Heidelbergse Catechismus, zondag 44

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 87
lezen 1Korintiërs 13
Psalm 16,1.4
Zondag 44
Gezang 3
Liedboek gezang 95

Loenen-Abcoude 10/12/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Er zit iemand verstopt in zondag 44. Je kunt hem of haar niet meer zien. Z'n naam valt niet en er wordt ook niet op haar gezinspeeld. Het is net alsof er in antwoord 113 alleen maar een huisje getekend wordt. Dat huisje heeft een deur: de geboden van God, en het heeft ook wat ramen: zonden en gerechtigheid. Maar je merkt hier niet dat er in dat huisje ook iemand woont. Enig idee wie ik bedoel? Ik geef een hint: het is net diegene die centraal staat in het tiende gebod zelf, drie keer wordt-ie genoemd en drie keer hoort de klemtoon op 'm te vallen.


Dat is uw, jouw, mijn naaste, nietwaar? Hij is de sleutelfiguur van het tiende gebod. Zonder die naaste kun je daar nooit iets van begrijpen. Waarom zou een mens geen eigen vrouw, eigen huis, eigen middelen van bestaan mogen begeren? Zonder een eigen plek in het leven kan een mens niet gelukkig zijn, zonder 'eigen' mensen vlakbij komt een mens niet tot z'n recht. En juist omdat dit voor iedereen geldt, verbiedt God in het tiende gebod de Israëlieten de vrouw, het huis, de middelen van bestaan van een ander te willen hebben, de zinnen te zetten op wat dan ook en wie dan ook, aan 'eigens' van de naaste.

Negatief gezegd, naar de vorm van dit verbod, gaat het er om dat zelfs de geringste neiging of gedachte die wat een ander eigen is zou willen aantasten in ons hart niet mag komen. Ook al gaat het tenslotte om precies hetzelfde, dat klinkt toch anders dan wat er in zondag 44 staat, waar de naaste, waar die ander schuilgaat achter 'enig gebod van God'. Dan moet je er speciaal aan denken dat het in die geboden van God wel om de naasten, om die anderen gaat. Als je dat vergeet, wordt het allemaal eigenlijk heel abstract: dan verliezen geboden en gehoorzaamheid, zonden en gerechtigheid hun gezicht, het gezicht van die ander, vlakbij.

Dat is bepaald riskant. Het blijkt steeds weer zo te zijn dat als die anderen om ons heen hun gezicht verliezen, Gods gezicht ook verandert. Voor je het weet is de korte samenvatting van dit gebod iets geworden als dat God zegt: gehoorzaam Mij! Laat Ik je niet betrappen op een ongehoorzaamheid! Kun je dat niet? Nou, voel je daar maar goed beroerd over en bid maar hard om genade, want meer zit er niet in.

Nu ben ik niet van plan om te gaan zeggen dat zondag 44 zo bedoeld is. Maar het is allemaal wel uiterst kwetsbaar geformuleerd. Er wordt aanleiding gegeven tot deze karikatuur, uiteindelijk de karikatuur van het je 'hulpeloos maar schuldig' voelen. En dat heeft er alles mee te maken dat de naaste, dat die ander vlakbij, er niet in naar voren komt, maar er alleen maar in verstopt zit. In feite komt het tiende gebod zelf hier niet aan de orde. Pas als we dat wel aan de orde laten komen vallen de onderdelen van zondag 44 op hun goede plaats. Laten we eens kijken.


Ik zei net al dat het in het tiende gebod er om gaat dat wij het eigene van een ander niet willen hebben. De Here God onderstreept als het ware drie keer dat van een ander zijn van vrouw, huis, wat dan ook. Daarin dwingt God ons om aan die ander te denken. Je mag voor jezelf, in alle eerlijkheid, geluk, een bestaan, en bestaansmogelijkheden begeren, maar niet dat van een ander. En denk dan ook echt maar aan die ander, kijk hem, kijk haar aan, een medemens zoals jij zelf.

Juist door die naaste, door die ander naar voren te halen en voor onze aandacht te plaatsen raakt God ons op ons gevoelige punt. Want hoe gaat dat, nietwaar? Hoe gaat dat, als je verliefd wordt op de vrouw van een ander? Interesseert die ander, die derde, je dan nog? Hoe gaat dat, als je het succes van die collega zou willen hebben, en er eens stevig competetief tegenaan gaat? Voor je het weet heb je die ander gereduceerd tot niet meer dan een tegenstander, iemand die je inhalen wilt? Hoe gaat dat als je jaloers wordt op die getapte klasgenoot? Kun je hem, kun je haar dan nog echt aankijken, of zie je op een gegeven moment alleen nog maar een figuur in het middelpunt waar jij zou willen staan?

Dan is het alsof de Here God ons in dit gebod even op de schouder tikt en bij de arm neemt, mee naar die ander toe. God gaat zelf naast die ander staan en zegt tegen ons: kijk jij eens even goed. Niet dat van een ander, dat van deze mens. Deze mens, kijk maar goed, deze mens heb Ik gemaakt om van te houden. Ik wil dat je blij bent met elkaar, blij als een ander tot bloei kan komen, blij als het een ander goed gaat. Dat ben Ik ook, en dat wil Ik ook.


Wees blij met elkaar, daar gaat het om in dit gebod. Een ander daarom iets gunnen. Daarmee loopt God direct rond in ons hart, tussen onze gedachten. Hij roert in de potten waar onze plannen geboren worden, en snoeit de stekkies van onze verlangens. Hij wil dat de ander daar een plaats heeft. En kijk, als we echt blij zijn met elkaar, komen alle andere geboden tot hun recht. Het ging daarin net zo goed om die anderen. En je leert beseffen hoe erg zonde is, omdat het die en die medemens beschadigt en kapot maakt. Je leert houden van eerlijkheid en recht, omdat dat echt goed voor mensen is.

