Heidelbergse Catechismus, zondag 39

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Psalm 62,1.3
Psalm 62,4.6
lezen Efeze 5:1-2; 5:15-6:9
Psalm 78,1-3.18-20
Zondag 39
Psalm 34,5-8
Psalm 103,5

Loenen-Abcoude 27/11/94
Weesp-Nigtevecht 27/11/94
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Met het laatste wat we net in Zondag 39 gelezen hebben, hebben we gelijk de kern van de zondag te pakken. Samengevat gaat het er in het vijfde gebod om dat wij ons gedragen vanuit het besef 'dat God ons door hun hand wil regeren', dus, algemener: dat God ons door mensen regeert. Hij doet dat op allerlei manier, in allerlei situaties verschillend: ouders zijn anders dan leraren, politieagenten anders dan werkgevers, maar toch, telkens weer blijft dat: God wil ons door mensen regeren.

En dat leert ons meteen iets heel belangrijks, iets wat ik meteen maar boven tafel haal, omdat het vandaag niet zo vanzelfsprekend meer is als het vroeger wel was. Het mag ons opvallen, dat zodra het in de geboden gaat over de verhouding tot elkaar - het vijfde gebod is het eerste gebod van wat dan wel de tweede tafel van de wet wordt genoemd -, dat we meteen geplaatst worden voor de levensverbanden waarin wij als mensen staan -, concreet: het levensverband van het gezin: de vader en de moeder. De gedachte hangt vandaag de dag in de lucht, dat wij in de eerste plaats op onszelf mens zijn, individu, een eigen persoon, en dat we vervolgens op onszelf wel relaties met anderen kunnen aanknopen. De bijbel leert ons alleen door de volgorde van de geboden al dat dat niet klopt. De geboden die zich op de verhouding tot God richten zijn nog niet geweest, of het gaat over het levensverband dat wij in de eerste plaats met onze ouders hebben. Je bent de persoon, het individu, dat je bent alleen maar in en door de levensverbanden waarin je geplaatst bent. Dat kun je zelfs zien als die levensverbanden maar heel gebrekkig functioneren. Je kunt ongelofelijke ruzie met je ouders hebben, compleet met ze breken, toch blijf je altijd hun kind, ze zijn een stukje van jezelf - en je kunt dat wel ontkennen, maar je kunt er niet aan ontkomen. Als teken daarvan draag je ook je achternaam je leven lang met je mee (ook als er een andere achternaam vóór komt te staan).

Je bent de mens die je bent in en door die levensverbanden waarin je geplaatst bent. En God heeft je daarin geplaatst. En hij wil dat wij die levensverbanden respecteren omdat Hij wil dat wij als de mensen die we zijn tot ons recht komen. Daarvoor wil Hij die levensverbanden gebruiken. Hij wil ons door mensen regeren. Hij zit achter al die verbanden waarin wij als mensen geplaatst zijn, hoe verschillend ze ook zijn. Misschien is het u ook opgevallen toen we in Efeze lazen, maar het is niet voor niets dat Paulus bij al die vermaningen over onderdanigheid, gehoorzaamheid en het uitoefenen van gezag telkens weer toevoegt: 'in de Heer', 'in Christus', of iets van die strekking. Dat is heel belangrijk. Het verwijst ernaar, dat alle gezagsverhoudingen die er zijn (met alle verschillen van dien) afkomstig zijn van God: Hij geeft mannen een vrouw en vrouwen een man. Hij geeft ouders kinderen en kinderen ouders, Hij geeft heren slaven en slaven heren, Hij geeft overheden onderdanen en onderdanen overheden. Heel de variatie van levensverbanden die er is, ieder met hun eigen gezag en gezagsverhouding, is afkomstig van God. En Hij wil dan ook dat we die respecteren.


