Loenen-Abcoude 03/03/96
Bodegraven-Woerden 17/11/96
Houten 06/07/97
Loenen-Abcoude 24/10/99
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Wie is wijs? Het zijn maar drie woordjes, met een vraagteken, in het laatste vers van deze psalm. Maar het zijn van die woorden die ons even stilzetten. Wie is wijs? Daar zitten extra vragen verborgen in deze woorden, voor iedereen die ze leest, of hoort. Ze confronteren ons bijvoorbeeld met onszelf: ben ik dat? ben ik wijs?
Ik heb het gevoel dat Psalm 107 daarmee een appèl doet op een wens die diep in ons allen leeft, de wens om wijs te zijn. Ik zeg het maar even zo. Misschien kunnen we niet allemaal precies onder woorden brengen wat wijs-zijn nu is. Maar we voelen, denk ik, allemaal wel ongeveer aan wat er bedoeld wordt. Wijs is een warm, een behaaglijk woord. Als je ergens echt mee zit in je leven, met een belangrijke beslissing, of als je iets is overkomen waar je geen weg mee weet, wie zoek je dan op? Met wie zouden we willen praten?
Met iemand die heel sterk is? Wat heb je daaraan, als het gaat om vragen die niets met kracht te maken hebben? Zouden we dan willen praten met iemand die heel knap, heel intelligent is? Ik denk het toch niet. Met intelligente mensen ga je praten als je - zeg maar - een wiskundeprobleem hebt, als je allerlei vragen eens uit elkaar wilt halen, ontbinden in factoren, analyseren. Dat kan best eens helpen. Maar bij werkelijk belangrijke vragen? Vragen die nog steeds vragen blijven, ook als je ze geanalyseerd hebt? Vragen waar geen antwoord op is, zaken waar je mee moet leren leven? Vragen waar meer dan één antwoord op is, als je tussen twee goeden of twee kwaden moet kiezen? Ik denk dat we bij dit soort zaken allemaal zouden willen praten met iemand die wijs is, en bij hem of haar wijsheid leren. Van zo iemand verwachten we, bewust of onbewust, dat zij of hij in staat zal zijn je de weg te wijzen die je in je leven het beste kunt gaan.
En dat is nu precies wat met wijs-zijn, met wijsheid wordt bedoeld, niet alleen onder ons, maar ook in de bijbel. Als je wijs bent weet je de weg te vinden en te wijzen naar het goede leven. Een wijze is iemand die weg-wijs is in het leven, niet maar in een of andere wetenschap of vaardigheid, of zo, maar in het leven, in al zijn breedte, met alle onverwachte dingen, alle harde, moeilijk dingen, alle verrassende, blijde dingen van dien. Wijs ben je als je in je leven op al wat gebeurt op een goede manier kunt reageren. En zoals ik al zei, ik denk dat we dat allemaal graag zouden willen kunnen.
En meer nog, ik denk dat we dat allemaal graag beter zouden willen kunnen. Wie is wijs? De ene mens is wijzer dan de ander. De een kan beter de weg vinden in het leven dan de ander. Maar juist hierin zijn we nooit uitgeleerd en hebben we allemaal belang bij een antwoord op die andere vraag die verborgen zit in deze drie woordjes: hoe wordt je dan wijs? Waar en hoe leer je wijsheid?
Op die vraag wordt in de bijbel een heel bekend antwoord gegeven, dat we bijna allemaal wel zullen kennen. Een aantal keren lezen we dat de vreze des Heren, het gelovig ontzag voor de Here, het begin van de wijsheid is. Heel algemeen: wijsheid leer je bij God. En één van de manieren waarop de bijbel dat uitwerkt is: wijs wordt je als je luistert naar God, de weg in je leven leer je vinden als je zijn geboden volgt. En dat is waar, en heel belangrijk. Daarom hebben we ook vanmorgen weer die samenvatting van al Gods goede geboden gelezen: de tien geboden van de Sinaï.
Toch is dat niet wat Psalm 107 hier zegt. Het antwoord van vers 43 is anders, vraagt aandacht voor iets anders van God. Blijft staan dat algemene: wijsheid leer je bij God. Maar hier wordt het anders uitgewerkt. Ook heel belangrijk: wijs wordt je ook als je let op wat God doet, je leert de weg vinden in je leven als je kijkt naar God. Wijs wordt je als je let op deze dingen, gunstbewijzen, genadige, goede daden van God, als je daar de liefde van de Here in ziet. Laten we daar dan vanmorgen eens naar kijken, en wijsheid leren van God. Ik vat samen:
De geschiedenis van Gods goede daden voor zijn volk wijst ons in ons leven een weg van hoop; zij leert ons God aanroepen in nood, kijken naar wat Hij doet, en over zijn daden vertellen in verwondering.
