Loenen-Abcoude 01/03/98
Rotterdam-C 13/09/98
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Dat is nog eens een andere ambiance dan hier in de kerk, nietwaar? 74 Israëlitische mannen op audiëntie bij de Here God zelf in één van de opperzalen van de hemel, voor één keer toegankelijk voor publiek. Zij aanschouwden God en zij aten en dronken.
Hier was het maar weer gewoon avondmaal vanmiddag. Net als de vorige keer gingen we hier voor aan tafel. We aten, we dronken, we zeiden wat en zongen wat. Veel bijzonders was er niet aan, veel spectaculairs was er niet bij. Wie op zoek was naar de ultieme religieuze kick heeft die hier niet gevonden.
Haast vanzelf stel je je voor dat het anders zou zijn, net als daar, op de berg. Dat toen wij hier bij elkaar waren de houten vloer van de kerkzaal zo over liep in een plaveisel van lazuur, als de hemel zelf in klaarheid. Nooit zouden we het vergeten, die ene kerkdienst, die ene avondmaalsviering, voor de ogen van God zelf.
Wat zit daar achter? Wat zorgt er voor dat we zomaar vanzelf ons gaan indenken hoe het zou zijn als we vanmorgen onze God eens zichtbaar in de dienst hadden? Ja, van alles, nietwaar? Verlangen naar God, verlangen om zijn nabijheid te ervaren. Gemis, aanvechting, het gevoel dat het allemaal maar niet echt voor je wil worden, omdat je er toch maar niks van kunt zien. En zomaar ook wat jaloersheid, op die 74 mannen die daar de God van Israël zagen. Al die dingen zorgen er voor, dat wij het ons vanzelf indenken, hoe het zou zijn als wij nu ook eens... net als op die berg...
Toch ben ik blij dat het vanmiddag anders was. Want als je gaat vergelijken, dan moet je ook je best doen om die vergelijking eerlijk te maken, nietwaar? Nou, als het vanmiddag net zo zou zijn geweest als op de berg Sinaï, dan zou u hier bijna allemaal bij elkaar hebben gezeten, net als iedere nu, alleen de ouderlingen niet. Namens u allen zou de kerkenraad op audiëntie zijn geweest bij God, ergens ver weg. En als ze terugkwamen zouden ze stil zijn en onder de indruk, en iets mompelen van: als gouden de portalen zijn, hoe zullen dan de zalen zijn? En u zou het gevoel hebben er buiten te staan omdat zij u nooit zouden kunnen duidelijk maken wat zij eigenlijk meegemaakt hadden.
Als de Here Jezus het avondmaal instelt, dan zegt Hij bij de beker: dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. Met die woorden het bloed van mijn verbond wijst Hij terug naar dit gedeelte van Exodus, vers 8: zie, het bloed van het verbond dat de Here met u sluit, op grond van al deze woorden. Tegenover dit verbond hier, zegt de Here Jezus zijn verbond. En Hij doet dat niet om ons jaloers te maken op die oude Israëlieten, omdat zij toch maar de heerlijkheid van God zelf konden zien. Als Hij het doet laat Hij ons juist zien hoe veel heerlijker zijn eigen, nieuwe verbond wel niet is.
Alleen, de heerlijkheid van het nieuwe verbond zit hem in het gewone! In Exodus spreekt alles van afstand en verschil. Het volk staat beneden aan de berg, de Here God is boven op de berg, ontoegankelijk, als verterend vuur. Pas na zorgvuldige offers en bloedsprenging mag een delegatie van het volk even bij Hem op audiëntie komen. Bij het avondmaal zit God midden tussen zijn volk, toegankelijk, mens onder de mensen en Hij zegt: Kijk, Ik ga zelf mijn leven geven voor jullie.
In Exodus is het maar de vraag of er een maaltijd gehouden wordt. Mensen die een heleboel meer van het Oude Testament gezien hebben dan ik verdedigen de gedachte dat het en zij aten en dronken helemaal niet betekent dat die oudsten van Israël daar op de berg aten en dronken, maar eenvoudig betekent dat zij in leven bleven, gezond. Hoe dat ook zij, de nadruk ligt hier in Exodus niet op het eten, maar op het zien: zij aanschouwden God. Ze mochten Hem even zien als teken dat Hij het echt was met wie zij hun verbond gesloten hadden. Maar het avondmaal is een maaltijd, en wil een maaltijd zijn, telkens weer. Een maaltijd met God zelf in Christus zijn Zoon. Een maaltijd ook waar je niet maar ziet, maar ook proeft.