Voor er nu misverstand over komt: dat wil niet zeggen dat God wil dat wij alles wat in die levensverbanden gebeurt ook respecteren. Je kunt kritiek hebben, soms hele ingrijpende kritiek op wat je ouders hebben gedaan, of op wat ze hebben nagelaten. Denk maar aan het afschrikwekkende beeld der vaderen waarover we in Psalm 78,3 gezongen hebben. Die kritiek wordt in dit gebod niet verboden. Verboden wordt, zulke kritiek zonder enig respect voor je ouders te verwoorden, verboden wordt ze af te schrijven. Maar terechte en respectvol gebrachte kritiek mag gehoord worden, en ouders zijn door God verplicht daar naar te luisteren, en toe te geven als het terecht blijkt, en vergeving te vragen als ze fout hebben gezeten. Nee, God wil niet dat wij alles wat in die levensverbanden gebeurt ook respecteren. Dat wordt wel heel duidelijk bij grof machtsmisbruik. Wanneer er sprake is van kindermishandeling of incest, of verkrachting binnen het huwelijk, of uitbuiting door werkgevers - met alle verschillen van dien, maar toch -, dan vraagt God echt niet van ons dat we dat accepteren en dulden. God walgt van dit soort zaken. Wie ze heeft moeten ondergaan heeft het volste recht om aangifte te doen en recht te laten geschieden. Dat wordt op geen enkele manier verboden door het vijfde gebod.


God wil ons door mensen regeren. Daar gaat het om. Daarom moeten we die mensen respecteren in de positie die ze tegenover ons van God hebben gekregen, hen eren 'om hun ambt', zoals dat ergens van kerkelijke ambtsdragers staat. Het geldt ook voor al die anderen. Maar het blijft staan dat God ons door mensen wil regeren. Daarom moeten die mensen ook beseffen dat God hen die positie heeft gegeven. Je bent geen vader of moeder namens jezelf. Je bent het namens God en daarom ben je gebonden aan wat Hij over vaderschap en moederschap heeft gezegd. God staat niet automatisch aan de kant van het gezag. Hij blijft zichzelf. Hij staat boven alle gezag. Al die menselijke levensverbanden staan onder wat God zegt over die levensverbanden. Het mag u ook opgevallen zijn in Efeze, dat telkens beide partijen worden aangesproken: mannen en vrouwen, ouders en kinderen, heren en slaven. God is geen partij. Wij kunnen als ouders onze onredelijke eisen niet aan onze kinderen opleggen in de naam van God. God blijft zichzelf. Wie zijn kinderen verbittert door wet op wet en regel op regel, die botst niet alleen op Efeze 6, maar kan er ook op rekenen dat hij over zijn eigen hoofd heen God tot zijn kinderen hoort zeggen: Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.


God blijft zichzelf. Hij laat zich niet identificeren met onze vader of moeder. Gelukkig niet - je zou er toch nooit meer vader of moeder van durven worden -. Hoe zouden wij Hem ooit leren kennen als de Vader die Hij is, als dat via onze aardse vaders moest gaan. Zelfs de beste schieten nog tekort, laat staan de slechtste. Wie God is, en hoe Hij Vader is, leren we ondubbelzinnig echt niet uit het voorbeeld van ouders of gezagsdragers, maar uit het voorbeeld van Christus: wie Mij heeft gezien, die heeft de Vader gezien, zegt Hij. Dat is dan ook het voorbeeld dat wij als ouders na te volgen hebben. Zo is God. Hij is de goede God. Hij wil dat we tot ons recht komen als de mensen die we zijn. En wie vader of moeder wil zijn naar zijn beeld, die zal datzelfde doel moeten hebben voor zijn kinderen. En Hij, de goede God, wil ons door mensen regeren. Laten we het maar weer bedenken: Gods geboden komen niet van een vreemde. We kennen Hem in Christus. Als Hij, als de goede God, ons dan gebiedt onze ouders te eren en te gehoorzamen, dan heeft Hij daar dus een goede bedoeling mee. En dan heeft Hij er dus een bijzondere hekel aan als er misbruik van dit soort geboden gemaakt wordt. Het gaat Hem om die goede bedoeling.


