Psalm 116:12-19

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 65,1
Psalm 65,2
lezen Psalm 116
Psalm 117
tekst Psalm 116:12-19
Psalm 116,3
avondmaalsviering
Liedboek gezang 321
lezen Leviticus 7:11-15 zingen Psalm 116,7.8
lezen Jeremia 33:10-18 zingen Psalm 116,9.10
Liedboek gezang 448

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 65,1
avondmaalsviering
Liedboek gezang 358,1-4
lezen Psalm 116, zingen Lied 358,6
Psalm 116,1
tekst Psalm 116:12-19
Psalm 116,7-10
Psalm 117
Psalm 100

Loenen-Abcoude 07/11/99
Mijdrecht 19/03/00
Driebergen 21/10/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


’Ik zal U lofoffer brengen’, zingt de dichter van Psalm 116. Ook wij gaan zo meteen de Here een soort lofoffer brengen, in de viering van het avondmaal. ’De beker der verlossing zal ik opheffen’, roept de dichter uit. Ook wij gaan zo meteen een beker heffen, de beker van de dankzegging voor de volkomen verlossing in Christus. Het lijkt me al met al de moeite waard vanmorgen eens vanuit Psalm 116 de toon te zetten voor onze viering. Dat levert gelijk wat andere dingen op om over na te denken.


Wat ging zo’n oudtestamentische broeder van ons eigenlijk doen, als hij een lofoffer ging brengen? Nou, hij ging naar het heiligdom, met een offerdier, een aantal verschillende koeken en broden (we zullen er straks over lezen uit Leviticus) en met wijn. Verder nodigde hij alle mensen uit met wie hij iets had om met hem mee te gaan. Het offerdier werd geslacht, het bloed werd bij het altaar uitgeknepen. Vervolgens werd met het overige een feestelijke maaltijd gehouden bij het heiligdom, in aanwezigheid van God. De dienstdoende priester at ook mee, of kon zijn deel mee naar huis nemen. Bij de maaltijd werd dan de beker geheven en vertelde de organisator waarom hij dit offer bracht.

In dat verhaal ging het altijd om uitredding uit een benarde of gevaarlijke situatie. Net als in Psalm 116. Daar gaat het om een redding uit ernstige ziekte. Het kon zo zijn dat mensen dan, in het nauw, de Here allerlei geloften hadden gedaan, zo van: als U mij redt, dan zal ik een kostbaar lofoffer brengen. Het lijkt er op dat dit ook in Psalm 116 speelt. In zo’n geval mocht het feestmaal twee dagen duren. Aan de tafel vertelde de man dan hoe beroerd hij er aan toe was geweest, en hoe wonderlijk de Here hem gered had. Daarbij hief hij de beker der verlossing. En reken er maar op dat dit ook een beker van dankzegging was.


Het mooie van deze instelling lijkt me, dat dankbaarheid zo heel concreet vorm krijgt. Een lofoffer brengen is maar niet wat psalmen zingen in een hoek van de tempel, alleen maar lof, prijzende woorden, offeren. Die vorm is best uitgebreid ook. Het gaat niet alleen om het slachten van het offerdier, waarna dan een aparte maaltijd volgde. Nee, het geheel was het lofoffer. Zo’n Israëliet ging als het ware uit eten met God, zijn redder, en met iedereen die hij er maar bij wilde hebben, om die redding ook concreet te vieren. En dat mocht best een kostbare zaak zijn.

Opluchting en verwondering tekenen de sfeer van zo’n lofoffer: phioe! Ik was al zowat dood, maar kijk nu eens, ik leef. En dat alleen maar omdat in de ogen van de Here mijn dood kostbaar is. Maar ook eerbied en respect voor God doen mee: God was niet verplicht te helpen. Hij had me ook dood kunnen laten gaan, zoals nu dat offerdier. Ook dan had Hij gelijk gehad. Iedere slachting van zo’n dier zette het weer voor ogen: zo had ik, zondaar, dood moeten gaan.


En nu mogen wij vanmorgen avondmaal vieren, ergens het lofoffer van Christus. Hij heeft ons offerdier willen zijn. Wat ons had moeten overkomen, heeft Hij op zich genomen. En zo wil Hij ons volkomen redden. Wij mogen er een feestelijke offermaaltijd van vieren. Opluchting en verwondering, ook voor ons. Kijk eens wat ik van mijn leven terecht gebracht heb. Ik was al zowat dood. En nu mogen we leven door Jezus Christus onze Heer. Eerbied en respect voor God, ook voor ons. Want Hij was allerminst verplicht ons te verlossen, ook niet om ons er een hele nieuwe wereld bij te beloven, en zeker niet om ons zijn geliefde Zoon te geven als offer voor ons bestaan.

Dat soort dingen vragen er om, vorm gegeven te worden. We hóren in de kerk niet alleen psalmen en gezangen te zingen om onze dankbaarheid te uiten, we hóren niet alleen onze dankgebeden uit te spreken. Dat zijn tenslotte allemaal woorden. De Here Jezus laat ons zijn verlossing vieren, concreet en met daden, met samen eten en drinken. Wat dat betreft wil een avondmaalsviering niet minder zijn dan een begin, een nieuwe start voor ons leven na deze dienst.


En je merkt in het nieuwe testament, dat het avondmaal ook best meer mag zijn. Het gedeelte van Paulus’ eerste brief aan de gemeente in Korinte, waar onze avondmaalsformulieren zo veel aan ontlenen, begint met een tekening van een avondmaalsviering die ingebed is in een maaltijd zoals wij hier afgelopen woensdag hebben gehouden: iedereen nam eten en drinken mee. Het doet opnieuw denken aan die oude lofoffers: samen een feestmaal organiseren. Daar hoor je Paulus dan ook geen kritiek op hebben. Het gaat hem er vervolgens om dat je dan ook werkelijk samen moet delen, en niet alleen je eigen meegenomen spullen opeten, zodat de rijke dronken kan zijn en de arme nog niet genoeg heeft. Maar als we dit misbruik nu even opzij zetten, dan vinden we opnieuw een concrete vormgeving van dank en feest vieren: heel concreet delen van eten en drinken, zodat iedereen, ook de arme, genoeg heeft.

Zoals alles rond het avondmaal is ook dit in onze kerken helemaal gestileerd. De maaltijd is gestileerd tot een stukje brood en een slok wijn. Het delen van overvloed en rijkdom en zo dank vorm geven, is gestileerd in de tafel-collecte, die altijd - en hierom - voor de diaconie is. Je kunt die stilering jammer vinden, en het is wellicht de moeite waard er eens samen over te denken hoe we een en ander meer zouden kunnen aankleden, maar waar het me nu om gaat is, dat wij ons van die dingen bewust zijn, als we aan tafel gaan. Misschien is het voor iemand een aansporing om toch wat meer dan een symbolisch bedrag in zo’n schaal te doen. Laat het voor ons allemaal een aansporing zijn om het begin van deze maaltijd van vieren en delen hier, een vervolg te geven in ons leven van alledag, waar acceptgiro’s voorkomen, en ook zwervers, christelijke organisaties die te kort komen, en broeders en zusters die wel wat hulp kunnen gebruiken.


Opluchting en verwondering, eerbied en respect voor God, ze vragen om een eigen vorm in ons leven. In het oude verbond regelde God dat voor zijn volk. In het nieuwe verbond brengt Christus ons op gang in zo’n avondmaalsviering. Hij rekent er op dat we dan verder onze weg wel zullen vinden. Laten we zijn vertrouwen niet beschamen. Amen.


<<<