Psalm 125

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Liedboek gezang 285,1-3
Liedboek gezang 285,4
lezen en tekst Psalm 125
Psalm 62,1.4.5.6
Psalm 125
Liedboek gezang 294

Loenen-Abcoude 16/09/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Het komt steeds dichterbij, dat wat er gebeurde, voor ons dinsdagmiddag 11 september. Eerst was er het ongelooflijke bericht, de verbijsterende beelden. Even bleven het beelden uit de verte: een miniatuur Manhatten, waar eigenlijk heel kleine torens brandden en instortten. Toen kwamen de beelden van dichterbij: die man die opschrikt bij zijn auto, die mensen die in volle paniek wegvluchten, en zoveel meer. Nu staan er de foto’s in de krant, glimlachende mensen, mensen met een gezin, mensen van wie andere mensen gehouden hebben, mensen zoals wij - en ze zijn dood, ze zijn er niet meer, verdwenen, sommigen om zelfs niet meer teruggevonden te worden - mensen zoals wij, zo veel, zo hard, zo verbijsterend.


Het komt steeds dichterbij, in dat wat er gebeurde, voor ons dinsdagmiddag 11 september. Afrika is ver, Kosovo ook nog, het Midden-Oosten, het is tenslotte allemaal de westerse wereld niet. Daar, buiten de invloedssfeer van de westeuropese cultuur, daar is de wereld gevaarlijk, dat wisten we al. Nu blijkt ook het hart van de westerse wereld gevaarlijk te zijn. En niet maar door een ongeluk, zoals bij de Bijlmerramp, niet maar door een samenloop van omstandigheden, maar door diep kwaad, door agressie, door haat. Hoe veilig zijn wij dan? Hoe kwetsbaar zijn wij?


Het komt steeds dichterbij, na alles wat er gebeurd is, voor ons vanaf dinsdagmiddag 11 september. Steeds meer houdt de wereld de adem in voor wat er komen gaat. Hoe gaat Amerika reageren, terugslaan, wraak nemen? Wie worden daar in meegesleept en hoe? En wat zullen de consequenties zijn, daar, hier, waar dan ook? Niemand die het weet. Alle opties zijn open. Enquêtes laten zien dat bijna een derde van de Nederlanders zelfs rekening houdt met extreme gevolgen van deze aanslagen, tot een wereldoorlog toe. In ieder geval: wat gebeuren gaat, het komt steeds dichterbij. Hoe zal dat gaan? Hoe zal het ons raken?


Al die indrukken, al die emoties, ze stapelen zich op in ons. Afgrijzen, kwetsbaarheid, walging, verontwaardiging, angst, onzekerheid, meegevoel, wraakgevoel, verbijstering, vervreemding, om er maar een paar te noemen. Ieder woord dat je zegt schiet er bij te kort. Op alle vragen die hier rijzen heeft geen mens antwoord, zelfs niet alle zogenaamde deskundigen bij elkaar. Laten we daarom vanmorgen in deze dienst eens heel bewust het gepraat van radio en televisie wegdraaien en de kranten wegleggen. Als dan langzaam de stilte doordringt, en in die stilte al die verschillende emoties hun weg zoeken, dan kunnen we in die stilte ook luisteren naar een woord van God over dit alles. Niet in de storm, niet in het vuur, maar in de suizelende stilte naderde God tot Elia.

En stil dan, stil zijn. Want Hij is God, en geen mens. De Here is geen partij onder onze partijen. Hij past niet in de menselijke simplismen die de hele wereld in good guys en bad guys verdelen. Hij spreekt zijn woord van gene zijde. En het raakt ons allemaal. Stil dan, stil zijn. En nog eens nadenken. Want is het wel zoals wij denken dat het is? Stil zijn, stil. Gods antwoorden zijn groter dan onze vragen. Stil. Luister.


