Psalm 65:6-9

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Psalm 118,1.10
Gezang 29,1.4
lezen Psalm 65
Psalm 62,1-6
tekst Psalm 65:6.9
Psalm 63,2.3
Psalm 65,1-4

Voorburg 16/08/94
huwelijksdienst Ellen en Arjan
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Ontzagwekkend antwoordt U ons in gerechtigheid, God van ons heil, toeverlaat van alle einden der aarde. Dat zijn mooie woorden niet waar? Indrukwekkende woorden. Ja, maar zijn het ook niet typisch woorden voor in de kerk, die morgen of overmorgen hun kracht verloren hebben? Hier in de kerk, hier klinken ze, maar als we weer buiten staan, en het leven weer verder gaat, zijn het dan geen woorden die verklinken in de ruimte van het heelal? Er komt niet eens een echo terug, laat staan een antwoord. Ja, zijn dit niet typisch woorden die dateren uit die lang vervlogen tijd (zomaar 3000 jaar geleden), die tijd dat mensen nog van alles geloofden omdat ze in feite niks wisten? Wat moeten wij met zo’n paar verzen uit een gedicht uit de tijd van de godenverhalen, van de mythologie?

En inderdaad, Psalm 65 spreekt de taal van de mythologie, de taal van de godenverhalen, zoals trouwens zoveel psalmen en andere gedeelten uit het oude testament. Ontkennen helpt niet. Je kunt het zo zien. Ik zal er zo nog wel op terugkomen. Maar tegelijk pretendeert deze psalm in die taal de waarheid over God te bezingen - en het is een blijde waarheid, een waarheid die bovendien een leven lang mee wil gaan. Een blijde waarheid - de psalm is een lofzang op de God, die ook de God van ons leven wil zijn. Tegelijk ook een waarheid niet maar voor vandaag, maar voor alle dagen van ons leven. Laten we om dat te zien maar eens luisteren naar Psalm 65. We nemen vanavond ons uitgangspunt in de verzen 6 tot en met 9.


De psalm is een lofzang, zeiden we. Wat doet God dan, dat Hem die lofzang toekomt? Hier bepaald: waar gaat het over in die woorden: Ontzagwekkend antwoordt U ons in gerechtigheid, God van ons heil, toeverlaat van alle einden der aarde en van verre kusten? Wel, het ontzagwekkende dat God doet wordt in de verzen 7 en 8 beschreven als het funderen van de bergen en het tot stilte brengen van de zeeën. Dat is mythologische taal. We worden er door herinnerd aan het grote verhaal over het ontstaan van de aarde, hoe de god Baäl in een titanenstrijd het droge land, de bergen, veroverd had op zeeën en stromen, de watervloed, de grote macht van chaos en wanorde. De ziedende zee, die van alles één grote oersoep wil maken, wordt door hem in bedwang gehouden, opgesloten in haar onderaardse gevangenis, gemaakt tot wat dan heet ’de wateren onder de aarde’. Zoals in dat verhaal over Baäl, zo wordt hier gesproken van Jahwe, de Here, Israëls God. Hij houdt de machten van de wanorde en het kwaad zo in bedwang dat wij allen, tot en met de einden der aarde, een plaats onder de zon hebben om te wonen. God legt het fundament in ons bestaan.

Hij doet dat en niet Baäl, of een of andere andere God. De psalm is bewust en expres een lofzang voor Jahwe, de God op Sion, de tempelberg in Jeruzalem, en niet voor Baäl, de god op de godenberg in het noorden. Als het gaat om de vraag aan wie wij ons bestaan en onze bestaansmogelijkheden te danken hebben, stelt deze psalm expres en overtuigd, tegenover alle andere verhalen: aan Jahwe, Israëls God. Hij geeft ons een plaats onder de zon. Het komt mij voor dat deze pretentie nog net zo actueel is als toen. Inderdaad, de mythe van Baäl bestaat alleen nog op kleitabletten, maar er zijn nieuwe voor in de plaats gekomen. De mythe van de oerknal en de geleidelijke evolutie, die alles tot toeval reduceert en alle werkelijke, persoonlijke betekenis aan ons bestaan ontneemt; de mythe van de wereldziel, de vage onbestemde goddelijkheid die alles doortrekt, bepaalt en bestuurt, waar wij, als de individuele mensen die we zijn, slechts in onder kunnen gaan als een druppel in de oceaan. Maar nog zegt deze psalm: het is niet waar! Dat de aarde voor ons bewoonbaar gebied vormt, met bouwland waar we van leven kunnen, dat hebben we te danken aan Jahwe, Israëls God. Het bestaan zelf dat we hebben, dat danken we aan Hem.

