Heidelbergse Catechismus, zondag 43

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 141
lezen Efeziërs 4:17-32
Psalm 15
Zondag 43
Gezang 2,1.2 . . . 5
Liedboek gezang 481,1.3

Loenen-Abcoude 19/11/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Dankdag was het, nietwaar, het achtste gebod. Nu is het al weer 18 dagen later. Het was trouwens 16 juli, vier maanden geleden dus, dat we met het eerste gebod begonnen. Het zal wel geen kwaad kunnen om eens wat herinnering op te halen. Deze keer probeer ik ieder van de tien geboden samen te vatten in één uitspraak, zo open, positief en uitdagend mogelijk. Dat doe ik, om te laten merken dat Gods geboden ons leven niet knevelen, maar juist ons stimuleren tot een eigen, goed leven.

Zo begonnen we met het eerste gebod als: Vertrouw Mij! Vertrouwen is de basis van alle relatie, ook die met God. En die relatie moet ook echt zijn. Daarom het tweede gebod: Kijk Mij aan! Richt je ook echt op God zelf. En het derde: Gebruik Mij niet! God laat zich niet manipuleren. Hij is zelf de moeite waard zoals Hij is. Dus, vierde gebod: Maak werk van Mij!

Met de zogenaamde tweede tafel van de tien geboden raken we de omgang met elkaar en het functioneren van de mensen-samenleving. Daarin begint alles met waardering van de ander, het vijfde gebod: Waardeer elkaar! Schat elkaar op waarde. En het gaat verder met positieve stimulansen geven aan elkaar: Stimuleer elkaar. Let op elkaars integriteit, lichamelijk en geestelijk: respecteer elkaar. Gaat het om zaken van geld en goed, ondersteun dan elkaar. Op het spoor van de catechismus werden zo telkens de verboden omgedraaid in geboden en enorm verbreed.

Dat ga ik nu vanmiddag met dit negende gebod ook doen. Wat moet dat dan worden? Als je de jas van 'Geen vals getuigenis geven van je naaste' binnenste buiten keert, wat lees je dan aan de binnenkant? Denkt u daar vooral zelf alvast even over na. Wat denkt u dat God wèl wil met dit gebod? Wat wil Hij dat wij doen? Hoe wil Hij dat wij ons opstellen?


Je zou kunnen zeggen: God wil dat wij de waarheid spreken. Zoiets hebben we net ook in Efeze gelezen: Ontdoe u daarom van de leugen en spreek waarheid tegen elkaar. En het staat ook in zondag 43: de waarheid liefhebben, dat wil God. Dat heeft natuurlijk alles met elkaar te maken: zoals u kunt zien, staat Efeze 4:25 netjes bij nootje 7 onder de zondag.

Met dat 'de waarheid spreken' heb je inderdaad een heel belangrijk punt te pakken. God wil dat als wij iets zeggen, dat het dan inderdaad zo is, dat het bestand is tegen controle. Dat is in een samenleving van mensen die spreken van het eerste belang. Als je niet van elkaar op aan kunt kun je niet echt samen iets doen.

Toch is me dit nog te abstract. Wat bedoelen we eigenlijk met 'de waarheid' of 'waarheid spreken'? Weten we dat wel? Je zou kunnen zeggen: ja, ik bedoel, als je iets zegt, moet het altijd zo zijn als je zegt. Best, maar die naaste dan, die ander, die in dit gebod genoemd wordt, waar speelt die een rol? Of is die ander eigenlijk niet belangrijk? Gaat het er gewoon om dat jij 'de waarheid' zegt, wat een ander daar ook van vindt?

Voor Paulus is die naaste in ieder geval heel belangrijk. Hij zegt dat we waarheid tegen elkaar moeten spreken, omdat we allemaal als delen van één lichaam met elkaar verbonden zijn. Ik zou zo zeggen, dat vraagt toch om meer dan dat wat wij zeggen ook zo is. Dat is alleen nog maar een begin, een eerste voorwaarde van wat God van ons wil. Dat wat wij zeggen moet waar zijn, moet 'zo zijn', maar het moet ook functioneren naar anderen toe, moet anderen ook echt iets te zèggen hebben. We hebben het tenslotte altijd tegen iemand.

Ik neem maar even het voorbeeld van kritiek. Je bent het met iemand niet eens. Je hebt er goed over nagedacht en weet ook heel goed waarom. En laten we er maar even van uitgaan dat je ook echt gelijk hebt. Als het alleen om 'de waarheid spreken' zou gaan, dan kon je volstaan met de ander te vertellen hoe jij er over denkt, je argumenten geven, en dat is het dan. Wat die ander er mee kan, dat is zijn of haar zorg. Jij hebt je zegje gedaan. Als je er nog boos over was ook heb je die ander misschien wel flink 'de waarheid gezegd'.

Zo werkt dat niet. Je hebt het altijd tegen iemand, en dat moet te merken zijn ook. Als je dat niet kunt láten merken, kun je beter je mond houden. Het gaat er niet alleen om dat wij 'de waarheid' liefhebben. Het is de kunst te laten merken dat je die ander liefhebt, ook in wat je zegt. Nee, daar hoef je niet om te liegen en ook de ander niet om naar de mond te praten. Daar heeft ook niemand iets aan. Als je de ander liefhebt dan zit daar de waarheid bij in.


