Loenen-Abcoude 16/07/95
Weesp-Nigtevecht 16/07/95
De Bilt-Bilthoven 06/10/96
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Hebt u wel eens aan een kettingbrief meegedaan? Goeie herinneringen? Leuk hè? Maar ook als u nog nooit aan een kettingbrief meegewerkt hebt, weet u vast wel wat dat is en hoe dat werkt. Je krijgt een brief van iemand, waarin je gevraagd wordt bijvoorbeeld een lekker recept op te sturen naar iemand anders, en ook om net zon brief als je nu zelf hebt gekregen door te sturen naar vijf vrienden of bekenden van je. Als je je naam en adres dan onderaan een rijtje andere namen en adressen zet, dan krijg je, als het goed is, vanzelf ook recepten toegestuurd van anderen. Eén recept opsturen kan je zomaar vijfentwintig recepten opleveren. Een kettingbrief is echt een brief om door te sturen. Dat is leuk en ook wel een beetje spannend. Want het gaat goed zolang iedereen die zon brief ontvangt ook zelf brieven doorstuurt. Maar als mensen niet meedoen, dan breekt de ketting, dan komt de boodschap niet verder. Dan kan de belofte, van die vele recepten bijvoorbeeld, niet in vervulling gaan.
U merkt, als ik het zo zeg, waarschijnlijk al wel hoe het verband met onze tekst hier ligt: de Here geeft aan Abraham een boodschap om door te geven, opdat de Here aan Abraham vervulle wat Hij over hem gesproken heeft.. De Here start hier als het ware een kettingbrief met Abraham. Hij geeft hem een boodschap, Hij laat Abraham iets van zichzelf zien, om door te geven aan zijn kinderen, en zo voort, en zo voort, want alle volken zullen in Abraham gezegend worden, - door te geven zo, dat zijn kinderen en zijn nageslacht de weg van de Here zullen volgen. Als ze dat doen, dan zal de Here zijn beloften aan Abraham kunnen vervullen. Dan zal deze kettingbrief zijn doel bereiken.
En dat is trouwens maar niet alleen hier, in Genesis 18. We mogen hier verder denken aan wat we uit de bijbel allemaal weten. Eigenlijk werkt het evangelie zelf ook net als zon kettingbrief. De blijde boodschap is ook een brief om door te sturen, een boodschap om door te geven aan zoveel mogelijk mensen om je heen. En ook hier gaat het goed zolang iedereen die boodschap inderdaad doorgeeft. Als mensen niet meedoen, dan breekt de ketting en dan komt de boodschap niet verder. En dat is hier natuurlijk veel erger dan bij zon recepten-briefje. Want de boodschap die wij in het evangelie krijgen om door te geven is die van redding en leven voor God voor alle mensen die dat willen. Dat heeft God beloofd, die boodschap heeft Hij de wereld in gestuurd. En daarbij wil Hij mensen gebruiken, mensen zoals u en ik. Wie het evangelie begrepen heeft, die gaat het doorvertellen, het doorgeven, doorsturen als de grote kettingbrief van God zelf, bestemd voor alle mensen. Op die manier kan de Here zijn beloften vervullen aan vele vele mensen.
Op die manier: God gaat met ons als mensen om, Hij schakelt ons in bij de vervulling van zijn beloften. God is niet een God die alles alleen doet, ook niet een God die de gang van de geschiedenis op afstand bestuurt, maar een God die omgaat met mensen en hen laat meewerken aan wat er allemaal gebeuren moet. Dat zien we hier bij Abraham, en dat mogen we bedenken voor onze eigen omgang met de Here en zijn blijde boodschap. Laten we zo eens luisteren naar Genesis 18: ik vat het nu volgende samen als: God schakelt ons in bij de vervulling van zijn beloften, want Hij wil ons verantwoordelijk houden, en Hij wil ons betrokken houden.
God schakelt Abraham in bij de vervulling van zijn beloften. En de Here doet dat bewust en expres. Heel onze tekst is de weergave van wat God bij zichzelf denkt vóór Hij iets tegen Abraham zegt. De Here handelt weloverwogen en het is typerend voor Hem dat Hij ons deelgenoot maakt van zijn gedachtengang. Daar kun je aan zien hoe ernstig de Here het meent dat Hij met ons, met mensen wil omgaan. Hij doet maar niet gewoonweg allerlei dingen en laat Abraham naar de reden raden, nee, Hij legt uit, expres en weloverwogen: Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen?