En dat is ontzagwekkend, daar is de almacht van God voor nodig. Het is allerminst vanzelfsprekend, een ’gegeven’ waar we verder niet meer bij stil hoeven te staan. Vanzelfsprekend was het niet toen deze psalm geschreven werd. Voor het besef van de mensen van toen was de bewoonde wereld permanent bedreigd door machten van chaos en ondergang. Dat er leven op aarde mogelijk was, was alleen dankzij God, die deze machten in bedwang hield. Maar vanzelfsprekend is het nog niet. Niemand van ons hoeft het in zijn hoofd te halen om te ontkennen dat er grote bedreigende machten van chaos op aarde zijn. Iedereen kan de gevolgen zien van de afbraak van het milieu, waardoor mensen in hun bestaan bedreigd worden. Iedereen kan de gevolgen zien als ergens ter wereld de vlam in de pan slaat en mensen beginnen elkaar uit te moorden en alles plat te branden. En alle goede voornemens, doordachte initiatieven en uitgekiende operaties halen nauwelijks iets uit tegenover deze machten. Wie denkt dat het vanzelfsprekend is, een bestaan hebben, ruimte van leven hebben, en zeker al die rijkdom en voorzieningen die wij hier hebben, die heeft nog nooit echt naar het journaal gekeken. Het is niet vanzelfsprekend. We hebben er Iemand voor te danken.

Waar zouden we blijven zonder deze God van ons heil, die zijn zon laat opgaan over bozen en goeden, en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen? Waar zouden we anders de moed vandaan halen om elkaar trouw te beloven en samen een bestaan op te bouwen? Waar zouden we anders de moed vandaan halen om kinderen op de wereld te zetten? Iedere dag als de zon weer opgaat over ons land, iedere keer als we met voldoening mogen kijken naar ons werk, iedere keer als we met vreugde naar onze man of onze vrouw kijken, ja iedere morgen als we voor de spiegel staan als de mens die we zijn mogen, mogen we het ons weer te binnen brengen: Ontzagwekkend antwoordt U ons in gerechtigheid, God van ons heil, toeverlaat van alle einden der aarde, en van verre kusten. Want wie we zijn en wat we hebben, we zijn het niet en we hebben het niet door toeval of door anonieme machten, maar het komt van God, persoonlijk, als een antwoord - en het vraagt om antwoord, persoonlijk, het antwoord van de lofzang. God onze Vader geeft ons vaste grond onder de voeten.


Ja, en meer nog dan dat, want als we van hieruit verder lezen in de volgende verzen van Psalm 65, dan zien we nog meer. Hier wordt de God bezongen die de grote bron is van alle goede dingen, iedere goede gave, ieder volmaakt geschenk komt uiteindelijk van Hem en van niemand anders. Al die keren dat God wordt aangesproken in de psalm, mogen we dat ’U’ gerust cursief zetten. Hij is de God die dat alles doet en niemand anders. Dat de rijkdom van Gods goedheid in vers 10 tot en met 14 bezongen wordt in termen van de landbouw is logisch voor die tijd. Daarin hadden de mensen hun bestaan. En als dat een goed bestaan was, dan dankten ze dat aan God. Het goede, dat komt van Hem, direct, en van niemand anders.

