Heidelbergse Catechismus, zondag 43

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 119,1-3
lezen Matteüs 26:57-68
Liedboek Gezang 178,6.7
Zondag 43
Psalm 119,64
Gezang 19,4
Gezang 21,2.3

Loenen-Abcoude 28/03/99

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Ze hadden het goed voorbereid, die opperpriesters en schriftgeleerden. Van allerlei mensen die iets van Jezus hadden gezien of gehoord, en die geen sympathie voor Hem hadden, waren de namen en adressen opgeschreven. Nu kwam dat goed van pas. In de vroegste morgen werden ze opgehaald om te getuigen tegen Jezus. De een na de ander kwam binnen bij de hoge heren van het sanhedrin. En de een had dit verhaal, de ander dat. De een dikte dit een beetje aan, de ander dat. Het dossier Jezus groeide.

Maar het werkte niet. Ze kregen het bewijs niet rond. De getuigenissen klopten niet op elkaar. Tenslotte kwamen er twee die allebei zeiden dat Jezus had gezegd de tempel te zullen afbreken en in drie dagen weer op te bouwen. Het waren er twee, maar ook deze twee verhalen pasten niet helemaal op elkaar. Toch kwam dit tenminste in de buurt. En de hogepriester stond op en vroeg Jezus ernaar. Wie weet zou Hij zelf herhalen wat Hij gezegd had en konden ze Hem daarop vangen. Maar Jezus zweeg. Hij had niets te zeggen op leugens, op valse getuigenissen en leugenachtige aanklachten.

De hogepriester zat er mee. Nu hadden ze Jezus gevangen, maar konden ze nog niets beginnen. En hij koos de vlucht naar voren: 'Ik bezweer u bij de levende God: zeg ons, bent u de Christus, de Zoon van God?' 'Zoals u zegt,' antwoordde Jezus. 'Maar ik verzeker u: van nu af zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterzijde van de almachtige God en u zult hem zien komen op de wolken van de hemel.' Jezus sprak. Op de vraag naar de waarheid wilde Hij wel van de waarheid getuigen. Maar de waarheid werd ingekapseld in de leugen. Als lasteraar van God is Jezus gedood.


Dit is dus onder andere waar het negende gebod over gaat. God is niet wereldvreemd. Hij weet wat Hij gebiedt. Wat Hij van ons vraagt, doet Hij altijd zelf ook. Hij weet ook wat Hij verbiedt. Wat Hij ons verbiedt heeft Hij zelf ondervonden. In deze lijdenstijd haal ik dat maar eens voor de Here Jezus naar voren, maar God heeft ervaring met valse getuigenissen vanaf het begin in het paradijs: Sterven? Je zult helemaal niet sterven! Integendeel, God weet dat jullie de ogen open zullen gaan zodra je van die boom eet. Dan zul je aan hem gelijk zijn en zelf kunnen uitmaken wat goed en kwaad is.

Het is de moeite waard om je dat bij dit gebod te realiseren. God is geen afstandelijke wetgever. Er sluimert in zijn geboden ook een stuk pijn, je proeft er verdriet in en zorg. En nog veel meer dan in goede menselijke afspraken en regels slaat in Gods geboden levenservaring neer. Hij verbiedt wat werkelijk slecht is en gebiedt wat echt goed is.

Daarin stimuleert de Here ons trouwens ook om onze eigen levenservaring te gebruiken, die in te zetten in de dienst van God en van elkaar. Want ook wij hebben zo onze ervaringen met valse getuigenissen. De een veel ingrijpender dan de ander, maar toch. Tegen wie van ons is nu nooit gelogen? Wie van ons is nooit beschadigd in zijn vertrouwen, nooit teleurgesteld in mensen die ons van alles hadden beloofd, maar er niets of weinig van waarmaakten? Wie is nog nooit ten onrechte beschuldigd van iets slechts? Wie heeft nog nooit een verhaal gehoord over zichzelf, zo'n verhaal dat rondging, maar dat helemaal uit z'n verband gerukt was. Jij komt natuurlijk weer te laat, we horen het nog. Jij kunt dat niet, laat mij het maar doen - het zit diep van binnen.

De wond van dit soort ervaringen groeit zomaar dicht met hard littekenweefsel. We worden er cynisch van, en verwachten weinig van elkaar. Maar intussen maken deze ervaringen wel deel uit van ons leven. En we vergeten ze niet. Meestal worden ze tot oud zeer in ons hart. En dan reageren we gefrustreerd op elkaar. De pijn die we zelf hebben, doen we dan anderen nog eens aan. Ik denk dat God ons een betere weg wijst. Je kunt die pijnlijke ervaringen ook gebruiken in zijn dienst, als een extra aansporing om zelf waarheid te spreken en betrouwbaar te zijn. Als we dan uit ervaring weten dat liegen en bedriegen en verhaaltjes en gepraat echt duivelswerk zijn, en onbeschrijfelijke schade aanbrengen, waarom doen we het zelf dan nog?


