Heidelbergse Catechismus, zondag 39

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Psalm 102,13
Gezang 17,1.3
lezen Markus 7:8-13 & Johannes 19:25-27
Psalm 127,3.4
Zondag 39
Psalm 34,4.5
Psalm 103,5

Loenen-Abcoude 16/03/97

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Een woord van God is niet zomaar iets. Het is levend en sterk, het groeit en vindt zijn weg. Wanneer God iets zegt dan lijkt het wel alsof Hij een boom plant langs de weg van de geschiedenis, een boom die groeit, en waarvan de wortels en de takken zich vertakken met enorme levenskracht. Die kracht en dat leven, ze horen bij wat God zegt. Ook als Hij maar iets heel kleins zegt, iets heel beperkts, is dat zo. Dan is het, om in dat beeld te blijven, alsof Hij een eikeltje of een beukenootje langs de wegkant plant, maar later kom je terug en kijk toch eens, dan staat er een machtige boom, die met zijn wortels het wegdek helemaal opengetrokken heeft.

Daar moet ik heel sterk aan denken bij dit vijfde gebod. Want eigenlijk was dat maar een heel klein, een heel beperkt gebod. Toen de Here het op de Sinaï sprak, zei Hij er echt niet al die dingen mee die nu in onze catechismus staan. Maar dat beperkte gebod was een woord van God zelf, en het was levend en sterk, en in de loop van de bijbel zie je het groeien en zich vertakken, totdat het alles omvat wat we net in zondag 39 hebben gelezen, en nog veel meer zelfs. Ik wil daar eens met u naar kijken, en proberen van dit raadselachtige leven, dat bij woorden van God hoort, voor dit gebod iets te volgen. Dat lukt me eenvoudig niet in één preek. Dus we gaan volgende week verder met zondag 39. Vanmorgen beginnen we met het begin: hoe klonk dit vijfde gebod op de Sinaï?


Eigenlijk was dit maar een heel klein, een heel beperkt gebod, zei ik net. Dat zal wel vreemd klinken, want wij zijn gewend het juist heel breed, en bijna allesomvattend op te vatten. Overal waar ook maar een of andere gezagsrelatie ligt functioneert voor ons het vijfde gebod mee. Zo zegt de catechismus het ook: allen die gezag over mij ontvangen hebben. En maakt u zich geen zorgen, daar komen we ook volgende week vanzelf wel uit. Maar we hebben het dan over die helemaal uitgegroeide boom van dit woord van God. Zo functioneert het voor ons, in het Nieuwe Testament en anno 1997. Maar ik wil nu eerst even met u terug helemaal naar het begin, toen God dit woord plantte bij de Sinaï. Wat zei de Here toen?

Om goed te verstaan wat de Here bij de Sinaï zei moeten we eerst weer even kijken naar wat er sowieso bij de Sinaï gebeurde. We hebben bij de vorige geboden telkens gezien dat de Here hier afspraken maakt met zijn volk, afspraken die gaan over het goede leven dat Hij met zijn volk wil beginnen in het beloofde land Kanaän. Dat is het verbond dat de Here bij Sinaï met Israël sluit. Nu moeten we daar nog eens even iets preciezer naar kijken. Wie spreekt de Here eigenlijk aan in de tien geboden? Tegen wie heeft Hij het? Nou, in het algemeen heeft de Here het natuurlijk tegen het volk Israël. Met hen maakt Hij zijn afspraken. Maar dat is nog niet precies genoeg: alle geboden hebben de vorm van 'u zult (niet)', en het Nederlands is dan wat dubbelzinnig: 'u' en ook het ouderwetse 'gij' kan zowel enkelvoud als meervoud zijn. Maar het gaat hier echt om een enkelvoud, al kun je dat in onze vertaling alleen maar zien aan het ontbreken van twee 't'-tjes achter gedenk- in het vierde en achter eer- in het vijfde gebod. Enkelvoud dus, en bovendien nog wel van een vorm die duidelijk maakt dat het hier om individuele mannen gaat. De Here spreekt de mannelijke Israëlieten aan.

En dat is nóg niet precies genoeg. Want als we kijken naar de inhoud van de tien geboden, dan blijkt, dat het gaat om mannelijke Israëlieten die bijvoorbeeld zonen en dochters hebben, knechten en meiden, vee, en die vreemdelingen als loonarbeiders in dienst kunnen nemen, die ook het recht hebben om te getuigen in rechtszaken. Kortom, blijkens de vorm en de inhoud worden in de tien geboden bij de Sinaï vrouwen, kinderen, slaven en loonarbeiders niet direct aangesproken. Wie direct aangesproken worden zijn de familiehoofden, de oudsten van Israël. En dat is eigenlijk ook logisch, want die familiehoofden zijn de officiële vertegenwoordigers van alle anderen. Straks, als in Exodus 24 de verbondssluiting bezegeld wordt met een maaltijd op de berg, zijn het dan ook een symbolische 70 oudsten die daar met God de maaltijd gebruiken. Zo'n officiële afspraak als een verbond sluit je officieel met de wettelijke vertegenwoordigers van het volk.