Als dan in de stilte Gods woorden tot ons komen kunnen ze doordringen. De scepter van de goddeloosheid zal niet blijven rusten op het erfdeel der rechtvaardigen. Wat een opluchting kan het geven God dat te horen zeggen bij die beelden van verwoesting en vernietiging, terwijl we hulpverleners als mieren zien zoeken in enorme bergen puin, en verdriet en wanhoop rondgaan, op zoek, op zoek. Hoe is hier in één keer de scepter, het machtsteken van de goddeloosheid op aarde geplant. Maar, zo zegt de Here, het blijft niet zo. Het blijft niet zo. Juist als je denkt: maar komt er dan nooit een einde aan het kwaad dat mensen elkaar aandoen: zo zegt de Here, het blijft niet zo. Ik zal de bedrijvers van ongerechtigheid doen vergaan, en de meelopers, die mensen die zich tot de kronkelpaden van het kwaad neigen, de medeplichtigen die onderdak gegeven hebben, die vergaan mee.

Maar stil, blijven luisteren. Niet stoppen als je door deze woorden heen ook de echo hoort van de vastberaden Amerikaanse woede: we zullen ze vinden, we zullen ze uitroken, we zullen ze voor het gerecht brengen. Juist dan extra stil worden. Of zou het niet zo kunnen zijn, dat in deze gebeurtenissen toch ook nog dit woord van God zich tegen óns richt. Zou het niet kunnen zijn dat de gruwelijke verwoesting daar dit kleine stille woord, dat al zo lang in de bijbel staat, plotseling oneindig versterkt, tot iedereen het horen kan: de scepter ook van jullie goddeloosheid, materialisme en uitbuiting, die blijft niet. Van hoeveel kwaad zijn jullie niet de bondgenoot geweest? Jullie dachten toch zo hoog en groot van jezelf, westeuropeanen, terwijl ook jullie stof en as zijn.

Om dat te horen moet je echt even langer stil zijn, om daar iets van te gaan beseffen, het vraagt open stilte, meer nog dan drie minuten. En het roept een nieuwe emotie op, een voor ons zo moeilijke, die van de verootmoediging, van de zelf-vernedering. Moeilijk voor ons. Of is het u niet opgevallen dat we juist van een buigen voor God in vernedering zo weinig hoorden de afgelopen week. Mensen zoeken God, daar en hier, en meer dan anders. Ze zoeken hun toevlucht bij Hem, ze vragen om hulp, om recht, om gerechtigheid. Maar hun eigen gelijk blijft zo vaak overeind. Ons eigen gelijk. Amerika is aangevallen, Amerika is in oorlog, Amerika is vernederd, maar Amerika laat zich niet vernederen. En wij ook niet. Terwijl ook wij medeplichtig zijn aan de wanverhoudingen op aarde die schreeuwen om recht, al jaren, jarenlang.

De scepter van de goddeloosheid blijft niet. Dat is een woord van de God die geen partij is met onze partijen. Wees stil voor Hem, mens, wie je ook bent. Eerbiedig stil. Nog langer ook dan nodig is om dit laatste te horen, ook over ons onrecht. Want er is nog een allerlaatste in dit woord. De God die dit spreekt is niet de God van oog om oog en tand om tand. Zijn recht is groter dan de vragen die opstijgen uit ons onrecht. In de stilte na de klap, als we kijken moeten naar een vervreemdend maanlandschap waar eerst bloeiend leven was, proeven we tenslotte de stilte op een kale heuvel, waar in het donker een mens hangt en sterft. Oog voor oog, tand voor tand, oogappel voor oogappel, leven voor leven. Dat is Gods recht.

Dat is het allerlaatste, waarom de goddeloosheid niet blijven kan, waarom het kwaad niet het laatste woord heeft. God zelf draagt het onrecht weg, neemt het kwaad op zich, geeft zichzelf in Christus Jezus onze Heer. Hij is met de bedrijvers van ongerechtigheid vergaan om vrede te kunnen geven aan wie Hem maar ontvangen wil: vrede over Israël. Vrede naar Gods recht. De scepter van de goddeloosheid blijft niet. Maar als die is weggedaan, echt en werkelijk in Gods koninkrijk, dan blijkt dat niet te zijn gebeurd door botte macht, door vernietiging van de bad guys, door wraak en door terugslaan, maar door recht, eerlijk en open. Oog voor oog, oogappel voor oogappel.

Stil dan, eerbiedig stil voor God. We staan voor allemaal voor ons veel te grote gebeurtenissen. We begrijpen er niets van. Begrijpen niets van het kwaad, zinloos en hard, vernietigend en verwoestend. Begrijpen ook niets van Gods liefde, Gods daden van liefde in Christus. Ze zijn veel groter dan onze vragen, onze woorden, onze gedachten. Groter nog zelfs dan het onbegrijpelijke kwaad. Stil, verneder je eigen gedachten voor God, verneder jezelf, buig eerbiedig: Hij is God en wij zijn zondaars.


