Loenen-Abcoude 10/08/97
Maarssen-Breukelen 17/08/97
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Ik denk dat u het allemaal wel kent van televisie. Al vóór dat er werkelijk iets gebeurt in de film, hoor je aan de muziek dat het spannend wordt. Je kunt wel alvast rechtop gaan zitten in je stoel, want zo meteen gaat er iets gebeuren, nou! Je hoort het al aankomen. De camera gaat rond in het huis. Alle bekende plekjes worden nog eens naar voren gehaald. Maar de muziek kondigt het al aan: zo meteen - gaat de brand erin!
Zoiets is er ook aan de hand met het optreden van Johannes de Doper, waarover we net in Matteüs 3 gelezen hebben. Al aan het begin van zijn evangelie laat Matteüs merken dat het spannend wordt. Zijn evangelie is geen gezellig boekje dat je voor je ontspanning even lezen kunt voor het slapen gaan. Rond Jezus vallen zware woorden, harde woorden ook. Bekering, omkering, boete, vernedering. Bomen worden omgehakt en kaf wordt verbrand. Johannes kondigt het al aan.
En zijn woorden reiken ver. Tweeduizend jaar later bereiken ze ook ons, en zeggen ons, net zo goed als zijn hoorders toen, dat het spannend wordt, als Jezus komt. En gevaarlijk - voor mensen met harde nekspieren. En - wonderlijk, vreemd, abnormaal. Laten we zo samen luisteren naar Matteüs 3. Johannes kondigt het ons aan: Als Jezus komt, wordt het spannend, want als Jezus komt wordt alles anders. Die boodschap is veel radicaler, veel harder en veel wonderlijker dan je denkt.
Het wordt spannend, en dat heeft voor Johannes de Doper alles met het koninkrijk der hemelen te maken. Zo zegt hij het immers: bekeert u, doet boete, want het koninkrijk der hemelen is dichtbij. Spanning, - en het koninkrijk. Er zijn, denk ik, maar weinig dingen in de bijbel die door ons, in ons leven van alledag, zo onderschat worden als het koninkrijk der hemelen. Misschien zijn we er te rijk voor en is ons luxe leven hier ons gewoon te vanzelfsprekend. En of die kameel nu wel of niet door het oog van die naald wil, ach...
Soms denk ik ook wel eens dat we wat dit betreft voor de gek gehouden zijn, juist als gereformeerden, door onze grootste voorgangers. Bij het koninkrijk van God hoort voor ons besef niet zozeer wat Johannes hier zegt: Doet boete, bekeert u!, maar eerder dat andere, wat Kuyper eens heeft gezegd: er is geen terrein des levens waarvan Christus, die aller soeverein is, niet zegt: Mijn! Wij werken graag, zoals dat dan heet, in Gods koninkrijk, en bedoelen dan ons leven van alledag, ons beroep, ons dagelijks werk, gedaan in geloof en vertrouwen op God.
Maar dat is veel minder spannend dan Johannes hier zegt, en de Here Jezus hem zal nazeggen: doet boete! Kennelijk is dus Gods koninkrijk iets anders, iets anders dan zijn koningschap en soevereiniteit, iets anders dan de eer van God op alle terreinen des levens, iets dat veel dieper gaat en veel ingrijpender is. Doet boete, bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Boete doen, dat hoort bij het koninkrijk. En boete doen is je zelf heel klein maken, buigen, vernederen. Dát past bij het koninkrijk van God.
En dat valt te begrijpen, zodra we wat de bijbel over dat koninkrijk zegt op ons in laten werken. Want het gaat bij het koninkrijk der hemelen om de totaal nieuwe hemel-en-aarde, die de Here God maken zal, en zal laten komen op zijn tijd. En dat is maar niet een blij vooruitzicht, dat ons moed geeft om het vol te houden, maar ons verder niet raken wil. Die boodschap van het komende koninkrijk van God is veel radicaler, veel harder en veel wonderlijker dan je denkt.
Want als de Here God met een hele nieuwe werkelijkheid komt, dan zegt dat wat over de onze, de huidige wereld waarop wij wonen en onze plaats hebben. Dan zegt dat, dat de huidige wereld zo bedorven is, dat ze vervangen moet worden: total loss. Dan zegt dat, dat reparaties onmogelijk zijn en verbetering of vervanging van onderdelen niets helpt. En als de Here God met een hele nieuwe werkelijkheid komt, dan geldt dat natuurlijk ook voor ons zelf, voor ons eigen leven: het is zo bedorven dat het vervangen moet worden, reparaties helpen niet, kleine verbeteringen, goede voornemens en karakterprojecten, ze helpen niet bij het total loss van ons bestaan voor God. Er komt een nieuwe wereld, het betekent: deze wereld is kapot. Er komt een nieuw leven van vrede en gerechtigheid, het betekent: dit leven heeft tenslotte meer weg van sterven. Het betekent: doet boete!