Om misverstand te voorkomen: dit betekent natuurlijk niet dat wij ons niet aangesproken hoeven te voelen door de tien geboden. Denk maar weer aan die boom van het levende woord van God. God spreekt via de bijbel ook ons met deze woorden aan, en dan nog wel in een veel bredere zin dan Hij het ooit de Israëlieten deed. Maar het gaat nu even over wat de Here bij de Sinaï tegen Israël gezegd heeft. En om dat goed te begrijpen is het belangrijk om te rekenen met wie de Here hier eigenlijk aanspreekt. Daarvan is dit gebod wel het duidelijkste voorbeeld.


Want als in alle tien geboden de oudsten, de familiehoofden van het volk Israël worden aangesproken, en niet de vrouwen, de kinderen of de slaven, dan begrijp je meteen dat het hier in Exodus 20 bij dat 'eer uw vader en uw moeder' niet kan gaan over de plicht van kinderen om gehoorzaam te zijn aan hun ouders. De mensen die worden aangesproken zijn zelf 'ouder', het zijn zelf de mensen die gezag hebben. Want familiehoofd was je als oudste zoon van een oudste zoon van een oudste zoon, enzovoort. En als familiehoofd was je niet alleen verantwoordelijk voor de hele familie, maar ook degene die ruzies moest beslechten en een soort van rechterlijke uitspraken doen. De officiële rechtbank in Israël heeft heel lang bestaan uit de groep van oudsten van het dorp of de stad, die bij elkaar kwamen in de poort. Het was dus een heel belangrijke en verantwoordelijke functie.

Was je familiehoofd, dan bleef je dat òf tot je dood (want zo oud werden de meeste mensen in die tijd niet) òf tot je er gewoonweg te oud voor was. En als je er te oud voor werd, dan werd jouw oudste zoon familiehoofd in jouw plaats. Nu, daar komen we bij de betekenis van dit vijfde gebod zoals dat op de Sinaï gegeven werd. Want dat 'eert uw vader en uw moeder' dat heeft hier een heel concrete betekenis; het betekent hier, dat wanneer hun ouders het gezag uit handen hebben gegeven en niet meer in staat zijn om voor zichzelf te zorgen, die aangesproken familiehoofden hun bejaarde ouders moeten eren door hun voedsel, kleding en onderdak te geven, en hen na hun dood waardig te begraven.

We staan hier, te kort en te kras gezegd, in dit gebod onder andere voor de oudedagsvoorziening in het volk Israël. Daarom had ik het net over eigenlijk een heel klein, een heel beperkt gebod. Dat wil ondertussen niet zeggen dat het onbelangrijk was. Denk je het maar in. In een samenleving zonder AOW, zonder collectieve voorzieningen, en zonder een eigen persoonlijk inkomen, een samenleving, die helemaal uit families bestond, was dit een vreselijk belangrijk gebod. Daarom wordt er in het Oude Testament ook naar verhouding erg veel aandacht aan gegeven. Wij lezen de bijbel eigenlijk automatisch met onze eigen samenleving in het achterhoofd, maar als we ons gaan realiseren dat de wereld in die tijd echt anders in elkaar zat, dan krijgen allerlei uitspraken en verhalen een veel levendiger kleur.

Ik noem een paar voorbeelden. In Spreuken 15,20 lezen we: Een wijs zoon verheugt de vader, maar een dwaas van een mens veracht zijn moeder. Ja, heel concreet: die laat zijn moeder, die weduwe geworden is, aan haar lot over. In Spreuken 20,20 lezen we: Wie zijn vader en zijn moeder vervloekt, diens lamp wordt uitgeblust ten tijde der dichte duisternis. Weer heel concreet: wie zijn oude vader en moeder met vervloekingen en krachttermen wegjaagt of, weer, aan hun lot overlaat, die zal het slecht vergaan. In Spreuken 28,24 lezen we: Wie zijn vader en zijn moeder iets ontrooft en denkt: het is geen zonde, die is een metgezel van de misdadiger. Denk concreet: wie zijn oude ouders op rantsoen zet . . . Kortom, Spreuken 19,26: Wie zijn (oude) vader mishandelt, zijn moeder verstoot, is een snood en schandelijk zoon.