En hoor dan weer zijn woord, in die stilte van de ootmoed: wie op de Here vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar voor altoos blijft. Doe goed, Here, aan de goeden, maar laat vergaan hen die zich tot kronkelpaden neigen. Wie op de Here vertrouwen, die blijven. De goddeloosheid, die blijft niet.

Maar, nog een keer, als we dat zo horen, in die eerbiedige stilte voor God, dan is dit geen simplisme, dat zich laat inpassen in stoere taal over goed en kwaad onder mensen. Het is ook geen antwoord dat precies past op onze vragen. Het is een antwoord van God, dat altijd weer groter is dan onze vragen. Of dacht u dat onder die duizenden doden - nog duizend meer dan hier mensen in Loenen wonen - geen mensen waren die op de Here vertrouwden? Ze zijn even goed vergaan, stof tot stof, as to as. En hun stem en hun gezicht verschijnt ons ook in de stilte na de klap. Dat zij toch gebleven zijn, dat de Here ook rondom hen geweest is van maandag tot in eeuwigheid, dat zien we niet. We geloven het, uiteindelijk omdat we Christus onze Heer hebben zien staan in die dodenhof, levend als niemand anders.

Laten we er goed op letten: God is God, Hij spreekt woorden die niet passen in onze dilemma’s en Hij laat zich niet in mensenpartijen indelen. Doe goed, Here, aan de goeden, de Here zal de bedrijvers van ongerechtigheid doen vergaan. Dat laat zich niet eenvoudig omzetten in, of aanvullen door: doe goed, meneer Bush, aan de goeden, en ga u gang, meneer Bush, laat de bedrijvers van ongerechtigheid vergaan. God is niet met ons als verlengstuk van onze eigen ideeën. Hij is met ons als de God die zich op Golgota gegeven heeft, en die zijn kruis in ons leven zet ook om onze eigen vijandschap aan te kruisigen. Opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken naar onrecht. Want dat is zomaar gebeurd. En wie er dezer dagen bang voor is, heeft reden om bang te zijn. Stil dan, eerbiedig stil. Wie op de Here vertrouwen, die blijven.

Die zullen het kunnen uithouden hier op aarde, ook oog in oog met wat dinsdag gebeurde. Niet omdat het bij God allemaal begrijpelijk wordt, omdat onze vragen beantwoord worden en onze emoties direct een plek krijgen. Maar omdat onze God werkelijk rondom zijn volk is in Christus Jezus onze Heer. Ik ben met u, heeft Hij gezegd, en Hij bewijst het tot op vandaag. Wie het sprak was de Gekruisigde, die dood geweest is, hard en nog meer onbegrijpelijk dan de vele duizenden van deze week, maar die leeft tot in alle eeuwigheid. Hij geeft de kracht om het vol te houden zo lang als nog de scepter van de goddeloosheid rust op aarde. Hij zelf is uiteindelijk het laatste bewijs dat dit zo niet blijven kan. Onder ons zijn eeuwige armen. Het zijn de armen van het kruis, waaraan ook onze goddeloosheid gekruisigd is. Dat maakt ons klein en zwak. Maar dat geeft niet: wie op de Here vertrouwen, blijken toch als de berg Sion, die niet wankelt, maar voor altijd blijft, omdat de Here rondom zijn volk is.


Stil dan, eerbiedig stil. Stil, luister, hoor de stem van het bloed van al die mensen; hoor het rommelen van de dreiging, hoor de stem van de wraak, hoor de stemmen van verbijstering, van pijn, van ontreddering, van diepe kwetsbaarheid, hoor al die andere stemmen mee, en hoor ze vervloeien tot een kreunen van de schepping, die roept tot God zelf. Maar hoor dan ook de stem van God, uiteindelijk de stem van het kruis: de scepter van de goddeloosheid, die blijft niet. Wie werkelijk Israël zijn, wie op de Here vertrouwen die blijven, omdat Hij blijft: oog voor oog, oogappel voor oogappel. Vrede zij dat over Israël. Amen.


<<<