Even terzijde: over het algemeen weten we dit heel goed. We hebben er zelf de nodige ervaring mee. Als we het gevoel hebben niet op een goede manier iets met iemand te kunnen bespreken, houden we dus snel onze mond. En het risico is dan dat het daarbij blijft. Dat wij onze eigen gedachten denken en de ander maar laten gaan. Voor je het weet spaar je dan een hoop onvrede op. En voor je het weet heb je het er met anderen over en loopt er een heel circuit. Als je het niet aandurft om iets tegen een ander te zeggen lijkt me dat een eigen punt om eens uitvoerig voor te bidden. Bid voor die ander en voor jezelf, vraag om liefde en om ogen die die ander echt zien. Ga er dán desnoods nog eens in vertrouwen met een ander over spreken hoe je het aan zult pakken. Maar, als het tenminste geen onbelangrijke bijzaken zijn, laat het er niet bij, juist omdat we allemaal als delen van één lichaam met elkaar verbonden zijn.


Goed, de waarheid spreken tegen elkaar, dat is dus heel belangrijk, maar mij niet genoeg bij dit gebod. Wat dan? Ik zei net: het gaat erom niet alleen de waarheid, maar ook de ander lief te hebben in je spreken. Moeten we dan iets zeggen als: wees zorgvuldig met elkaar? Ook dat is tenslotte iets heel belangrijks. Je zou het kunnen nemen als samenvatting van een paar andere dingen die Paulus zegt in Efeze 4. Als je boos bent, bijvoorbeeld, zondig dan niet, en blijf niet boos tot de volgende dag. Beheers je drift. Je hebt elkaar zomaar beschadigd. Niet schreeuwen, niet vloeken, geen vuile taal. Dat zijn allemaal geen onbelangrijke dingen.

Toch heb ik ook hier iets onbevredigds bij. Zonder zorgvuldigheid zal het niet gaan, maar zorgvuldigheid alleen is me niet genoeg, beter gezegd nog: niet positief genoeg. Als je zorgvuldig bent houd je rekening met de ander, je bent voorzichtig. Het gebed: zet, Heer, een wacht voor mijn lippen, staat je steeds voor ogen. En je bent er van doordrongen dat de tong een grote macht is, die veel kwaad kan aanrichten. Nog eens: dat is heel belangrijk. En ik wilde wel dat we daar meer van doordrongen waren, mezelf incluis. Er flapt zo makkelijk iets uit. Een bijzinnetje is zo gemaakt. Nee, het is weer net als met dat 'de waarheid spreken': het kan niet zonder, maar het is niet waar ik naar op zoek ben. Ik zoek echt de positieve binnenkant van dit gebod. Iets wat wij wèl te doen hebben, waar we actief in zijn, en wat open is, creatief, iets wat past bij mensen.


Het lijkt me dat we dat precies vinden in een ander vers bij Paulus. Hij schrijft, vers 29: zeg, waar het nodig is, iets opbouwends, iets dat de mensen die u horen goeddoet. Als ik dat in één woord moet samenvatten zou ik iets zeggen als: bemoedig elkaar! Dat is méér dan we tot nu toe vonden. En al het voorgaande zit er bij in.


Tenminste, het lijkt me dat je iemand niet met onwaarheden kunt bemoedigen. Ja, misschien wel even, als een doekje voor het bloeden, maar niet voor lang. En als het uitkomt is het probleem des te groter. En het lijkt me dat je iemand ook niet onzorgvuldig kunt bemoedigen. Dan krijg je van die goedbedoelde opmerkingen die alleen maar meer pijn doen.

Wat God wil is, dat wat wij te zeggen hebben, goed is voor de ander tegen wie wij spreken, opbouwend, bemoedigend, stimulerend. Dat is een mooie klus voor mensen. Positief. Doet een enorm appèl op je eigen creativiteit. Leert je te denken vanuit de ander zonder de waarheid en de zorgvuldigheid te vergeten. Leert je ook op een goede manier je af te vragen of je moet spreken of kunt zwijgen. Zeg, waar het nodig is, iets opbouwends, schrijft Paulus.


Ja, let daar es op, waar het nodig is. Daar zit een hele andere manier van kijken naar elkaar achter. Zo makkelijk kijken we naar elkaar vanuit wat wij de waarheid vinden, vanuit hoe wij vinden dat het is, dat het hoort, dat het zou moeten. Daar hoort een cultuur bij van: dat heb je goed gedaan, maar . . . , van kritiek, van opmerkingen. Maar kijk nu eens naar elkaar met de vraag van: waar is het nodig dat ik iets opbouwends, iets bemoedigends zeg? Wie kan ik een hart onder de riem steken? Wie heeft een compliment nodig? Wie kan ik bedanken? Tegen wie kan ik eens zeggen: ga zo door.

Denk dan maar weer aan die bekende regel van de Here Jezus waar ik hier al eens eerder aan herinnerd heb: behandel de anderen zo als jij wilt dat ze jou behandelen. Gebruik je eigen ervaring, gebruik je eigen sterke, en ook je eigen zwakke punten. Je wilde dat iemand bij jou eens doorvroeg naar hoe het nu echt gaat? Prima. Doe dat zelf bij een ander als je daar aanleiding voor ziet. Je wilde dat iemand eens dankjewel zei voor al je moeite. Prima. Doe dat zelf bij een ander die moeite voor je doet. Je wilde wel dat iemand tegen je zei: wat zie je er leuk uit. Kijk eens rond. Tegen wie kun jij dat zeggen? Je wilde wel dat iemand jou eens op je blinde vlekken wees, eens liet zien wat er in de dode hoek van jouw persoonlijke achteruitkijk-spiegel zich allemaal afspeelde. Uitstekend. Je weet ook hoe gevoelig dat bij jezelf ligt. Neem zelf een fijngevoelig initiatief dat op jouw weg ligt.


Het zijn maar wat voorbeelden. Maar het zijn voorbeelden van wat aan de binnenkant van dit negende verbod zit: open, eerlijk en creatief: bemoedig elkaar! Probeer het maar. Net als bij die andere geboden: God daagt u er toe uit. Amen.


<<<