Hoe belangrijk dit is blijkt slag op slag in het Oude Testament. Denkt u alleen maar aan de bijna staande uitdrukking 'de wees en de weduwe', die het moeilijk hebben. Dat gaat echt niet alleen om, laten we zeggen, 'bijstandsmoeders', maar vooral ook om oude weduwen die door hun kinderen niet onderhouden worden. Het gebeurde, dat bejaarde ouders weggejaagd werden, omdat ze toch alleen maar tot last waren, het gebeurde dat ze geslagen werden en mishandeld. En dat vond de Here verschrikkelijk erg. Hij heeft er zelfs, in Exodus 21,15 en 17 de doodstraf op gesteld. En omgekeerd wordt met veel nadruk bijvoorbeeld van Jozef verteld, dat hij zijn oude vader Jakob verzorgde, ja heel zijn familie, en dat hij er zorg voor droeg dat Jakob in het familiegraf in Kanaän begraven werd met grote eer.


Maar goed, belangrijk of niet, dit is de toch eigenlijk behoorlijk beperkte betekenis van dit vijfde gebod op de berg Sinaï. Dat is het woord dat de Here daar plant, en het is een levend en sterk woord, het gaat groeien en zich verbreden, tot we uiteindelijk bijvoorbeeld bij Paulus in Efeze 6 uitkomen, die het heel direct wèl tegen vrouwen en kinderen en slaven heeft. Maar dat is voor volgende week. Waar het me nu nog even om gaat is, dat deze oude, beperkte betekenis van dit gebod niet verdwijnt bij het groeien van die boom van Gods woord. Bepaald niet. Dat blijkt wel uit de gedeelten die we net uit het Nieuwe Testament hebben gelezen. U kunt uit die voorbeelden trouwens direct ook zien dat het niet zo vreemd is wat ik over dit gebod op de Sinaï zeg. De Here Jezus zelf legt dit gebod zo uit in Marcus 7.

Hij verwijt het de Farizeeën, dat ze met vrome smoesjes aan dit gebod ongehoorzaam zijn. En dan gaat het helemaal niet er over dat zij hun ouders ongehoorzaam zouden zijn of zo. Nee, het gaat heel duidelijk over de verzorging van bejaarde ouders. De Here Jezus verwijt de Farizeeën, dat ze zeggen, in onze taal: ja vader, ja moeder, het is vervelend, maar ik heb uw AOW net aan de kerk gegeven, doet u het deze maand maar met wat minder. En omgekeerd heeft de Here Jezus zelf uit dit gebod, ook in deze beperkte betekenis, geleefd, tot het laatste toe, maar ook al veel eerder. Waarom dacht u, dat we Maria, zijn moeder, in de evangeliën telkens in de nabijheid van de Here Jezus vinden? Jezus was de oudste zoon, nietwaar? Hij zorgde voor zijn moeder, na het kennelijke overlijden van Jozef. En Hij zorgde tot het laatst voor haar. Dat hebben we gelezen in Johannes 19. In dat 'Vrouw, zie uw zoon' en dat 'Zie, uw moeder' proeven we maar niet alleen de liefde van de Here Jezus voor zijn moeder, maar ook zijn volmaakte gehoorzaamheid aan de geboden van zijn Vader: nog aan het kruis vervult Hij dit vijfde gebod. En zo heeft die discipel, die Jezus liefhad, het ook begrepen: Van dat moment af nam hij Maria bij zich in huis.

En ik denk dat er alle reden is, dat ook wij ons deze zo concrete betekenis van dit gebod goed indenken. Want wij hebben prachtige voorzieningen voor bejaarden. Maar wat is er veel eenzaamheid in bejaardenhuizen. En hoe vaak worden niet seniel geworden ouders gedumpt in een verzorgingshuis. De belangstelling komt pas weer als er een erfenis te incasseren valt. En ik geloof zomaar niet dat dit soort dingen alleen maar in 'de wereld' gebeuren. Reken er maar op dat je het dan behoorlijk met de Here God zelf aan de stok krijgt. Maar, ook omgekeerd: voel je gesteund door God zelf bij de verzorging die je je ouders geeft, hoor in dit gebod ook zijn compliment voor al je aandacht en trouw. Het is niet alleen maar de natuurlijke, vaak vanzelfsprekende liefde voor je vader en/of moeder die je in beweging hoeft te houden. God zelf wijst deze weg en steunt je erop. En je mag je het voorbeeld van de Here Jezus voor ogen stellen: 'Vrouw, zie uw zoon', 'Zie, uw moeder'. Nee, dat betekent niet dat wij dat oude model van samenleving moeten overnemen, en bijvoorbeeld zoveel mogelijk onze ouders in huis nemen. Maar het betekent wel, dat er wat God betreft niemand gedumpt wordt als oud, seniel en overbodig in een of andere woonvorm voor afgeschreven mensen. Bij God wordt niemand afgeschreven.