Dan komen we op een goede manier zondag 44 binnen. Daarom precies handhaaft God zijn geboden voor ons, omdat ze echt goed zijn. God sluit geen compromissen met ons, omdat afdoen aan het goede alleen maar slechts oplevert. God maakt geen uitzonderingen (zo van: wees blij met alle mensen, behalve, en dan volgen een aantal namen van echt irritante mensen), want aan uitzonderingen hier gaan altijd mensen kapot.


Begin bij de ander, die en die, die ander die je kent, waar je mee te maken hebt, en hoor de Here God zeggen: wees blij met elkaar, gun een ander z'n mogelijkheden, zo doe Ik het ook. Zet dat eens uit in je leven. Dan komt er vanzelf beweging in zondag 44. Doen wij dat? Nou, soms wel. Er is een begin van echt goed leven, gegeven door God zelf. Maar we kennen allemaal wel mensen met wie we helemaal niet blij zijn, van wie we niet houden kunnen, zelfs niet in de niet-emotionele zin van het woord: dat we uit zijn op het goede voor hen. En we weten allemaal nog wel wat mensen over wie we eenvoudig heengelopen zijn omdat ze ons in de weg stonden. Denk daar eens echt bij aan die ander, die ene. Dan kun je schrikken van jezelf: ben ik daartoe in staat? Zit er zo iets hards in mezelf?

Dat is je zondige aard steeds meer leren kennen. Dat gaat maar niet om wat regeltjes die wij overtreden zouden hebben, of dat we regelmatig stout zijn. Dat is niet het niveau waarop de levende God opereert. Hij dwingt ons direct naar elkaar te kijken, Hij vraagt onze aandacht voor die ander, die huilt door ons, die ander, die gewond is door ons, die ander, die wij gebroken hebben. En Hij wil dat we daar enig besef van hebben, niet om ons om een of andere sadistische reden de put in te praten, maar omdat het echt erg is. God wilde dat we blij zijn met elkaar, en dat concreet maken in waardering, in stimulerend en respectvol optreden, in ondersteuning, in bemoediging. Daar zouden we allemaal het goede leven in vinden. Nu zijn er mensen beschadigd en is er van alles kapot, door ons.

En wat kunnen wij daar nog aan doen? Meestal niks. Laten we dat goed bedenken. Wat regeltjes overtreden, dat is snel genoeg goed gemaakt: een boete, wat straf, iets terug betalen, en klaar is kees. Maar als God wil dat we blij zijn met elkaar en wij trekken sporen van vernieling in elkaars leven dan is dat niet meer door ons goed te maken. Dan zijn we echt helemaal aangewezen op die Ene, werkelijk enige die dat wel aankan: Jezus Christus, onze Heer. Pas als je hier in zondag 44 heel nadrukkelijk je naaste, die ander intekent, die ander die huilt, die gewond is, door jou, leer je weer op een echte, een nieuwe manier naar de Here Jezus te vluchten.


Ja, laten we het ons even goed indenken. Ogen dicht. Even denken aan vijf concrete mensen met wie wij te maken hebben. Ogen open. Even rondkijken in de kerk hier. God wil dat we blij zijn met elkaar. Lukt dat? Lukt dat ook met die ene joker die ons een hak gezet heeft? Waren we laatst niet juist blij toen we haar eindelijk eens goed terug konden pakken? Wat wil God dan dat we doen met al die afschuwelijke mensen, dom of eigenwijs, pedant of asociaal, van die types die naar boven likken en naar beneden trappen? Nou ja, kijk eerst eens goed: is dat echt alles, dat wat jij van die ander vindt? En denk dan eens door: wat doet God zelf? Hoe reageert God zelf op al die mensen? Hoe heeft Hij gereageerd op u, op jou, op mij?


Als dan langzaam de herinnering bovenkomt aan die bekende woorden: Ik zeg u: heb uw vijanden lief en bid voor wie u vervolgen. Dan zult u kinderen zijn van uw Vader in de hemel. Want God laat zijn zon opgaan over slechte en goede mensen en hij laat het regenen voor rechtvaardigen en onrechtvaardigen - en als je daar die concrete gezichten van die concrete anderen je bij indenkt, dan leer je pas echt zonder ophouden je inspannen en bidden om de genade van de Heilige Geest, om steeds meer naar het beeld van God vernieuwd te worden. Wees blij met elkaar, ongeacht wie die ander is en wat hij of zij doet, dat is geen normale mensenmaat. Daarvoor moet je inderdaad op God zelf gaan lijken. En dat kan: vertrouw Hem maar, kijk Hem maar aan, oog in oog met Jezus Christus zijn Zoon, maak er maar tijd voor dat dit door kan dringen.


Het is dan ook echt de moeite waard. Of is het niet zo, dat wij ook bij dit gebod voor onszelf vanzelfsprekend zeggen dat het goed is? Wij willen toch zo graag dat anderen blij zijn met ons? Wij willen toch zo graag dat anderen ons iets gunnen. Nou, kom op, doe dat ook een ander. God gaat ons ook in dit gebod voor, en Hij daagt ons uit Hem na te volgen: wees blij met elkaar. Als het lukt is het direct een voorproefje van wat komt in volmaaktheid. Amen.


<<<