Misschien is dat wel het moeilijkste voor ons, mensen in West-Europa vandaag de dag, om een plaats te geven in ons leven. En daarom houden we deze radicale boodschap ons graag wat van het lijf. Omdat we het eigenlijk best goed redden in ons leven, met op tijd ons natje en droogje, ons portie vergeving en ons doosje goede voornemens, voelen we zomaar niet meer hoe diep het mes van Gods koninkrijk snijdt.
Johannes preekte en doopte in de woestijn. En over Johannes sprak Jesaja al als iemand die roept in de woestijn. Iedereen die hem horen wilde, moest naar die woestijn komen, moest uit zijn eigen huisje, bij zijn eigen boompje en beestje vandaan. Dat is vol van betekenis, vol van diezelfde boodschap: misschien denk je wel dat je goed zit, misschien denk je wel dat je tevreden en gerust mag zijn, maar vergeet het maar, je hele leven is veel meer bedorven en veel dieper verrot dan je denkt: woestijn! En mocht je denken dat je rustige bedaagde leventje iets waard was voor God, vergeet het maar, eten en drinken en kleren zijn absoluut de moeite niet: kameelhaar, sprinkhanen en honing.
En allerlei betekenislijnen vertrekken van hier: mocht je denken in het echte, het eeuwige land Kanaän te wonen, vergeet het maar: je woont in de woestijn, de woestijn van 40 jaar dwalen. Mocht je denken in een goede, een prachtige, een rustige schepping te leven, vergeet het maar: op de keper beschouwd heeft de aarde weer heel veel weg van het woest en ledig van Genesis 1. Veel radicaler dan wij meestal denken, snijdt de boodschap van Gods koninkrijk in: wij moeten helemaal afgebroken worden, voor God ons weer opbouwen kan. Wij moeten dood, voordat wij weer werkelijk leven kunnen. Doet boete! want het koninkrijk der hemelen is dichtbij!
Daar mogen we, juist als gereformeerden in West-Europa, best eens goed over nadenken. Want, zoals gezegd, wij onderschatten zomaar de kracht van deze boodschap. Omdat ons leven lijkt mee te vallen, denken we dat het ook met dat koninkrijk wel meevalt. Maar ons leven valt niet mee, en het is niet de normale situatie dat we gezond zijn en sterk en dat het ons goed gaat. En het is in deze wereld ook niet de normale situatie dat het vrede is, en dat economische groei en welvaart de toon zetten, en dat de natuur zich netjes gedraagt binnen de grenzen die wij haar hebben gezet. Dat denken wij wel snel, net als iedereen om ons heen. En als het dan mis gaat: een ongeluk, een ramp, een oorlog, schreeuwend onrecht - dan roept het in ons hart even goed: hoe kan God dit toelaten? Dan moeten we weer leren bedenken, aan de hand van Johannes, en de Here Jezus, en Paulus, en heel de bijbel, dat ons uitgangspunt niet goed was: het is niet normaal, dat het vrede is, en goed. Wij leven niet in de goede schepping van de zesde dag. Wij leven niet in een paradijs, maar in een woestijn. Wij leven in een wereld die kapot is en steeds meer kapot gaat, zo verschrikkelijk total loss dat de Here God zelf komt met een nieuwe werkelijkheid. Ongelukken, rampen, het kwaad dat ook goede mensen treft, het hoort bij deze wereld, die kapot is, vernield. En het zet ons niet op het spoor van verwijten aan God (hoe Hij dat allemaal toelaten kan), maar op het spoor van boete, van vernedering, en - van bidden om de komst van zijn rijk.
Terug naar Johannes. Johannes boodschap is radicaal en diep. Ze is ook hard. Zo hard dat ze zelfs gevaarlijk is voor mensen die zelf hard zijn. Boete doen is hard. Jezelf vernederen en klein maken is hard. Het is één van de moeilijkste dingen voor mensen. Zeker als het zo radicaal gaat als hier bij Johannes - en straks bij de Here Jezus. Want het gaat hier maar niet om het toegeven van wat zonden en fouten, het gaat om het overgeven van heel je leven. Zoals gezegd, bij het koninkrijk der hemelen hoort het total loss van ons eigen bestaan. Er is hier geen ontsnappen meer aan de boete, aan de vernedering. Wie het toch probeert, wordt door het aanrollende koninkrijk verpletterd.