Dat brengt ons tenslotte bij de diepe betekenis die al in dit eigenlijk zo beperkte gebod opgesloten ligt. Want wat ligt er nu eigenlijk uitgedrukt in dit zo heel concrete gebod? Nou, de woorden zelf zeggen het eigenlijk al: eer, respect, respectvolle liefde. Respect voor je ouders als de heel concrete mensen door wie de Here God jou een plaats in de wereld heeft gegeven. Ik zeg dat expres zo. Je ouders eren betekent niet zeggen dat ze alles goed gedaan hebben, en ook niet hen altijd gelijk geven, maar zelfs al heb je een waardeloze opvoeding gehad, dan nog vormden je ouders de eerste voedingsbodem waar jij in groeien kon. Al zou je alleen maar reden hebben om ze te danken voor het leven zelf dat je hebt ontvangen, dat is al meer dan voldoende om respect voor ze te vragen. En respect vraagt er om, om concreet gemaakt te worden. Zoals bijvoorbeeld in dit beperkte gebod in concrete zorg. Maar ook in de concrete manier waarop je met en over je ouders spreekt.

Waarom is dat nu zo belangrijk? Waarom verbindt de Here juist aan dit gebod een belofte van lang leven in het beloofde land? Weer moeten we dan bedenken dat je vader en moeder de heel concrete mensen zijn door wie de Here God je een plaats in de wereld heeft gegeven. Mensen verschijnen niet zomaar plotseling in de wereld, los en individueel, één voor één en op zichzelf. Nee, ieder mens is gegroeid in een mens en opgegroeid tussen mensen. Je bent altijd al onderdeel van een gezins-verband. En naar mate je groter wordt krijg je een plek in meer verbanden: familie, kerk, dorp, land, school, werk, vereniging, en noem maar op. Mens ben je nooit alleen.

En als de Here God in dit gebod ons nu zegt: eer, heel concreet door zorg, je oude vader en moeder, dan betekent dat: heb respect voor die levensverbanden waarin je altijd al een plaats had, heel concreet in de persoon van je ouders. Want als je dat respect hebt, wanneer je, ook als je kritiek hebt, loyaal blijft en je verbonden blijft weten aan de anderen, dan kan een samenleving goed functioneren. Dan zul je lang en goed kunnen leven in het beloofde land. Maar als je dat respect niet hebt, als je je egoïstisch op jezelf plaatst, dan valt een samenleving uit elkaar. Dan leef je niet lang in het beloofde land. En juist als je dit gebod zo heel beperkt en concreet verstaat zie je daar een sterk voorbeeld van: want hoe zal iemand die zo asociaal en egoïstisch is dat hij zelfs zijn eigen ouders niet goed verzorgt, maar hen aan hun lot overlaat, ooit verder in de samenleving goed functioneren? Hoe zal hij kijken naar z'n eigen kinderen, die voor hetzelfde geld later hem op straat zetten? Hoe naar z'n knechten, z'n werknemers. Wanneer bejaarden vogelvrij zijn in een samenleving, dan is in feite iedereen vogelvrij. We zien het om ons heen gebeuren in onze verschrikkelijk harde maatschappij anno nu. En dan hoef je echt niet alleen te denken aan de grote bekenden abortus en euthanasie. Kijk eerst maar eens naar wat er vóór euthanasie allemaal gebeurt, en hoe mensen verder met elkaar omgaan.


Tegenover al dat soort dingen plant God hier de boom van zijn woord. En we zullen volgende week nog verder zien hoe die boom van dit gebod levend is en sterk, en groeien gaat. Maar hier al zien we hoe goed het is, dat de Here langs de weg van onze geschiedenis zijn woord gepoot heeft als een woord van respect, heel concreet respect voor de mensen aan wie wij ons leven danken, maar daarin ook respect voor de grote levensverbanden waarin wij altijd al staan. Opdat u lang leeft in het land dat de Here uw God u geeft. Ook dat wil ik volgende week nog wat verder met u uitwerken. Want wanneer God iets zegt, dan wordt dat levende woord niet alleen een imposante boom, uitgegroeid en vertakt, maar wie zo'n woord in praktijk brengt, wie, om zo te zeggen, de vruchten van die boom eet, die zal merken dat woorden van God altijd uitgroeien tot een lévensboom, waarvan de vruchten leven geven, werkelijk menselijk leven, hier al, maar tot in eeuwigheid. Amen.


<<<