En die goede bedoeling kun je ook zien. Paulus wijst terecht op de belofte die aan dit gebod verbonden is: opdat het u welga en u lang leeft op aarde. Op aarde. Hij maakt die belofte daarmee opvallend algemener dan in Exodus en Deuteronomium: dan zullen uw dagen verlengd worden in het land dat de HERE, uw God u geven zal: Kanaän, Palestina. - De aarde. Hij maakt het algemener. En dat kan ook. Want we zijn hier in het bereik van de wijsheid, van het Spreukenboek. Die wijsheid is naar zijn aard algemeen, het gaat om algemene levenswijsheid, gericht op mensen-leven. Wijsheid, inzicht om als kind van God je weg in het leven te vinden en je plaats in de samenleving in te nemen, die wijsheid wordt voor een enorm deel door ouders op kinderen overgedragen. Het gaat hier om veel meer dan om geloofsopvoeding. Dat ook - en het is heel belangrijk. Maar wijsheid is meer. De vreze des Heren is het begin der wijsheid. Dan volgt er meer. In Spreuken 3,1 horen we de vader tot zijn zoon spreken: Mijn zoon, vergeet mijn onderwijzing niet en uw hart beware mijn geboden; want lengte van dagen en jaren van leven en vrede zullen zij u vermeerderen. Zo is het maar net: opdat het u welga en u lang leeft op aarde. En dat is nog steeds zo. Wie thuis niet heeft geleerd hoe hij met mensen moet omgaan, hoe hij zich in gezelschap moet gedragen, die heeft een zware dobber om het later nog van anderen te leren. Op school wordt je veel kennis bijgebracht, maar weinig wijsheid. Wijsheid moet je thuis leren. Kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht, schrijft Paulus. Zo is het maar al te vaak. Kennis kun je wel op school leren, maar die liefde, waar het om gaat, moet je thuis leren.

Dat wat je thuis leert, dat heb je nodig voor je leven, om een werkelijk léven te kunnen leiden. Dat begint al als je heel klein bent en je leren moet dat schoonmaakmiddelen niet geschikt zijn voor menselijke consumptie, als je leren moet dat auto's grote gevaarlijke wielen hebben waar je onder kunt komen als je niet uitkijkt. Maar het blijft als je ouder wordt: dat slechte vrienden hebben gevaarlijk is, dat leer je helaas meestal niet op school (daar kun je ze zomaar krijgen), daar moeten ouders hun kinderen op wijzen. Dat seksualiteit geen spelletje is, dat moeten ouders hun kinderen leren, enzovoort enzovoort. In al die dingen niet willen luisteren naar je ouders is dom, dwaas, en brengt uiteindelijk je leven in gevaar. Om al die dingen gaat het onze goede God, als Hij ons gebiedt onze ouders te eren. Heb respect voor de mensen die Hij gebruiken wil om ons ons basis-overlevingspakket voor ons leven mee te geven. Je kunt een hoop kritiek hebben op je ouders, juist als je zo oud bent dat je zelf een eigen mening gaat vormen - en discussieer het maar uit met je vader en moeder, maar vergeet nooit wat je, bij alle gebrek, van hen hebt meegekregen. Je bent wie je bent, grotendeels dankzij hen. Dat vraagt respect. God wil ons door mensen regeren.

Dat geldt trouwens, bij alle verschil, ook bijvoorbeeld voor leraren. Leraren zijn geen ouders. Ze hebben ook een heel ander gezag over ons. Ze mogen van ons verwachten dat we naar hen luisteren binnen de grenzen van het schoolgebeuren. Je moet dus stil zijn als er om stilte gevraagd wordt en meedoen in de lessen. Het gaat er om dat je iets van ze opsteekt. En denk dan niet te snel dat je van deze of gene toch niets leert. Als je meewerkt en goede vragen stelt, kun je van de slechtste leraren nog iets opsteken, al is het maar doordat je je gedwongen voelt om het toch nog even beter te zeggen dan hij of zij het kan. Gewoon wegblijven omdat je het toch al wel weet, is dom, dwaas, en de kans is bijzonder groot dat je je later schaart in die grote rij van al die mensen die er later spijt van hebben als ze juist dat niet blijken te weten wat ze voor een baan of een studie nodig hebben. Dom. Zo kun je weer zien: het gaat om je leven bij dit gebod. Als je ook het levensverband van de school niet respecteert, dan doe je jezelf tekort. En dat wil God niet. Hij wil ons erop vooruit helpen.


