Psalm 100:3

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Psalm 119,1.64
Psalm 119,65.66
doop Ruben Ubels
Psalm 100
lezen Psalm 100
tekst Psalm 100:3
Psalm 116,1-6
Psalm 118,10
avondmaalsviering
Psalm 117
Psalm 116,7.8
Psalm 116,9.10
Psalm 145,3

Loenen-Abcoude 02/01/94
Weesp-Nigtevecht 02/01/94
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Wij hebben alle reden om zometeen als blijde mensen aan tafel te gaan. Het is goed om dat te doen met Psalm 100 in onze gedachten en Psalm 117 nog op de lippen. Juicht de HERE, ganse aarde, dient de HERE met vreugde, komt voor zijn aangezicht met gejubel. Dat mag het lied zijn waarmee wij het avondmaal van onze Heer ontvangen. Komt laat ons blij zijn en vreugde bedrijven, want de bruiloft van het Lam komt!, zo klinkt het straks/vanmiddag in het korte formulier, terecht en beter dan in het lange. Wie de nabijheid van de HERE zocht in het oude testament in zijn tempel, die hoorde zich al toeroepen: Gaat met een lóflied zijn poorten binnen, zijn voorhoven met lófgezang, looft Hem, prijst zijn naam! Hoeveel te meer zal dit gelden wanneer wij in het nieuwe verbond van genade en verzoening het brood eten en uit de beker drinken. Tweemaal eindigt de formule aan tafel met: tot een volkomen verzoening van al onze zonden - en denkt u dan vooral verder: looft Hem, prijst zijn naam, want de HERE is goed, zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid en zijn trouw tot in verre geslachten!

Want daar leven we van, van de goedheid van onze God, zijn verrassende genade en zijn onmetelijke trouw. Dat is de bron van die volkomen verzoening van al onze zonden. De goedheid, genade en trouw van onze God, zoals die uitgekomen zijn in het grote werk van de verzoening dat Christus, onze Heer, volbracht heeft, zij brengen ons hier bij elkaar als zijn volk, de schapen die Hij weidt. God zelf brengt ons hier samen rond de tafel van zijn Zoon, als zijn volk, dat Hem toebehoort om het offer van Christus. Dat is in de eerste en de laatste plaats een reden tot blijdschap, tot lofzegging. Looft Hem, prijst zijn naam! Zijn naam, want Hij is het die ons hier samenbrengt. Zijn naam, want daarin komt uit dat Hij de ware God is.


Psalm 100 begint met een oproep van de hele aarde, de complete bewoonde wereld, tot juichen, tot dienen, tot jubelen voor God. De inhoud van dit gejuich vinden we in de eerste regel van vers 3: erkent dat de HERE, dat Jahwe, de ware God is. Zo is het: Jahwe, Hij is God. Het is net zo’n soort uitroep als in 1Kon18,39, na de wedstrijd tussen de HERE en de Baäl, Elia en de Baälspriester. Als de HERE het gebed van Elia heeft verhoord en het altaar in brand heeft gebliksemd, juicht het volk: De HERE die is God, niet Baäl, maar Jahwe is de ware God. De reden van dit juichen en erkennen staat dan vervolgens in de rest van vers 3 - je zou er een ’want’ tussen kunnen lezen -: Hij heeft ons gemaakt, en Hem behoren wij toe als zijn volk, de schapen die Hij weidt. Het gaat er in dit vers niet om dat God ons allen heeft gemaakt, geweven in de moederschoot. Dat is wel zo, het staat bijvoorbeeld in Psalm 139, maar daar gaat het hier niet om. Het gaat hier om het maken tot zijn volk. In deze psalm gaat een uitspraak als Jesaja 43,21 in vervulling, waar de HERE zegt: Het volk dat Ik mij geformeerd heb, zal mijn lof verkondigen.

Omdat Jahwe Israël tot zijn volk gemaakt heeft, daarom moet de hele aarde erkennen dat Hij de ware God is. Denk er maar aan wat God wel niet gedaan heeft om Israël in Kanaän bijeen te krijgen en te houden. Wie dan de enige ware God kan dat allemaal: wie gaf Sara haar zoon, wie redde Israël uit Egypte, wie bracht hen binnen in het land, wie redde hen uit de macht van de Filistijnen en zoveel andere onderdrukkers? En wie hield het zo lang uit bij een ondankbaar en hardnekkig volk, dat van het ene naar het andere gouden kalf trok, wie anders dan Jahwe die goed is en verrassend genadig, en onvoorstelbaar trouw? En laten we maar direct door-denken aan wat God heeft gedaan om ons hier bij elkaar te krijgen. Wie dan de enige ware God zou zijn enige Zoon voor ons overgehad hebben? Wie dan Jahwe zelf zou onze gerichtheid op onszelf, op ons eigenbelang hebben kunnen doorbreken, wie anders zou ons hebben kunnen overhalen om onze gerechtigheid buiten onszelf te zoeken, in Jezus Christus? Daarom mag, als wij hier met elkaar aan de tafel van Christus gaan en horen en belijden: zijn leven voor ons leven, tot een volkomen verzoening van al onze zonden, de hele aarde juichen: Jahwe is de ware God. Want Hij heeft ons gemaakt tot zijn volk en Hem behoren wij toe als de schapen die Hij weidt.

Hij, Jahwe, de HERE, heeft dat gedaan. En dat beseffen we heel goed. Daarom prijzen we Hem, en niet onszelf. Want wij zijn niet goed, en onze trouw reikt niet zo ver. Wie zich zijn goede voornemens van de laatste avondmaalsviering voor de geest haalt, die weet dat wel. Hoevaak reikt onze trouw niet nauwelijks tot de maandag erna? Onze reden om blij aan tafel te gaan ligt dan ook niet in onszelf, in onze eigen kracht en ons eigen uithoudingsvermogen, maar alleen in de kracht van Gods beloften, zijn goedheid en zijn trouw. Jáhwe heeft ons tot zijn volk gemaakt door met ons een eeuwig verbond te sluiten. Het is het verbond van genade en verzoening waarvan de beker het teken is. Het is gesloten met ons, al bij de doop. Daarom moeten wij, zoals het doopsformulier zegt, wanneer wij soms uit zwakheid in zonde vallen, aan Gods genade niet wanhopen en al evenmin in de zonde blijven liggen. God heeft ons, van kindsbeen aan, tot zijn volk gemaakt met dat eeuwig verbond. Dat is onze reden tot blijdschap, dat is onze kracht om iedere keer te breken met zonden die we doen. Wie in zijn trouw de maandag nauwelijks haalt, die mag, ja die moet aan Gods genadeverbond in Christus de kracht ontlenen om dinsdag weer opnieuw te breken met die zonde. Wie dat niet wil, die heeft tóch niets begrepen van de genade van God die ons leven omspant in het eeuwig verbond waarin wij gedoopt zijn en waaraan wij zeggen deel te hebben als wij drinken uit de beker. Maar wie dat wel wil, die heeft geen enkele reden te wanhopen aan Gods genade, en alle reden om met grote vreugde aan het avondmaal te komen, getrokken door de goedheid van God en gedragen door zijn trouw, opgenomen in het volk dat Hij heeft gemaakt door de volkomen verzoening van al hun zonden. Amen.


<<<