Als je je eigen ervaring zo inzet wordt het meer dan dat je wel weet dat liegen niet goed is, en dat grote woorden zonder inhoud bedrog zijn. Dat weten van ons is vaak zo machteloos. Het vraagt om een zin als: ja, ik weet wel dat het niet goed is, maar . . . Dat is makkelijke praat, waar geen worsteling meer achter zit. Maar vul dat weten eens op met je eigen ervaring, dan krijgt het meteen diepgang. Dan kun je zomaar staan voor het vreemde in je leven dat je nog kunt voelen hoeveel pijn het je deed dat juist hij, juist zij je met vage praatjes bedrogen heeft, maar dat je toch zelf hetzelfde doet. Dat vraagt om een zin als: hoe kan dat nou, ik weet dat het niet goed is, en toch . . .? Dan kan er weer worsteling in ons leven komen, worsteling om de waarheid. En werkelijke verontwaardiging over het kwaad van de leugen, niet maar bij anderen, maar ook bij onszelf.

Want het blijft een vreemde ervaring: niet alleen in theorie, maar ook uit ervaring weten hoe belangrijk dit negende gebod is, en toch o zo gemakkelijk er tegen in gaan. Juist tegen de achtergrond van Gods ervaring met mensen, èn van onze ervaring met onszelf en met elkaar, klèmt de vraag: waarom valt het ons eigenlijk zo moeilijk om de waarheid te spreken?

Ja, laat ik het zo eens zeggen: omdat we zo vaak vergeten dat we in oorlogsgebied leven. Toen de eerste grote valse beschuldiging gewerkt had en de mensen God hadden laten vallen, toen heeft de Here God strijd in het leven gezet, vijandschap tussen de duivel en de mensen, en Hij heeft zelf de kant van de mensen gekozen. Sinds die tijd worden wij allemaal van twee kanten getrokken. De duivel trekt ons in onszelf, richt ons op onszelf, laat ons cirkelen om ons eigenbelang. God trekt ons naar buiten, richt ons op elkaar, geeft ons oog voor de belangen van anderen. En in die strijd moeten wij positie kiezen, onontkoombaar.

En wij moeten positie kiezen niet maar met ons verstand, of met ons geloof, maar als complete mensen, met hart en ziel en al onze energie. Juist daarom is het zo belangrijk om te letten op onze eigen ervaringen en onze eigen emoties onder ogen te zien. Als we de pijn van de keren dat tegen óns gelogen is niet mobiliseren voor God, wordt ze haast vanzelf gebruikt door de satan. En met ons oud zeer beschadigen wij elkaar.

Laten we daarom vanmiddag eens kijken hoe God ons met dit negende gebod uit onszelf naar buiten trekt, ons richt op elkaar en op onze gemeenschap. Dat kan ons helpen om concreet positie te kiezen tegen de satan, tegen de leugen en het kwaad. Het gaat eerst over elkaar, over de naaste, en dan over de gemeenschap.


Dat de Here ons juist met dit gebod: geen vals getuigenis geven van uw naaste, richt op elkaar, komt al uit in de formulering. Heel bewust wordt bij dit gebod de naaste erbij genoemd. Dat is niet maar vanzelfsprekend. De Here vraagt aandacht voor de concrete ander, met wie wij te maken hebben. Als het over de naaste gaat hoef je nooit ver te zoeken. Even rondkijken is genoeg, de eerste de beste mens die je ziet, die, die heel concrete man of vrouw, jongen of meisje, die is je naaste. Om die ander gaat het. Het interesseert God heel weinig of wij 'in het algemeen', of 'in principe', of 'eigenlijk' 'de waarheid' spreken. Hij wil dat wij heel concreet waarheid spreken in de concrete omgang met onze naaste, met elkaar.

En laten we dan opletten. Als we elkaar aankijken herinneren we ons meteen ook allerlei dingen die we samen meegemaakt hebben, we herinneren ons wat we elkaar aangedaan hebben, en voor we het weten blokkeren die ervaringen ons naar elkaar toe, of zetten ze ons aan om nu die ander maar eens een hak te zetten. Hij was niet oprecht, zij heeft ons bedrogen, en daarom . . . En dan vergeten we positie te kiezen. Gebruik je ervaring in dienst van God, als een extra aansporing om waarheid te spreken, open en oprecht te zijn, omdat je weet wat bedrog aanricht.

En dan verder: juist tegenover anderen met een gezicht duikt ons eigenbelang op, nietwaar. Hoe allerlei mensen over ons denken kan ons vaak niet zoveel schelen, maar hij moet een hoge dunk van ons hebben en zij moet ons waarderen. En dan stellen we de zaken iets anders voor dan ze zijn, omdat we denken daar belang bij te hebben, we gebruiken woorden als afleidingsmanoeuvre, als rookgordijn, we praten er omheen, als we denken daar belang bij te hebben. Wij zeggen wat ons uitkomt en wat ons beter maakt, en zwijgen over de rest. Zomaar.