Het zou me niet verbazen als u dit begin van de preek eigenlijk maar vreemd vindt, na het lezen, net, van Psalm 107. Wat heeft dat nu met elkaar te maken, wijsheid, de weg in je leven kunnen vinden, en wat we eerder lezen in Psalm 107, over de bevrijding van allerlei mensen uit noodsituaties? Je zou die vraag nog zelfs wel scherper kunnen stellen. Psalm 107 is een psalm die aan mensen op de lippen wordt gelegd die uit de ballingschap van Israël en Juda zijn teruggekeerd. Kijk maar in vers 2 en 3: dat de verlosten van de Here zó spreken, die Hij uit alle landen heeft verzameld. En dan volgt er een beschrijving van vier groepen mensen die in de ballingschap in het nauw hadden gezeten, en toch gered zijn (vs 4-32), en een concluderend stukje over het handelen van de Here (vs 33-41). Maar het gaat allemaal over wat er gebeurd is in de zesde eeuw vóór Christus, over wat God toen gedaan heeft. Het is allemaal geschiedenis. Wat zouden wij daaruit kunnen leren voor ons eigen leven? Wat heeft geschiedenis nu met wijsheid te maken?
Wel, alles. Maar op wat voor manier dan? In ieder geval niet op de manier van: de geschiedenis herhaalt zich, wat in het verleden is gebeurt, zal op de een of andere manier in de toekomst wel weer zo gebeuren, dus als we goed kijken naar wat er vroeger heeft plaatsgevonden, dan kunnen we leren hoe we in de toekomst het beter kunnen doen. Dat is een oude misvatting, die toch bij behoorlijk wat mensen in onze kerken wortel geschoten heeft, al is het maar in de vorm dat oude dwalingen steeds terugkeren. Maar de geschiedenis draait niet in een cirkel rond, zodat we als het ware met elkaar steeds weer op dezelfde kruispunten zouden staan en moeten kiezen, links, rechts of rechtdoor, en dan zouden kunnen kijken naar vroeger, toen ze naar links gingen, en wat er toen gebeurde. Nee, wij hebben allemaal, persoonlijk en samen, een unieke geschiedenis. Wat gebeurd is gebeurt nooit weer. En wat nu gebeurt in ons leven is nog nooit eerder zo gebeurd in het leven van anderen. Daarom is het toch ook vaak zo moeilijk om de weg te vinden? Daarom zitten we zo zwaar met die vragen, die typische vragen waar wijsheid bij nodig is, die vragen van: wat moet ik hier nu mee? hoe kom ik hier uit? hoe kom ik hier verder mee?
Toch is er wel degelijk verband tussen geschiedenis en wijsheid, tussen wat er gebeurd is en hoe wij nu de goede weg in ons leven kunnen vinden. Dat kun je zien als je je leven vergelijkt met een grote trektocht. Samen zijn we als mensen onderweg, als het ware in een lange optocht. Het landschap wisselt, we ontmoeten nieuwe en andere problemen dan vroeger. Maar we vormen samen één groep, die die zelfde ene tocht maakt, en dat, en dat is het belangrijkste hier, onder begeleiding van dezelfde God. Onze situatie is anders dan de situatie van Israël vroeger. Wij komen niet uit ballingschap terug, wij leven niet in het Midden Oosten van voor het jaar nul, maar in 1996 in Nederland. Alles is anders, eindeloos, maar dezelfde God gaat met ons mee. En daarom is er voor ons wijsheid te leren in de geschiedenis.
Vier keer vertelt Psalm 107 een kort verhaal van mensen die op een verschrikkelijke manier in nood waren. Denk je maar eens in: verdwaald in de woestijn, je eten op, de laatste druppels in je veldfles verdampen op je tong (vers 4-5), of: opgesloten in de sterkste gevangenis, drie lagen diep in de kerkers, met extra boeien vastgeketend aan de muur, hoe kom je hier uit? (vers 10-12), of: doodziek, zwak en misselijk, in pijn en angst, geen dokter kan je helpen (vers 17-18); of: verloren op zee in een verschrikkelijke storm, huizenhoge golven, eindeloze diepten daartussen, je voelt je al bijvoorbaat verpletterd en verloren (vers 23-27).
