Heidelbergse Catechismus, zondag 40

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Psalm 93
Psalm 97,1.5
lezen Romeinen 12:9-21
Psalm 5,1-4.9.10
Zondag 40
Psalm 55,9.10
Gezang 38,1.7-9

Loenen-Abcoude 06/04/97

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


De tien geboden op de Sinaï, en de tien geboden voor ons. Hoe klonken ze daar, hoe klinken ze hier. God maakt afspraken met zijn volk voor het nieuwe leven in het beloofde land. Zo wil Hij met hen omgaan, en zo wil Hij dat zij met elkaar omgaan. En daarbij horen ook heel gewone, zo op het eerste horen voor ons vanzelfsprekende zaken. Ja, vanzelfsprekend. Het lijkt er wel eens wat op dat wij in ons gereformeerde wereldje wat al te zeer gezegend zijn met vanzelfsprekendheden. De geboden vanaf dit: u zult niet moorden, geen overspel plegen, niet stelen, geen vals getuigenis geven, ze zinnen niet zetten op wat van een ander is, ach, ze zijn zo eindeloos logisch, zo algemeen geldend, dat in het verleden al de verleiding onweerstaanbaar is gebleken te denken dat de tien geboden een soort algemeen geldende grondwet voor alle mensen zijn. En nog zit dat er diep in bij ons.

Maar over werkelijke, echte vanzelfsprekendheden maakt de Here God echt geen afspraken met zijn volk. En de permanente herinnering aan dit gebod in het Nieuwe Testament, en de ontzagwekkende uitbreiding ervan in de mond van de Here Jezus en zijn apostelen - het is allemaal maar geen simpele herhaling van wat zo vanzelfsprekend is dat iedereen het toch vanzelf wel doet. Dat blijkt ook wel als we onze eerste indruk eens wat tegen de catechismus afzetten.


Want die eerste indruk is er inderdaad een van vanzelfsprekendheid. God verbiedt ons in dit gebod met zoveel woorden inderdaad niet meer dan dat wat ook onze overheid ons in ons Nederlandse wetboek van strafrecht verbiedt: moord (iemand doodmaken met voorbedachten rade), doodslag (iemand doodmaken zonder plan, maar in drift of zo), 'dood door schuld' (iemand doodrijden als je door rood rijdt, of als je zeventien pils gedronken hebt, of als je twee keer zo hard rijdt als is toegestaan, of als je dat allemaal tegelijk doet). Dat is allemaal heel vanzelfsprekend. En even vanzelfsprekend is dat wíj dat allemaal niet doen, welnee, dit gebod ontmoeten we voornamelijk via het journaal en de krant. En dan komt de catechismus bij dit simpele gebod maar liefst met drie vragen en antwoorden, die gaan over onze goede makkers ik, mij en mijzelf. Kijk eens aan. Toch niet helemaal zó vanzelfsprekend dus.

En, als we eens even wat beter kijken, dan blijkt dat dit altijd al zo was. Want we moeten die tien geboden niet te snel naar ons toehalen en te gemakkelijk op onze eigen maatschappij leggen. Dat moeten we langzaam doen en er goed over nadenken. Eerst eens even zien hoe ze klonken voor Israël, daar, meer dan duizend vóór Christus, bij die Berg. En laten we dan gelijk die makkers van ons maar meenemen: ik, mij en mijzelf. Ga maar eens na bij u zelf, hoe zouden wij ons opstellen in een dunbevolkt land, waar je zomaar een paar uur lopen kunt door onbewoond gebied, waar wilde dieren huizen die ook nog wel eens een mens te grazen nemen, in een samenleving die geen politie kent, geen rechterlijke macht, waar de lange arm van justitie erg kort is, waar je er zomaar, terloops, voor kunt zorgen dat iemand die jou eens flink dwars gezeten heeft niet een klein, maar een groot ongeluk overkomt . . . Kom, ga je mee het veld in, de steppe in, zei Kaïn, en hij sloeg zijn broer dood. Geen probleem, niemand die het ziet, niemand die het werkelijk controleren kan, niemand die bewijzen kan . . .