Het zal goed zijn om hier meteen even bij stil te staan. Want dat God zo open is naar Abraham herinnert ons onwillekeurig aan al die keren dat de Here niet zo open naar ons toe was. Hoe kunnen wij niet zitten met dingen, rondlopen met de vraag waarom het in ons leven nu zó moest gaan, wat de zin is van ons ongeluk, of de bedoeling juist van ons geluk, en hoe wij ook bidden en smeken, zo als bij Abraham is God niet open naar ons. En dan kunnen we zon verhaal als dit ook zomaar wat op afstand houden: zo van: ja, dat was bij Abraham, maar zo gaat God met ons niet meer om, óns laat Hij maar wat aanmodderen. En dat kunnen we juist ook denken bij waar het in onze tekst toch over gaat: wat is goed om aan je kinderen door te geven over God? Hoe leer ik mijn kinderen om de weg van de Here te bewaren? Je probeert het eens zus of zo, maar wat kun je je er machteloos bij voelen. En onwillekeurig gebruik je zo het verschil tussen Abraham en ons om Genesis 18 bij je vandaan te houden.
Maar als we nu eens kijken naar de reden die de Here aanvoert om zo open naar Abraham toe te zijn, dan zien we juist dat het verschil tussen Abraham en ons bedoeld is om ons Genesis 18 dichter bij te brengen. Want de Here is zo open naar Abraham juist omdat hij tot een groot volk zal worden, ja omdat alle volken met hem gezegend zullen worden. Met Abraham komt de hele wereld in het vizier. Ook wij dus, die in het geloof kinderen van Abraham zijn. De kettingbrief die God aan Abraham overhandigd is ook voor ons bedoeld. De openheid van God naar Abraham is tegelijk ook openheid naar ons. Wij zijn Abraham niet, met ons worden alle volken niet gezegend. Wij worden juist met Abraham gezegend, daarom mogen wij het ook ons laten zeggen wat God tot Abraham zegt. Wat de Here hier aan Abraham meegeeft voor zijn kinderen, dat mogen wij in ieder geval meenemen voor onszelf en doorgeven aan onze kinderen. Daarmee spreekt Hij ook ons aan.
Goed, waarmee spreekt Hij ons dan aan? Wat is het, dat de Here gaat doen, en waar Hij Abraham bij wil betrekken? In het verband van Genesis 18 en 19 kan dat maar één ding zijn: uiteindelijk de verwoesting van Sodom en Gomorra. Dat vindt de Here kennelijk zo belangrijk, dat Hij dat Abraham aan zijn nageslacht in hun geslachten wil laten meegeven, om hen zijn weg te laten bewaren. Maar laten we wel zijn, wij vinden, als ik met niet vergis, zon verhaal van de verwoesting van Sodom en Gomorra eerder moeilijk, dan de moeite van het doorvertellen waard. Wij zijn geneigd om deze kettingbrief maar te laten liggen. We willen best het evangelie doorvertellen, maar bij dit soort verhalen over straf en verwoesting voelen we ons niet op ons gemak. We weten dat het erbij hoort, en schriftkritisch zijn we niet, maar we houden er niet van. En toch wil God ons bij het doorgeven van deze boodschap inschakelen. En Hij vindt dat zo belangrijk, dat dit het eerste is dat Hij Abraham als les voor zijn nageslacht meegeeft, nog vóór Isaak geboren is, nog vóór dat bedoelde nageslacht er ook maar is.
Waarom vindt de Here dit dan zo belangrijk? Laten we daarvoor eens een andere vraag stellen: wat zegt dat verhaal over die verwoesting van die steden nu eigenlijk over God? Wel, in ieder geval één ding, dat Hij een God is die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de onrechtvaardigen rechtvaardig straft. Rechtvaardig. Heel het verhaal probeert in ieder geval dát over te dragen. God straft niet hard en rücksichtslos, maar rechtvaardig. Ik wil neerdalen om te zien of zij inderdaad gedaan hebben zoals Ik gehoord heb of niet, Ik wil het weten.. Eerlijk en rechtvaardig, zo is onze God. En Hij vindt het zo belangrijk dat Abraham dat doorgeeft, dat Hij er een uitgebreid gesprek met hem over opzet. Zo eerlijk is God, dat Hij de stad niet zal verwoesten ter wille van tien rechtvaardigen. Zo eerlijk blijkt God in het volgende hoofdstuk dat Hij de rechtvaardige Lot en de zijnen, uiteindelijk slechts drie zielen, uit de ondergang van Sodom redt. Die rechtvaardigheid en eerlijkheid wil God aan Abraham leren, om hem dat te laten doorgeven aan zijn kinderen. En Hij wil ons dat leren, om dat aan onze kinderen en aan wie dan ook om ons heen door te geven. Abraham en zijn kinderen na hem mogen het weten: zo is de God die met hen een verbond sluit, die met hen mee wil gaan als hun God: eerlijk en rechtvaardig.