En we vergeten hoe vaak wij juist op die manier in mensen teleurgesteld zijn, we vergeten hoe hard het aankwam toen bij die ander de maskers moesten vallen. Dom, nietwaar? Gebruiken die ervaring. Kies tegen de satan die ons op onszelf richt en om onszelf laat draaien.

God richt ons juist op de ander. Het gaat bij waarheid spreken dan ook niet alleen om de vraag of iets zo is of niet, maar ook om de vraag of iets gezegd moet worden. Hebben anderen, heeft die ene ander er belang bij als ik iets zeg, als ik iets doorvertel, of gaat het hem/haar niets aan? Kan de ander er iets mee? Denk eens terug aan al die keren dat je zelf grote verhalen te horen kreeg waar je niks mee kon, die je niet aangingen. Wat moet je met al die informatie over anderen die je hebt? Vaak staat het je alleen maar in de weg. Zomaar verkijken we ons op elkaar omdat een ander ons eens iets over die en die gezegd heeft. En hoeveel last kun je er zelf van hebben als er over je gepraat is? Bij waarheid spreken hoort altijd dat we ons afvragen of we dit en dat wel mogen zeggen. Daar hoeven we niet om te liegen. Je kunt toch ook gewoon zeggen dat het de ander niets aangaat, dat-ie er niets mee kan, dat we er met hem of haar niet over willen praten? Niet alles hoeft gezegd te worden. Ook niet alles wat wel zo is. En trouwens, is onze mening, is ons verhaal nu werkelijk zo belangrijk?


God richt ons met dit gebod op onze naaste, trekt ons naar buiten onszelf, van ons vermeende eigenbelang af. Hij richt ons dan maar niet op losse, individuele mensen, die uiteindelijk niet bestaan, maar wijst ons op onze plaats binnen een gemeenschap. Ik geloof niet dat er een ander gebod is dat zo direct ingrijpt op het functioneren van onze gemeenschappen. Zonden tegen dit gebod zijn meteen zonden tegen de gemeenschap. Als er veel gelogen wordt valt een groep mensen uit elkaar. Als er gepraat wordt en geoordeeld, als wij elkaar vastpraten en klem zetten, als alles wat wij zeggen tegen ons gebruikt kan worden, dan voelen we ons niet thuis in zo'n groep, dan kijken we wel uit, dan geven we ons niet en zetten ons niet in.

En weer: laten we toch onze eigen levenservaring gebruiken om hier de goede weg te vinden of aan te houden. Met ons spreken bréken we de gemeenschap af òf we bouwen de gemeenschap op. Een tussenweg is hier niet. Laten we niet vergeten dat de oorlog tussen God en de satan juist in onze gemeenschappen uitgevochten wordt. Je weet toch nog wel hoeveel pijn die harde kritiek deed? Toen had je meteen geen zin meer om mee te doen. En je weet toch nog wel hoe goed het deed om waarderende woorden te vinden? Je kreeg er nieuwe energie door en ging er met des te meer overtuiging tegen aan. Je weet toch nog hoe vervelend het was dat die ander meteen een mening over je had? Je voelde je buiten staan, niet welkom, je hoorde er niet bij. En je weet toch nog wel hoe leuk het was dat iemand doorvroeg naar hoe jij zelf er over dacht? Kijk, ik mag ook een mening hebben, dacht je, ik ben van waarde.

Dat geldt allemaal in de kerk, natuurlijk, maar ook thuis, en op school, en op je werk, en op je club. Het gaat zo breed als het leven is, overal waar we mensen ontmoeten en samen met anderen iets opzetten. Je kunt daar pessimistisch naar kijken, en met iets van de verzuchting van: nou, dat is een zware klus, dat lukt nooit. Wie van ons spreekt altijd waarheid? Kunnen we eigenlijk nog wel zonder maskers? En inderdaad, dat lukt ons nooit. Dat merken we iedere dag, bij onszelf en bij anderen. Maar dat pessimisme wordt een leugen, zodra we daarom het bijltje erbij neergooien. Het wordt gevaarlijk, zodra we onze pijnlijke ervaringen met leugen en bedrog wegstoppen in onszelf en er overheen gaan leven. Dan worden we in het kamp van de satan getrokken en zijn de gevolgen niet te overzien.


Kijk eens opnieuw, je kunt al die heel diverse levenservaring ook gebruiken in dienst van God. Het zal onvolkomen zijn, maar het zal je stimuleren om heel concreet waarheid te spreken met elkaar, juist omdat je weet, uit ervaring wat het andere aanricht. En het zal de wond van de zonde openhouden in je leven, zolang als nodig is. Inderdaad, wij worden hier beschadigd en gekwetst op aarde, en beschadigen en kwetsen zelf anderen. Dat wordt nooit een kleinigheid. Gelukkig de mensen die daar niet mee leren leven, zij zullen getroost worden. Gelukkig de mensen die niet zeggen: dat is wel waar, maar . .. , maar die blijven zeggen: ook al is het waar, toch heb ik weer . . ., zij zullen de rijkdom van de verzoening door Christus ervaren. Nu al. Amen.


<<<