En denk dan nog maar eens verder door. Wij hebben, mede dankzij ons christelijk geloof, een samenleving die heel sterk gebaseerd is op recht, maar in die tijd hing de maatschappij aan elkaar van eer en schande, zoals we dat nu nog ontmoeten bij medelanders uit Afrika of het Midden- of het Verre Oosten. Als iemand je uitlachte of bespotte was dat zo'n schande, dat vroeg om bloed. En als je daar niet op reageerde, dan was je werkelijk, in de ogen van iedereen geen knip voor je neus waard. Wij zeggen dan: ja, daar moet je 'boven' staan. Moeilijk genoeg, maar goed. Hoe zouden wij ons opstellen in een wereld waar zoiets als 'er boven staan' helemaal in het woordenboek niet voorkwam? 'Er boven staan' als iemand je bespotte betekende daar hetzelfde als 'er onder liggen', waardeloos zijn, net zo goed zelf dood kunnen zijn. Ja, neem die goede makkers maar eens mee: ik, mij en mijzelf, en kijk de boel dan nog maar eens aan: vanzelfsprekend, dit gebod van God? Welnee.

En natuurlijk, wij zijn niet van die licht ontvlambare types, die er meteen op los rammen (zolang we tenminste niet in de auto zitten), maar er valt toch wel veel te herkennen hier, zodra we tenminste eerlijk onze goede makkers ik, mij en mijzelf meenemen en in de zaken betrekken. Wat doen wij met mensen die ons een hak gezet hebben? Wat doen wij met mensen die ons telkens weer dwars zitten? Die ons voor schut gezet hebben? Die onze promotie hebben verhinderd? Die ons gepèst hebben? Nou ja, om nu maar even over die uitvoerige catechismus te zwijgen, bij het lezen van Romeinen 12 had ik al snel iets over me van: zo, dat is een hele klus, doe dat maar eens. Nee, zo vanzelfsprekend is dit gebod niet. Nog steeds niet. Ik denk, dat het pas werkelijk iets vanzelfsprekends voor ons kan worden als we het heel direct horen klinken uit de mond van de Here Jezus zelf. Laat ik het, in al zijn breedheid, maar zo samenvatten: Christus, die ons het leven mogelijk maakt, verbiedt ons elkaar het leven onmogelijk te maken; Hij wil juist dat wij elkaar het leven mogelijk maken.


Elkaar het leven mogelijk of onmogelijk maken, dat doen we onderling, in onze onderlinge verhoudingen. Daar speelt het: elkaar complimenten geven, elkaar stimuleren, aandacht geven, ruimte geven. Daar speelt het ook: mopperen, repeterende rotopmerkingen, elkaar systematisch negeren, pesten, steeds maar zeggen: dat kun je toch niet, elkaar dood-zwijgen. In onze onderlinge verhoudingen speelt het allemaal, en daar gaat dan ook dit gebod over. Het is een gebod voor mensen. En we zijn mens in verhouding tot andere mensen. En daarom wil God dat wij goede verhoudingen met elkaar hebben.

