis en bij de hof van Jozef van Arimatea, waar God ons zijn Zoon in lijden en heerlijkheid laat zien, en ons vraagt: ben Ik te vertrouwen of niet? Als we voor die beelden ruimte laten in ons hart, wordt het zaad van vertrouwen gezaaid, dat uitgroeit in ons leven. Het zijn de woorden van dit evangelie waarmee God ook dit gebod van zijn wet uitschrijft in ons hart.


Maar ook daarmee is niet alles gezegd. Als we nog weer even kijken naar vertrouwen in ons leven als mensen onder elkaar, zien we dat vertrouwen één van de meest kwetsbare zaken is onder mensen. En dat heeft niet alleen te maken met ons zelf, met ons arglistige hart, dat bijna ingebakken wantrouwen dat bij ons zondaar-zijn hoort. Het heeft ook te maken met de wereld waarin we leven, en waarin de duivel rondgaat, die nog steeds zijn oude aanpak heeft: wantrouwen zaaien. God is niet te vertrouwen, dat was zijn boodschap in het paradijs, het is zijn boodschap tot op vandaag.

Daarom hoort bij dit gebod nog iets: we moeten ruimte máken voor dit vertrouwen op God. Dat vermijden en ontvluchten van alle afgoderij, tovenarij, waarzeggerij, bijgeloof, aanroeping van heiligen of andere schepselen hoort serieus bij dit gebod. Wie merkt dat-ie niet alleen maar uit nieuwsgierigheid naar hoe die volksverlakkerij werkt eens een horoscoop leest, maar dat steeds weer doet, die doet er goed aan er nooit meer een te lezen. Wie merkt dat-ie z''n hele toekomst aan het vooruit plannen is en aan het voorzien van alle mogelijke zekeringen, die doet er goed aan eens een tijdje zonder agenda te leven. Wie merkt dat-ie niet zonder allerlei luxe kan, die doet er goed aan eens een heleboel te verkopen, en te bedenken wat we vorige week lazen: dat de hebzucht niet anders is dan afgoderij.

Ruimte máken, dan heeft telkens weer iets van een beslissing, een keuze. Ook als het om heel andere dingen gaat, om pijn of verdriet, om angst of zorgen. Kijk rond in deze wilde wereld, wat komt er dan niet op je af? Ruimte máken houdt dan direct verband met de keuze om je te richten op Jezus Christus als degene in wie God zich helemaal heeft gegeven. In Hem zien we wie God is en hoe Hij te vertrouwen is. In wat er gebeurt zien we dat niet, persé niet. Laat je niet domineren door wat er gebeurt, door wat je meemaakt, wat je voelt, maar maak ruimte voor vertrouwen op God zelf, zoals Hij echt is, in Christus.

Nogmaals: kijk eens in het eigen leven rond en let op die dingen waar je nooit of nooit concreet voor bidt. Wat zit daar achter? Niks? Echt niet? Dan is het ook geen punt om er voortaan wel concreet voor te bidden, en de Here te betrekken bij al je beslissingen en opstellingen. Maar als je hier weerstand merkt bij jezelf, geen zin, iets van: laat me, dan is er nog een serieuze klus te doen: ruimte maken in je eigen hart voor vertrouwen op God ook in die dingen. Waar dat ontbreekt, ontbreekt iets aan het eerste in onze verhouding met God. En dat merk je in alle volgende dingen.

En dat wil God nu net niet. Hij wil dat we alles wat wij doen met woord of werk, doen in de naam van de Here Jezus, God, de Vader, dankende door Hem. Daaronder ligt maar één fundament, en dat is vertrouwen, werkelijk vertrouwen op Hem. Dat geeft ruimte van leven en genieten, geeft werkelijke vrijheid. Precies daarom is dat het eerste waar God ons bij bepaalt: Vertrouw Mij! En wie iets heeft gezien van alle reden die God ons geeft in Christus om Hem te vertrouwen, die merkt ook dat het voor hem-, voor haarzelf het eerste wordt: vertrouw God, en alles wat dat vertrouwen bedreigt: weg ermee. En precies, dat is niet alleen wat tot de ouden gezegd is bij de Sinaï. Het is ook wat Jezus zei in zijn bergrede. Jezus, in wie God te vertrouwen is. Amen.


<<<