Bij die nood kunnen wij ons denk ik allemaal wel wat voorstellen. Toch is het meestal onze persoonlijke nood niet. Het gaat er ook niet om dat we hier iets zouden leren als: als je verdwaald bent, roep de Here aan, en Hij zal je de weg wijzen. Of: als je in de gevangenis zit, roep de Here aan, en Hij zal je redden. Enzovoort. Het gaat niet om die voorbeelden op zich. Wat gebeurd is, gebeurt niet weer. Onze situaties zijn anders. Onze nood is altijd weer anders dan de nood die hier beschreven wordt. Maar wat belangrijk is, en waar die Psalm ons de weg in wijzen wil is: besef dat dezelfde God ook met ons meegaat, op onze plaats in die lange toch van de geschiedenis van Gods volk.
Daarom geldt ook voor ons, als we in nood zijn: God aanroepen! Als wij niet meer weten wat te doen, met de handen in het haar zitten, geen duidelijke uitkomst zien, geschokt zijn, ons kapot voelen, noem maar op: kijk eens naar hoe het vroeger ging, steeds weer, in al die andere situaties van nood en ellende: toen riepen zij tot de Here in hun benauwdheid. Wie is wijs? Hij lette op deze dingen. Wie wijs is neemt zijn plaats in onder de bidders.
En dan mogen ons twee dingen opvallen. In de eerste plaats mag ons opvallen hoe vanzelfsprekend dat roepen tot God blijkbaar was. Een aantal keren gaat het over nood en ellende die door eigen schuld over de mensen was gekomen. En als we deze Psalm tegen de achtergrond van de ballingschap lezen, dan geldt dat misschien wel voor alle voorbeelden. Was Israël niet door eigen schuld in ballingschap gegaan? Toch vinden we hier niets van een soort voorwaarden vooraf. God vraagt kennelijk niet eens dat we eerst schuldbelijden vóór we roepen om hulp. Nee, als je in nood zit, zelfs door eigen schuld, mag je direct, meteen om hulp roepen. Wat je ook verkeerd hebt gedaan, waar je je ook schuldig over voelt, als je in het nauw zit, mag je meteen, direct tot God roepen om hulp.
Wat ons dan in de tweede plaats mag opvallen, is dat heel vanzelfsprekend ook over het antwoord van God wordt gesproken. Het is, als je deze psalm leest of zingt, net alsof God ook meteen reageerde, alsof Hij nog sneller ter plaatse was als een ziekenauto of brandweer er kan zijn na een telefoontje met 06-11. En ik denk dat daarin een heel belangrijke troost voor ons ligt. Want als wij bidden in nood, dan lijkt het maar al te vaak alsof God helemaal niets doet. Voor ons gevoel duurt het soms eeuwen voor Hij iets aan onze problemen doet. Maar dat is niet zo. Als wij roepen is God meteen ter plaatse, en begint ons te helpen. Alleen, net als de brandweer er met tien minuten kan zijn, en dan vervolgens nog een dag nodig kan hebben om de brand meester te worden en klaar te komen met nablussen, zo heeft God vaak ook tijd nodig om ons metterdaad te helpen, op zon manier dat het werkelijk goed voor ons is. God levert geen half werk. Daar kunnen wij wel eens ongeduldig onder worden. Maar reken er maar niet op dat dit bij de nood in deze psalm een kwestie was van: bidden en hupsakee, klaar. Ook hier ging er tijd overheen (70 jaar ballingschap), maar toch gebeurde het! En daaruit bleek: God was wel degelijk meteen ter plaatse om te helpen en te steunen. En nadien zingt deze psalm erover.
Daarom is het zo belangrijk voor onze opstelling in ons leven, voor ons reageren op al die verschillende dingen die gebeuren, dat we kijken naar wat God doet. Dat is het tweede dat deze psalm ons leren wil. Nogmaals: het gaat niet om die concrete voorbeelden van toen. Er worden juist verschillende vormen van nood beschreven, met ook heel verschillende reacties van God daarop. Telkens komt God om te helpen, en Hij is er meteen, maar zijn hulp pakt naar de situatie verschillend uit. Hij geeft ons de hulp die werkelijk goed voor ons is. Hij weet dat, wat goed voor ons is, nog veel meer dan mensen dat soms weten. Soms heb je dat bij mensen al, dat ze je op een andere manier helpen dan je wenst. Als je een zwaar auto-ongeluk hebt gehad en de ambulance-broeders zijn er, dan kun je je soms erover verbazen wat ze doen: ze brengen je helemaal niet meteen naar het ziekenhuis, maar bekijken eerst goed de hele situatie: kan deze man wel vervoerd worden? zijn er geen inwendige verwondingen? is er geen helikopter nodig om meteen een gespecialiseerd ziekenhuis op te zoeken?