Dat is heel belangrijk en heel primair, ook bij dit gebod. Je merkt dat heel duidelijk bij zo'n groot thema als euthanasie of abortus. Dan praten mensen over de kwaliteit van een mensenleven. Geestelijk gehandicapten, zwaar en ongeneeslijk zieken, ze zouden een lage kwaliteit van leven hebben. Maar als je gezond, jong, sterk en eigenwijs bent, nee maar, dan heb je zowaar een hoge kwaliteit van leven. En deze gevaarlijke flauwekul laat mensen zomaar besluiten tot een abortus, of tot euthanasie. En dat terwijl je nog zo gezond, jong en sterk kunt zijn, maar een bijzonder lage kwaliteit van leven hebt als je geen werkelijke relaties met andere mensen hebt. En dat terwijl je een heel hoge kwaliteit van mensenleven kunt hebben als er mensen om je heen staan die van je houden, ook al ben je zwaar gehandicapt of dood-ziek. En laten we dan maar niet naar anderen kijken, maar ook hier onze goede makkers in de gaten houden: waar zijn ik, mij en mijzelf, als het er om gaat om andere mensen, ook apert ongelovige andere mensen, lief te hebben? Zouden er niet minder mensen tot euthanasie of abortus komen wanneer wij als christenen meer liefde zouden delen met anderen? Dan krijgt elkaar het leven mogelijk maken opeens een extra dimensie. Zo gemakkelijk komen we van Gods geboden niet af... Want mens ben je altijd samen, ook samen met die ander.

En ik weet het wel, dat maakt ons meteen ook zo kwetsbaar als wat. In onze onderlinge verhoudingen maken we elkaar het leven niet alleen mogelijk, maar ook zo vaak onmogelijk. Daarvan is iemand doden alleen maar het meest radicale en definitieve voorbeeld. Meestal blijft het bij van die zogenaamde kleinigheden. Maar wat pesten, wat treiteren, wat mensen buiten de groep houden werkelijk betekent, dat merken we als er iemand is die zichzelf doodt omdat het hem of haar is overkomen en allemaal te veel werd. Wat die continue stroom van negatieve opmerkingen (wat zie jij er stom uit, dat kun jij toch niet, jij kunt ook helemaal niks, ik kan je ook nooit iets toevertrouwen) wat die allemaal aanricht, dat zien we pas als iemand onder andere daarom moet worden opgenomen. Wat niet praten, geen aandacht geven, wat elkaar afschrijven als on-gereformeerd, wat over elkaar heen lopen en geen rekening houden met elkaar allemaal aanricht, dat merken we pas als iemand er om de kerk verlaat. Wat niet samen- maar langs elkaar heen leven werkelijk betekent, dat zien we als ons huwelijk op de klippen loopt. Wat jezelf, of je vrouw of kinderen overvragen met veel te hoge eisen en verwachtingen werkelijk betekent, dat merken we als we een hartinfarct krijgen of die anderen aan die hoge eisen kapot zien gaan. Enzovoort. Ik heb de indruk dat als ik het heb over elkaar het leven onmogelijk maken, iedereen zo wel zijn voorbeelden kan aanvullen. En dat allemaal wil de Here Jezus nu zo zielsgraag voorkomen.


En laten we maar goed beseffen: juist de Here Jezus weet alles van elkaar het leven onmogelijk maken. Juist daarom geeft Hij ons dit gebod en vele dergelijke geboden. Hij is niet wereldvreemd. Als er iets is dat juist de Here Jezus zelf van mensen uit eigen ervaring kent, dan is het dit, dat mensen elkaar het leven niet alleen zuur, maar ook onmogelijk kunnen maken. Als er iemand is die eindeloos genegeerd, doodgezwegen, getreiterd en door de modder gehaald is, dan is het Jezus zelf. Als er iemand is die wederrechtelijk gedood is, dan is het Jezus. Als er iemand is die bedroefd wordt, dan is het de Geest. God weet wat Hij verbiedt als Hij zegt: u zult niet wederrechtelijk doden. God weet wat Hij ons leert als Hij zegt: u zult elkaar het leven niet onmogelijk maken.

En de Here Jezus weet ook wat Hij straft als Hij de mensen ook om de overtreding van dit gebod in het oordeel laat komen. Wie hier gepest wordt, wie hier genegeerd wordt, wie vertrapt en gekleineerd en op zijn ziel getrapt wordt, die vindt in Jezus een bondgenoot - en wie het doet een tegenstander. Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden. Het is maar dat we het weten - het mag ons troosten en, andersom, reden te meer zijn om op te houden met elkaar het leven onmogelijk te maken. Laten we het maar bedenken dat het juist Jezus zelf is, die het eindoordeel zal voltrekken. Hij, die eerst voor ons gepest, genegeerd, bespot, geslagen, ja gedood is, Hij is het ook die oordelen zal.