God wil ons door mensen regeren. En Hij is de goede God, die daar goede bedoelingen mee heeft. Ondertussen zijn het slechte mensen die Hij daarvoor gebruikt. En dat weet God ook wel. Gods geboden komen ook niet van een wereldvreemde. Ze komen van de God die ons nabij is, die er bij is, bij alles wat gebeurt, die er is, ook binnen de levensverbanden van gezin, school, kerk en samenleving. En dat Hij er bij is, dat is maar goed ook. Want dat betekent meteen een belofte, een belofte van hoop. Wie als ouder eerlijk naar zijn kinderen kijkt, die ziet in hun functioneren meteen ook zijn eigen fouten als opvoeder weerspiegeld - en misschien wel zijn eigen fouten als mens. Wie als kind terugkijkt op zijn eigen opvoeding, die merkt er de lusten, maar ook de lasten van. Dingen die je nodig hebt zijn je niet geleerd, dingen die je geleerd hebt moet je afleren. En dan heb ik het nog maar niet over diepe beschadigingen die je kunt overhouden aan je ouders, of aan school. Wij trekken als zondige mensen zovaak een spoor van vernieling door het leven van onze naasten. En veel daarvan kan genezen - gelukkig wel -, maar veel ook niet. Ook hier is veel wat niet meer goed te maken valt door ons, veel wat alleen maar vergeven kan worden. Wat een geluk dat we dan mogen zeggen: God is er bij. Hij weet het. En Hij helpt.

God staat met zijn verzoening midden in onze levensverbanden. Christus. Gehoorzamen 'in de Heer', 'in Christus'. God staat met zijn verzoening midden in onze levensverbanden. En dat is maar geen doekje voor het bloeden, dat willen ook geen loze woorden zijn, maar Hij wil er helend, veranderend mee in ons midden zijn. Christus, Hij wil ons de kracht geven om elkaar te vergeven, ook als man en vrouw, ook als ouders en kinderen. Hij wil ons de kracht geven ook als beschadigde mensen door het leven te gaan. En er is nog meer: God kan nog iets met ons kwaad. Hij kan er iets goeds mee. Hij kan ook het kwaad van ouders en kinderen doen meewerken voor iets goeds. Soms kun je dat ook zien, soms ook niet. Maar je kunt het soms zien. Wie in zijn kinderen zijn eigen falen terugvindt, kán er zo van schrikken dat hij zich bekeert en verandert. Het afschrikwekkend voorbeeld van ouders kán kinderen stimuleren het werkelijk anders te doen. Wanneer God er bij is, zitten we nooit zo vast aan ons verleden dat we niet meer anders kunnen, niet meer veranderen kunnen. Nooit is er een wetmatigheid bij God, zo van: zo ouder zo kind, zo van: als je van je ouders niet hebt leren liefhebben, dan zul je het ook zelf niet kunnen. Gelukkig is het zo niet. God gebruikt mensen om ons te regeren. Maar Hij blijft zichzelf, zelf actief, en zo blijft Hij er bij. En ook hierin blijkt Hij de God te zijn van altijd meer dan je denkt.


Laten we dat bedenken. Dan kunnen we des te beter het geduld opbrengen dat we nodig hebben om als zondige mensen met elkaar om te gaan, met al die fouten en gebreken. Dan kunnen we ook des te beter zien wat het goede is dat God ons juist door de levensverbanden waarin we staan wil geven. We zijn echt geen mens op ons eentje. Je bent wie je bent in en door al die anderen om je heen, juist ook door die anderen door wie God ons wil regeren. Ontkennen helpt niet. Inderdaad, er zijn allerlei fouten en gebreken, bij die anderen - en bij ons -, soms afschuwelijke zonden. Ondanks dat alles wil God ons er toch op vooruit helpen. Denk maar aan die belofte - juist bij dit gebod. Zo heeft Hij ons dat beloofd, zo past het ook helemaal bij Hem. Je kunt niet anders verwachten. Houd dat dan ook vast, ook als je helemaal niet kunt zien wat het goede is dat God wil bereiken door jou juist deze ouders te geven, door jou juist op deze school te plaatsen, juist deze werkkring te geven, in deze samenleving geboren te laten worden. God mag verborgen werken, zodat we Hem niet volgen kunnen. Maar Hij heeft het ons beloofd. En het past ook bij Hem. Van de uitkomst kunnen we zeker zijn, of we het nu hier zien of later: mét God meer mens. Amen.


<<<