Dat moet Abraham doorgeven als de eerste bladzijde van Gods grote kettingbrief, dat de God die met hem en zijn nageslacht in hun geslachten een verbond gesloten heeft, een eerlijk en rechtvaardig God is. De weg die Hij gaat, en die zijn volk bewaren moet, is een weg van het doen van gerechtigheid en recht. De Here gaat hier met Abraham en zijn huis een geschiedenis beginnen van honderden jaren van omgang. De Here zet het spoor, Hij gaat voorop en zijn weg is recht, rechtvaardigen wandelen daarop, maar onrechtvaardigen raken het spoor bijster. Daarvoor wil God zijn volk laten waarschuwen al vóór het er is. Hij wil dat zijn volk ermee opgroeit, dat het leert dat de Here eerlijk en rechtvaardig is, en dat zij daarom ook eerlijk en rechtvaardig zullen moeten zijn, dat de praktijk van het leven met God begint met eerlijkheid. En hoe belangrijk dat is blijkt wel uit de geschiedenis van het oude testament. Want we moeten constateren dat er van het doorgeven van deze boodschap lang niet altijd wat terechtgekomen is. Met alle gevolgen van dien. Onrechtvaardigheid en onrecht gingen heersen in het volk van God, en daarom eindigde de geschiedenis van het koninkrijk Israël en Juda in een ballingschap. Mensen die uit zijn op onrecht, oneerlijke mensen, huichelaars, ze worden door de Here verteerd. Dan kan Hij aan hen ook niet vervullen wat Hij aan Abraham heeft beloofd. De praktijk van het leven met God begint met eerlijkheid of eindigt in de dood.
En zo is dat nog: de Here is een God die met ons als met verantwoordelijke mensen omgaat, en dat wil Hij ook zo houden. En juist ook daarbij schakelt Hij ons in. Hij wil dat we elkaar, onze kinderen en anderen waarschuwen, dat Hij een eerlijk God is, en dat wij dus ook eerlijk zullen moeten zijn. Dat is zijn weg, die wij te volgen hebben wil er iets van ons terecht komen. Nee, dat is niet de weg van de perfecte mens, de volmaakte christen. Eerlijkheid en rechtvaardigheid is niet hetzelfde als volmaaktheid en zonder zonde zijn. Maar het is wel het einde van alle groothouderij en dikdoenerij en je anders voordoen dan je bent. Het is juist ook eerlijk zijn in het toegeven van en het vergeving vragen voor je kwaad. Denk maar aan Mozes, en zijn eerlijkheid: het is een hardnekkig volk, maar Here vergeef. Dat leert God ons, en Hij leert het ons door te geven als zijn grote kettingbrief. Want juist wie eerlijk zijn schuld belijdt mag ook ontdekken dat God de Here is, Jahwe, barmhartig en genadig, geduldig, groot van goedheid en trouw, eindeloos in vergeving.
Zo schakelt de Here ons in bij de vervulling van zijn beloften. Met die kettingbrief mogen we op pad gaan: onze God is eerlijk en doet recht. Maar, maakt de Here zich zo dan niet afhankelijk van de trouw van mensen in het doorgeven van zijn boodschap? En blijkt niet maar al te vaak, al in de bijbel zelf, maar ook in ons leven, dat daar niet alles van terecht komt? Het mag ons opvallen dat de Here in vers 18 begint met te zeggen: voorzeker zal Abraham tot een groot en machtig volk worden. Hij gaat er kennelijk van uit dat zijn beloften toch vervuld worden. De Here maakt zich toch niet afhankelijk van ons, ook niet als Hij ons inschakelt en betrekt in zijn werk. Je zou kunnen zeggen: God maakt ons verantwoordelijk, maar Hij blijft zelf eindverantwoordelijk. Hij geeft ons een eigen taak, maar niet om ons daarmee aan onszelf over te laten. Als het misgaat bij mensen, zoals het bij Israël misgegaan is, dan is God nog in staat om een nieuw begin te maken, om met een rest verder te gaan en toch zijn beloften te vervullen.