Ja, en juist Hij neemt vandaag dit gebod op de lippen en zegt het ons, iedere keer weer. Hij die ons het leven mogelijk maakt wil niet dat wij elkaar het leven onmogelijk maken. Hij wil dat wij het goed hebben. Hij wil dat we elkaar het leven juist mogelijk maken, door werkelijk samen te leven in liefde, met oog voor elkaar. Hij wil niet dat wij elkaar beschadigen in onze relaties, soms ten dode toe, maar juist dat wij elkaar opbouwen en in bloei zetten. En Hij weet wat Hij daarmee van ons vraagt. Pas als we Hem hier horen spreken, en Hem in de ogen zien komt er voor ons iets werkelijk vanzelfsprekends in dit gebod te liggen. Anders blijft het alleen maar moeilijk.

Want als wij, als zondige mensen, door God geleerd worden elkaar lief te hebben, elkaar te vergeven en opnieuw te beginnen, over onze vaak zo gekoesterde gekwetstheid heen te stappen, dan is dat niet niks. Zegent wie u vervolgens, zegent en vervloekt niet. Dat is niet niks. Vergeldt niemand kwaad met kwaad; hebt het goede voor met alle mensen - ook met onmogelijke mensen. Dat is niet niks. Je niet af te keren van die ander, die jou altijd maar negeert en niet ziet staan. Dat is niet niks. Niet te haten wie je leven verwoest heeft, dat is niet niks. Overwin het kwade door het goede, het is voor mensen de zwaarste overwinning die er zijn kan. Dat kun je alleen door je zo sterk mogelijk te realiseren wie het is die dat van je vraagt: Jezus zelf, die ons leven mogelijk maakt, tot op vandaag toe, en ondanks alles; Jezus zelf, die ons leven opnieuw mogelijk heeft willen maken door zijn overgave in de dood; Jezus zelf, die ons in dit alles, dit zo eindeloos zware, is voorgegaan.


Dat is het hem nu net, dat laatste, dat Hij er ons in is voorgegaan. Dat maakt alles uit. Dat zorgt ervoor dat dit gebod voor ons zoveel meer betekent dan op de Sinaï. Wij leven ná Christus. Samen met onze trouwe makkers, ik, mij en mijzelf, staan we oog in oog met Hem. En daarom heeft de catechismus gelijk: geduldig, vredelievend, zachtmoedig, barmhartig (dat is vol medelijden) en vriendelijk zijn, andermans schade zoveel mogelijk voorkomen, en ook onze vijanden goed doen, dat geldt voor ons omdat we Christus volgen als de Leidsman van ons geloof. Hij heeft, in alle geduld, vrede, zachtmoedigheid, medelijden en vriendelijkheid, ons leven weer mogelijk willen maken. Daarom betekent dit gebod: u zult elkaar het leven niet onmogelijk maken, voor ons zoveel meer dan 'niet moorden'. Het betekent niet alleen: menselijk leven is samen-leven, dus maak elkaar het leven mogelijk door goede relaties met elkaar te hebben, door elkaar lief te hebben, door te luisteren, door er voor elkaar te zijn, door elkaar te steunen, door een thuis te vormen voor elkaar. Maar het betekent ook: verdraagt elkaar en vergeeft elkaar, begin opnieuw met elkaar, maakt elkaar het leven opnieuw mogelijk, als navolgers van deze Christus.


Doe het maar, dan zal blijken dat er veel meer mogelijk is dan u denkt. Kijk maar naar de Here Jezus. En kijk nog een keer, en nog een keer. Het wordt een oproep in ons eigen leven, voor ik, mij en mijzelf: Laat niet het kwade u overwinnen, maar overwin het kwade door het goede. Amen.


<<<