Ook wat dit betreft denk ik dat dat koninkrijk van God wel eens een gevaarlijk onderschatte zaak in ons leven kon zijn. Want als ik alleen maar even naar mezelf kijk, dan zie ik dat ik altijd geneigd ben om nog wat van mezelf overeind te houden voor God, geneigd om niet verder te gaan dan het toegeven van wat tekorten. Kijk es, wat fout was, was fout, daar helpt geen ontkennen aan. Dus voor je duidelijke zonden vraag je duidelijk vergeving. Maar verder valt het toch best wel mee? En er was toch ook best wel wat goeds te ontdekken? En bovendien: ik hoor toch bij de kerk, en ik geloof best, ja ik geloof graag alles wat God me belooft. Dit moet gewoon gaan meevallen.
Maar het valt niet mee. Als de Here Jezus komt wordt het echt spannend. Dan blijft er van je eigen ego niets meer heel. Want die fouten, die heb je toch zeker zelf verzonnen? Die kwamen uit je eigen hart. En die slechte karaktertrekken, die overkomen je maar niet, nee, die horen bij jezelf. En dat je dat stuk van je leven, je werk, je huwelijk, je hobby, je auto, je televisie, je gezin, voor jezelf houden wilt, en er niet zoveel last wilt hebben van een God die zich overal mee bemoeit, dat wil je toch zeker zelf? Nee, met oppervlakkige reparaties is het niks gedaan. Total loss. Er moet een nieuwe mens geschapen worden, voor het weer iets wordt. Wij moeten alles, alles van God krijgen, tot en met de kleinste van onze goede daden. Doet boete! Verneder je, heel klein.
Dat is hard. En het is gevaarlijk ook, voor mensen met harde nekspieren. We komen ze tegen in Matteüs 3, in de persoon van die Farizeeën en Sadduceeën, maar we hebben weinig reden om uit de hoogte over hen te doen. Want ook wij zelf hebben zomaar een stijve nek omdat we weigeren te bukken. Die Farizeeën en Sadduceeën, ze kwamen eens kijken naar die doop van Johannes. Nee, ze hoefden zelf niet. Zij zouden er wel goed van af komen als Gods koninkrijk kwam. Ze hadden hun eigen nooduitgang voor bij de wereldbrand al klaar: kinderen van Abraham waren ze en ze hadden zich er naar gedragen ook. Precieze mensen waren ze, heilig in alle onderdelen van hun leven. Recht overeind stonden ze: ze hadden het goed gedaan in hun leven.
Maar Johannes loopt keihard over hen heen: adders, wie heeft jullie de weg gewezen om de komende toorn te ontgaan? Hoe komen jullie daar eigenlijk bij, dat het wel mee zal vallen met jullie? Wie heeft jullie dat geleerd? Je leven is er anders niet naar: ik zie geen boete, geen vernedering, geen bukken en buigen, geen erkenning van het total loss van je bestaan.
En dat moeten we niet te snel bij ons zelf vandaan houden. Want als het over gerustheid en verzekerdheid gaat daar kunnen wij als vrijgemaakten ook wat van. Het is nog niet zo heel lang geleden dat er uit een grote enquête onder jongeren bleek dat er heel veel waren die niet of nauwelijks zelf bijbel lazen en baden, maar dat ze toch, zonder problemen, ervan uitgingen dat het met hen wel goed zou aflopen voor God. Kinderen van God waren ze wel, ook al gedroegen ze zich er niet naar. En van wie zouden die jongeren dat anders geleerd moeten hebben dan van de ouderen? Natuurlijk, wat is de waarde van zon enquête? Misschien niet eens heel veel. Maar toch in ieder geval deze, dat we alle reden hebben eens goed naar onszelf te kijken. Bij het koninkrijk hoort: doet boete! verneder je voor God. Bij christenen hoort, dat zij beseffen, en laten zien en merken dat zij beseffen, dat ze helemaal leven van Gods genade, oog in oog met het total loss van hun bestaan. Christenen zijn geen mensen die fier rechtop lopen, sterk en machtig, stoer en met een grote mond over alles. Christenen zijn mensen die hinken als hun vader Jakob, mank aan de heup. Brengt dan vrucht voor die aan de bekering beantwoordt.