In Exodus is dit allemaal maar voor één keer en voor een beperkt gezelschap. Het avondmaal is voor telkens weer en voor alle volwassen gelovigen. Het heeft zijn plaats niet op een berg, op een aparte, heilige plaats, maar het heeft zijn plek in de liefdemaaltijden van de gemeente, midden in de alledaagse gemeenschap van mensen onder elkaar. De heerlijkheid van het nieuwe verbond zit hem in het gewone, in de herhaling van alle dag. Bij dit bloed van Christus verbond hoort een blijf dit doen, tot mijn gedachtenis.
Broeders en zusters, diep in ons hart woont nog het verlangen naar het heel bijzondere, het heilige, het aparte. Wij houden God het liefste uit het alledaagse. En zomaar is ook voor ons besef het avondmaal het summum van heiligheid en apartheid. Maar de Here Jezus zei: blijf dit doen, tot mijn gedachtenis. Het was zelfs niet eens een heilige maaltijd die Hij instelde. Hij bedoelde: telkens als jullie samen brood eten en wijn drinken, eigenlijk dus: telkens als jullie samen eten, denk dan aan Mij: je leeft heel je leven uit de vergeving, en je mag heel je leven bij iedere maaltijd toasten op het nieuwe verbond van genade en verzoening.
In de kerk hebben we dat gestileerd, ook vanmiddag weer tot de avondmaalsviering. En dat is goed. Dat houdt je fris. Maar het mist zijn doel als we vanavond, en morgenochtend, en morgenmiddag en -avond, en alle dagen, onze dagelijkse maaltijden en ons dagelijks leven niet in verband zien staan met deze gestileerde maaltijd hier. Als God voor de zondag is, en onder die zondagen dan nog weer in het bijzonder voor de avondmaalszondagen, als toppers van heiligheid en bijzonderheid, dan vergeten we dat er in het nieuwe verbond geen heilige plaatsen meer zijn (tempels en zo) en geen heilige mensen (priesters en zo) en geen heilige dagen (sabbatten en zo), maar dat God in Christus midden in ons alledaagse leven is komen staan om heel ons leven heilig te maken.
Het avondmaal bepaalt ons daarbij. Doodgewoon brood, en het zou ook doodgewone huiswijn moeten zijn. Geef ons vandaag het nodige brood, bidden we. Daarmee wordt datzelfde brood bedoeld. En denkt u er straks maar aan, als u uw boterham smeert: gedenk en geloof dat het lichaam van onze Heer gegeven is tot volkomen verzoening van al onze zonden. Dat was niet maar voor even, voor vanmiddag hier voor, nee, dat is ook voor straks, en voor morgen bij je pakkie brood op je werk of op school. En ik hoop dat u ook vanavond thuis de zondagsviering kunt besluiten met een feestelijk glas, of er nu wijn in zit of niet. Maar ook dan mag u het u horen zeggen: gedenk en geloof, een nieuw verbond in Christus bloed. Heerlijk, ook voor vandaag weer genade en verzoening, en morgen en overmorgen, en eens, als het leven werkelijk gewoon zal zijn geworden, de beker in het nieuwe Jeruzalem. Broeders en zusters, die beker van de dankzegging van daarnet, die mogen we iedere dag heffen. Ja als we dát niet doen, dan is het maar de vraag of we ooit die nieuwe wijn zullen drinken in Gods koninkrijk.
Daarom ben ik er eigenlijk best wel blij mee, dat het hier maar gewoontjes was. Morgen is het ook weer gewoontjes. Dagelijks brood met kaas en worst. Dat komt niet maar van de bakker, of van de fabriek. Dat komt van God, in de naam van onze Heer, Jezus Christus. Hoe zeggen ze dat ook al weer? Brood, daar zit wat in! Precies. Dát hebben we net gezien.
Laten we wat naar Gods Woord gesproken is beamen.