Maar waarom schakelt Hij ons dan toch in? Het gaat er juist om dat Hij met ons om wil gaan, en ons in die omgang werkelijk betrokken wil laten zijn bij wat er gebeurt. De geschiedenis gaat niet over onze hoofden heen, maar wij staan er middenin. Hoe het verder gaat na ons, met onze kinderen, met de mensen om ons heen, daarbij worden wij betrokken. Zo past dat helemaal bij de Here, de God die een verbond sluit maar niet met de eenling Abraham, maar met Abraham en zijn nageslacht in hun geslachten, de God die met mensen van geslacht op geslacht een geschiedenis wil doormaken. Juist om ons daarbij betrokken te houden, daarom geeft Hij ons er ook een taak in: doorgeven dat het eerste in het leven met God is: eerlijkheid en rechtvaardigheid en zelf ook eerlijk en rechtvaardig leven. Daarmee worden wij op pad gestuurd als mede-betrokkenen.
En, zoals gezegd, daarmee weten wij onszelf niet altijd raad. Maar hoe belangrijk dat is, en hoe weinig die eerlijkheid en rechtvaardigheid van God strijdt met het evangelie, dat komt als vanzelf boven als we vandaag kijken naar wat in Bosnië gebeurt. Hoe kunnen we anders werkelijk betrokken blijven bij wat daar gebeurt, dan door ons vast te klampen aan Gods rechtvaardigheid en daarover te vertellen. Als we in God niet zouden geloven, hadden we alle reden om ons cynisch op te stellen en alles maar wat langs ons heen te laten gaan. Als onze jongens maar thuis komen... is dan alles wat overblijft. Maar Gods eerlijkheid geeft een andere kijk. Die is werkelijk het begin van het evangelie. Anders zou God toch, net als wij, werkeloos moeten toezien bij alle onrecht dat in de wereld geschiet. Dan zou Hij net zo machteloos zijn als wij bij alles wat wij van Bosnië over ons televisiescherm zien trekken. Het lijkt me zonder meer het begin van het evangelie dat wij onze God leren kennen als een God die het kwaad serieus neemt, die geen zand erover gooit, die niet vergoelijkt, niet vergeet, en geen politieke compromissen sluit, maar rechtvaardig straft: er zal recht gesproken worden over alle moord, verkrachting, marteling en etnische zuivering. Alles waar wij niet achter kunnen komen, al die vermisten, die verdwenen mensen, God heeft het gezien. En Hij is een God die de schuldige niet voor onschuldig houdt.
Zo mag je de Here ook op je eigen leven betrekken: eerlijkheid is het begin van het evangelie. Genade is niet zoiets als: laat maar zitten wat er is gebeurd, zand erover, vergeten, de doofpot in, en dergelijke. Dat kan niet. Zonden en schuld, misdaden en onrecht kun je niet negeren, doen alsof ze niet zijn gebeurd. Het zijn harde feiten waar iets mee moet gebeuren. Dat is juist het evangelie, dat God iets met die harde feiten kan, dat Hij ze wegdraagt door Christus. Pas als je het kwaad serieus neemt kun je echt genade geven of vergeving schenken. Anders wordt het goedkoop en kitsch: onecht en oneerlijk. Rechtvaardigheid is de grote vooronderstelling van alle vergeving. Zonder eerlijke schuldbelijdenis kan er van genade geen sprake zijn. Maar met die eerlijkheid wel, dan kan er rechtvaardig genade gegeven worden, opruiming worden gehouden, en opnieuw worden begonnen telkens weer. De praktijk van het leven met God die met eerlijkheid en recht begint, die kan met genade eindigen.
En meer nog. Want zo, als de eerlijke en rechtvaardige God, wil God ook met ons omgaan. De boodschap die Hij hier aan Abraham meegeeft is ook voor ons bestemd: als wij blijven zitten met vragen, met zorgen en losse eindjes in ons leven, dan mogen we het mee horen: niet alleen: geef de moed niet op, wat je te lijden hebt is niet zinloos. God is niet onrechtvaardig dat Hij mensen zomaar zonder zin kapot zou laten gaan, - maar ook: spreek het uit. Denk maar aan Abrahams openheid, die bij de Here afdong tot tien. En juist omdat we het over onze God hebben, mogen we ook zeggen: de praktijk van het leven met god die met eerlijkheid en recht begint die kan met heerlijkheid eindigen. Het is de Here werkelijk ernst daarmee dat Hij met ons om wil gaan. Hij wil ons erbij betrekken als verantwoordelijke mensen, en dat zou houden. Want Hij stelt prijs op onze betrokkenheid. Zo is Hij. En daarom schakelt Hij ons in bij de vervulling van zijn beloften, om ons verantwoordelijk te houden en betrokken. Amen.