Ja, dat is hard, dat is een kruis in je leven. Maar dát hoort bij Gods koninkrijk, dat als een totaal nieuwe werkelijkheid komt. Wat wij hier hebben opgebouwd, in kerk, staat en maatschappij, dát is niet het koninkrijk. Vergeet het maar, je neemt er niets van mee. Als de Here Jezus in je leven komt, dan gaat de bijl erin, in alles wat niet gestempeld is, helemaal gestempeld is door boete, door vernedering, door het besef van een bedelaar voor God te zijn. Het gaat in het koninkrijk der hemelen niet om kracht, niet om succes, maar het gaat om zwakheid, om overgave.
Daarmee zijn we tenslotte bij het laatste. Want als Johannes de komst aankondigt van de Here Jezus, en van het koninkrijk dat Hij brengt, dan is dat niet alleen een radicale boodschap, die diep in ons leven insnijdt, en een harde boodschap, die ons ego kraakt, maar het is ook een wonderlijke boodschap, die ons hart raakt.
Dat zien we als we kijken naar het slot van hoofdstuk 3 van Matteüs. Want daar komt de Here Jezus. Hij komt zelf, zelf naar de doop van Johannes. Naar die doop, die in alles sprak van vernedering, buigen, bukken voor God, van het opgeven van iedere zelfrechtvaardiging, van ieder ik heb het toch wel goed gedaan. Waar mensen hun schulden belijden, zich vernederen en gedoopt worden, daar komt de Here Jezus. En wat er dan gebeurt zegt alles over dat koninkrijk van God.
Wat er gebeurt, het verbijstert Johannes: U moet toch niet gedoopt worden? U hoeft U toch niet te vernederen? U moet toch niet zeggen: Here, vergeef? Ik zou door U gedoopt moeten worden, en nu komt U naar mij? Wat gebeurt hier? En dan moeten we goed letten op het antwoord van Jezus. Want Hij geeft Johannes gelijk èn ongelijk. Inderdaad, Jezus hoeft niet gedoopt te worden. Dat is Johannes gelijk. Maar het blijkt met de Here Jezus te gaan om een koninkrijk waarin andere wetten gelden. Het koninkrijk der hemelen blijkt een koninkrijk waarin wat niet moet, toch past. Waar mensen wat niet moet, toch doen, Jezus voorop.
En daarmee komt heel Matteüs 3 in een heel bijzonder, wonderlijk licht te staan. Nee, er gaat niets af van de boete, van de vernedering, en ook niets van de hardheid van die boodschap: wij moeten ons leven verliezen om het te winnen. Maar het licht is hier: wij kunnen het winnen! Want Gods koninkrijk is een wonderlijk koninkrijk. Het is niet het koninkrijk van wet is wet en regel is regel. In zon koninkrijk zou alleen maar gelden: de ziel die zondigt, die zal sterven! Het is het koninkrijk waarin wat niet moet, toch past, waarin een onschuldige de straf draagt. Zó past het - in het koninkrijk van God.
En laten we het maar heel, heel goed tot ons door laten dringen. Want dit is het hart van het evangelie. Dit is uiteindelijk de grote bron van alle boete en vernedering: de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem! Dit is uiteindelijk ook wat ons leven pas echt op zn kop zet, waar alles anders door wordt. En wat pas echt de spanning in ons leven brengt. Want dit is het koninkrijk waarin wij leven mogen door Christus. Het koninkrijk waarin wat niet moet, toch past. Dat wil ons leven bepalen, nu al en tot in eeuwigheid. Ja, ons leven. Zo heel anders dan alle gewone-mensen-redeneringen. Zo heel anders dan de gewone gang van zaken, waarin we zo vaak zeggen: als hij zijn plicht niet doet, dan doe ik het ook niet. Als zij haar taak laat liggen, waarom zou ik dan harder werken en het erbij doen? Ja, als de Here Jezus eens zo geredeneerd had... Dit is het koninkrijk waarin wat niet moet, toch past, het koninkrijk van de geliefde Zoon, de man naar Gods hart.
Ja, we mogen het horen, over tweeduizend jaar heen, de boodschap van Johannes. Als de Here Jezus komt, wordt het spannend, want, als de Here Jezus komt, wordt alles anders. Dat betekent boete, vernedering, inderdaad, want van ons ego blijft weinig heel. Het betekent ook verwondering, juist over dit koninkrijk met die wonderlijke wet: wat niet moet, het past toch. We hebben het gehoord. En dat betekent één ding: nu wordt het spannend in uw leven, uw leven van alle dag. Amen.