Van niemand anders - ook hier weer vinden we die mythologische taal. Die voor ons merkwaardige uitdrukking in vers 10: ’De Godsbeek is vol water’ herinnert ons aan een ander godenverhaal. Daar waar de grote god El, de vader van alle goden woont, daar is ook de plaats waar de onderaardse oervloed aan de oppervlakte komt, naar buiten komt, en in beheerste, getemde vorm het land bevochtigt en vruchtbaar maakt. De door de goden overwonnen vloed wordt tot de godsbeek, de rivier of de rivieren die ontspringen in de woonplaats van de goden. En opnieuw zegt de psalm: jullie denken dat vruchtbaarheid en overvloed bij goden als El vandaan komen? Het is niet waar! Dat alles komt bij Jahwe vandaan, de God van Israël. De godsbeek is zijn Godsbeek. En de bijbel door, tot in Openbaring toe vinden we het beeld van de rivier die in de tempel van God ontspringt en de bron is van alle vruchtbaarheid en overvloed. Al het goede, het komt bij God vandaan, direct. Hij geeft ons niet alleen ons bestaan, maar als dat een goed bestaan is, dan danken we dat aan Hem.


En laten we dan niet denken, ja, maar ik heb er toch hard voor gewerkt, of zo. Want dat wordt helemaal niet ontkend. Alleen maar: hoe kwamen we aan de kracht, de moed, de gezondheid om zo hard te werken? Van wie kregen we onze goede kansen, al die mogelijkheden om er beter op te worden? Hoe kwamen we op dat gouden idee? Ja, hoe kwamen wij aan de vrouw van ons hart? Zomaar? Toevallig? Welnee, het kwam allemaal van God. Ontzagwekkend antwoordde Hij ons in gerechtigheid, de God van ons heil. Hij is er bij, bij alles wat wij doen en laten, bij alles wat ons overkomt, persoonlijk. Hij is nooit ver, maar direct in de buurt en geeft ons al het goede. We kunnen Hem er meteen voor danken, Hem op onze beurt antwoorden met ons leven.

En we hebben Hem er voor te danken, want als we het goed hebben of iets goeds krijgen, is dat allerminst vanzelfsprekend. De apostel Paulus wijst ons er in één van zijn preken in het boek Handelingen op, dat God zich juist als de levende God, die de hemel en de aarde, de zee en al wat er in is gemaakt heeft laat zien, door wel te doen, door van de hemel regen en vruchtbare tijden te geven en overvloed van spijs en vrolijkheid, en dat nog wel aan mensen die Hij op hun eigen wegen had laten gaan, mensen die met de rug naar Hem toe leefden (Handelingen 14:15-17). Dat is het typische van onze God, dat Hij zijn zon laat opgaan over bozen èn goeden, dat Hij het goede geeft aan mensen die dat niet verdienen. Toch. Er is hier iets heel onvanzelfsprekends aan de hand. Dat onvanzelfsprekende moeten we eerst zien, vóór we ons met allerlei moeilijke vragen gaan bezighouden die allemaal cirkelen rond het kwaad en het lijden.


Want dat ligt natuurlijk voor de hand: God geeft ons ons bestaan, en als we een goed bestaan hebben, dan heeft Hij ons ook dat gegeven. En hoe zit het nu als we een slecht bestaan hebben, vol pijn en moeite? Dat kan zomaar. Niemand van ons weet hoe het leven morgen verder zal gaan. En hoe zit het nu als ons bestaan wordt afgebroken in de dood? Geeft God ons ook dat? En wat is Hij dan voor een God? Een enorme hoeveelheid vragen komt hier op ons af en op vele daarvan zijn geen antwoorden. Het kwade en het verkeerde, dat zijn geen dingen waar wij vat op krijgen, die we begrijpen kunnen. Maar wat we goed vast moeten houden is dat niet alles, zomaar, zonder onderscheid van God komt. Zijn eigen werk is het geven van het goede. Daarin mogen we Hem rechtstreeks ontmoeten. Het kwade, het moeilijke en het verkeerde, dat komt niet rechtstreeks van Hem, maar ergens anders vandaan, onder andere bij onszelf vandaan. En precies dat maakt het juist zo’n wonder dat het goede nog altijd bij God vandaan komt. Dat hebben wij op geen enkele manier verdiend.