Ik weet wel, het is maar een voorbeeld. Maar ik denk dat juist dit soort dingen bij onze God heel veel spelen. Hij is meteen ter plaatse, altijd. Maar Hij doet zovaak niet meteen wat wij willen, of van die vreemde dingen, die wij helemaal niet als goed voor ons ervaren. Het is alsof de dichter van deze Psalm dat ook, heel diep, beseft heeft. Na die vier voorbeelden van nood en redding door God, schrijft hij een heel stuk over Gods hand in heel de wisseling van het leven (vs 33-41). Daar is iets raadselachtigs in die verzen. Iets huiveringwekkends ook zomaar. Bloeien en uit-bloeien, verdorren, in al die dingen is Gods hand. Daar zit een diep geheim in Gods handelen, een wijsheid die alleen Hij heeft, omdat Hij alles overziet, een verborgen werk van God, dat wij niet volgen kunnen.
En toch zit er tegelijk een diepe waarheid in, die ervoor zorgt dat de oprechten het kunnen zien en zich verheugen, terwijl de bozen met de mond vol tanden staan. Dat is de diepe waarheid, dat God wèrkelijk weet wat God voor ons is. Hij deelt iedereen in zijn of haar leven dat toe, waar zij of hij werkelijk beter van wordt, van groeit. Hij geeft ieder de eigen maat. Hij geeft ieder het antwoord op haar of zijn roepen, dat werkelijk past, dat het antwoord is op haar of zijn nood. Zoals alleen Hij dat maar kan, met zijn goddelijk inzicht en overzicht. Juist daarom doen we er wijs aan te kijken naar wat God doet. God handelt persoonlijk, gericht op ieder van ons persoonlijk. Hij geeft wat goed voor óns is, dat vraagt van ons een open houding: een houding waarin we ons kunnen laten verrassen ook met andere antwoorden dan we hadden verwacht.
Nog een keer wil ik daar graag bij aantekenen: dat de oprechten dat zien en zich verheugen, dat is maar niet een kwestie van hupsakee, even bidden, en ziedaar. Laten we ons herinneren dat die ballingschap ook zeventig jaar duurde. Maar laten we ons ook herinneren wat deze psalm zingt: wie is wijs? Wijs is wie let op deze dingen, wie kijkt naar wat God doet. Wijs is niet de ongeduldige, die een instant-antwoord van God eist. Wijs is hier de vertrouwende, die zijn God kent en daarom een werkelijk goed antwoord van Hem verwacht, open, met alle pijn van dien misschien, alle moeite om het vol te houden, alle strijd omdat anderen het zoveel beter lijken te hebben, alle verdriet over wat hier zo lang schrijnt. Toch, als we het volhouden te kijken naar wat God doet, dan zullen we in zijn antwoord ook zijn liefde zien, zijn liefde voor ons, persoonlijk.
Wie is wijs? Wijs wordt je tenslotte als je over dat alles met elkaar spreekt. Niet voor niets worden alle vier de voorbeelden van de psalm afgesloten met een oproep om de Here te loven en groot te maken in de gemeente (vs 8-9; 15-16; 21-22; 31-32)! Wijsheid is naar haar aard iets om te delen. Samen kun je elkaar helpen om niet in paniek te raken, om niet helemaal van de kaart te zijn, om geen domme dingen te doen.
Laat men acht slaan op de gunstbewijzen van de Here, zo eindigt de psalm. Juist daarvoor is het heel belangrijk dat we elkaar helpen. Want hoevaak kun je niet zo geschokt zijn, dat je van Gods goede daden in jouw leven niets meer kunt zien, hoevaak zijn we niet zo van de kaart dat we zijn goede gaven niet meer kunnen ervaren. Dan hebben we elkaar nodig. Persoonlijk. Dan moet er iemand zijn die ons herinnert aan wat God deed en doet. Iemand die ons herinnert aan de geschiedenis waarin wij zijn opgenomen. Aan die grote tocht, die optocht van de kerk door alle tijden en plaatsen. De situaties wisselen, de problemen zijn iedere dag anders. Maar God gaat met ons mee, en Hij is niet veranderd. Als wij geen ander uitzicht meer zien dan wanhoop en duisternis, dan verdriet en pijn, dan wijst Hij ons in ons leven een weg van hoop, een weg van nieuwe gunstbewijzen uit zijn hand. Broeders en zusters, laten we daar samen op letten, en er samen over praten, er elkaar op wijzen, dan worden we samen wijs, vinden we de weg in ons leven, toch. Dan zullen we samen mogen ontdekken dat heel die optocht van de geschiedenis van ons allen, waar we samen in meelopen, maar één eindpunt heeft, het huis van onze Vader in de hemel, dat huis dat komt op aarde, in een nieuwe werkelijkheid, waar alle geloven, en alle hopen is overgegaan in zien en ontmoeten, en waar alle tranen van de ogen zullen worden afgewist. Amen.