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat het kwade helemaal buiten God om zou gaan, dat het Hem uit de hand gelopen zou zijn. Juist niet. Als er geen god zou zijn, en alles maar toevallig, of als Hij een onmachtige God zou zijn, dan was het nog eens erg. Want dan was er ook geen redding en geen hulp. Dan zou alleen gelden: wat gebeurd is is gebeurd, recht of onrecht. Als alleen het recht van de sterkste heerst, dan hebben de onderdrukkers en de moordenaars voor altijd gewonnen. Nee, God is ook betrokken op het kwade, maar, op een verborgen manier. Hij werkt er in, op de achtergrond, onzichtbaar, iets ervan kan soms achteraf zichtbaar worden als we zien dat we sterker, beter geworden zijn in de problemen. Dat is Gods werk daarin, dat Hij het kwaad laat meewerken ten goede. En, wat voor ons minstens zo belangrijk is, Hij is er bij. Hij ziet alles wat gebeurt. Hij is direct aanwezig, nooit verder van ons weg dan een gebed. Als het leven zeer doet, mogen we het Hem zeggen. Als we er helemaal niets meer van begrijpen, mogen we het uitschreeuwen tegen Hem. En we mogen luisteren naar zijn Woord voor een antwoord, en er op vertrouwen dat we het vroeg of laat zullen krijgen, is het niet in dit leven, dan wel erna, als Hij alles wat is gebeurd beoordelen zal, goed en kwaad zal scheiden, recht zal spreken over alles wat ons is overkomen en wat wij hebben gedaan.

Nee, laten we nooit zo als bij het goede zeggen: God geeft ons een slecht bestaan. Het kwade komt niet zo direct van God. Wat van God komt is de kracht om met dat alles om te kunnen gaan, de mogelijkheid om ook met ons eigen kwaad, dat vaak zo’n grote rol speelt in ons leven, in het reine te komen. Dat is niet iets om te vergeten, ons eigen kwaad. Dat doen we wel makkelijk. Als we ons in de nesten gewerkt hebben ligt het altijd aan anderen of aan wat ons is overkomen, maar dat we er zelf een rol in gespeeld hebben, verkeerde keuzes hebben gemaakt, verkeerde dingen hebben gedaan, dat stoppen we diep weg, want dat is pijnlijk. Maar als we eerlijk kijken naar ons zelf, naar ons eigen verleden, dan is dat geen brandschoon verleden. En het werkt door tot op vandaag. Onze fouten kunnen ons achtervolgen, en ons neerdrukken. Het is onze eigen schuld. Maar God is dan niet een God die zegt: pech gehad, eigen schuld. Hij is de God bij wie wij onze zondeschuld kunnen brengen. Als ons verleden ons te zwaar wordt, als we vermoeid en beladen zijn met alles wat gebeurd is en wat niet meer goed gemaakt of overnieuw gedaan kan worden, dan mogen we komen bij Hem. En heel persoonlijk mogen we het dan horen: Hij verzoent onze verkeerde daden in Christus zijn Zoon. Hij geeft ons een nieuw begin, telkens weer, en eens een definief nieuw begin op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.


Zo, heel persoonlijk, als de mens die we zijn, met het eigen leven dat we hebben, mogen we het zien, en zingen: Ontzagwekkend antwoordt U ons in gerechtigheid, God van ons heil. Hij is de God die ons ons bestaan geeft, Hij is de God die ons al het goede in ons bestaan geeft, direct, Hij is de God die ons de kracht geeft om het vol te houden, de mogelijkheid geeft om met ons verkeerde verleden in het reine te komen. Hij is werkelijk de goede God, de enige. Zoals Hij is er niemand. Dat is de blijde waarheid die Psalm 65 bezingt, en het is een waarheid voor ons leven. Zo wil Hij ook met jullie meegaan, Ellen en Arjan, als de goede, levende God. Denk er maar aan als je elkaar aankijkt en blij bent met elkaar: Ontzagwekkend antwoordt U ons in gerechtigheid, God van ons heil. Denk er maar aan als je het goed mag hebben samen: Ontzagwekkend antwoordt U ons in gerechtigheid, God van ons heil. Denk er maar aan als er zware tijden komen, moeite en verdriet, ga er gerust van uit: Ontzagwekkend zal Hij je antwoorden in gerechtigheid, want Hij is de God van ons heil. Denk er maar aan als je dikke ruzie hebt om verkeerde dingen die de één of jullie beiden gedaan hebben: bij Hem kun je je zondeschuld brengen, en ontzagwekkend antwoordt Hij in verzoening en vergeving. Hij is erbij, als de God die de God ook van ons leven wil zijn, de Hoorder van het gebed, ontzagwekkend. Amen.


<<<