Matteüs 5:3-12

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 21,1.3
Psalm 17,3
lezen Matteüs 5:1-16
Psalm 1
tekst Matteüs 5:3-12
Psalm 119,1-4
Liedboek gezang 169,1.5.6

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 21,1.3
lezen Matteüs 5:1-16
Psalm 1
tekst Matteüs 5:3-12
Psalm 119,1-4
Liedboek gezang 169,1.5.6
Liedboek gezang 477

Loenen-Abcoude 18/11/01
Utrecht-NW 25/11/01
Amsterdam-ZW 06/01/02
Haarlem 13/01/02
Leidsche Rijn 03/02/02
Oegstgeest 24/11/02

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Het zijn misschien wel de bekendste woorden van onze Heer, die zaligsprekingen hier. Maar hoe bekend ze ook zijn, ze blijven tegelijk vreemd. Zalig, gelukkig, gezegend ben je. Negen keer klinkt het en negen keer verwacht je dan iets wat je wel zou willen zijn of wel zou willen hebben. Gelukkig ben je als je slim en inventief bent, want dan zul je het wel redden op aarde. Maar dat soort dingen komen negen keer niet. Negen keer gaat het over mensen die iets niet hebben en die iets zijn wat ik uit mezelf niet ben en meestal ook liever niet ben. Negen keer voel ik me uitgenodigd, uitgedaagd: gelukkig, ja, dat wil ik ook wel worden, ook wel zijn. Maar negen keer voel ik me meteen op het verkeerde been gezet. Arm, verdrietig, vervolgd, versmachtend, uitgelachen en belasterd wil ik liever niet zijn. Wat is dat voor een Heer, die gelukkig noemt wie ongelukkig zijn? En wat betekent dat voor mij? Zullen we maar gewoon luisteren en kijken wat er gebeurt?


Zalig, gelukkig, gezegend ben je als je arm van geest bent, beter: als je een bedelaar om geest bent. Het gaat maar niet om arm zijn, om weinig hebben, maar om een bedelaar zijn, die niets heeft en moet leven van wat hij krijgt. En deze bedelaars gaat het dan niet om geld, of om wat te eten, maar om geest, levensadem, zelfbewuste levenskracht, kortweg om leven. Gelukkig ben je als je bedelt om je leven. Gelukkig ben je als je je leven niet in eigen hand hebt, als je je levenskracht niet zelf hebt, in jezelf hebt, maar als je er telkens weer om bedelen moet. Gelukkig ben je als je je leven krijgen, ontvangen moet; als je een totaal afhankelijk mens bent.

Gelukkig ben je, gezegend ben je - de woorden staan open, ze vormen een uitnodiging, een uitdaging. Wie wil er nu niet gelukkig worden, niet gezegend zijn? Maar als je de woorden binnengaat kom je via een smalle weg bij een nauwe poort: afhankelijkheid, bedelaar zijn voor heel je leven, voor al je levensmogelijkheden, heel je zelfbewuste ik. Voor die nauwe poort blijf ik vanzelf staan. Wil ik dát wel? Ik leef zelf, neem m’n beslissingen zelf, maak zelf uit hoever ik me geef, waar ik me kwetsbaar opstel en waar niet, ik laat niet met mij sollen. Zo de regie uit handen geven - je weet nooit wat er dan gebeurt.

Aan de andere kant van die nauwe poort is het koninkrijk. Dat staat er bij: van hen, van zulke mensen is het hemels koninkrijk. Dat is vast erg mooi. Maar waarom zulke onmogelijke eisen? Bedelaar van geest zijn. Iets als: wie hier binnengaat moet alle eigendunk laten varen. Maar dat betekent toch ongeveer hetzelfde als: wie hier binnengaat moet alle hoop laten varen. Echt afhankelijk zijn voor echt heel m’n leven, ophouden met al mijn ’ik zelf’ - maar dan sta ik helemaal onbeschermd, op genade of ongenade overgeleverd aan, ja, aan wie eigenlijk?

Nou, in ieder geval overgeleverd aan al die mensen om me heen. En dat bevalt me niets. De mens is met lengte de gevaarlijkste diersoort op aarde. Ik heb m’n pantser van zelfbewustzijn en assertiviteit hard nodig. Wat is dit voor een Heer, die hier spreekt? Straks gaat Hij ook nog zeggen dat ik me moet laten slaan, of zo. En trouwens, is het met Hem zelf ook niet slecht afgelopen? Met een beetje meer assertiviteit was Hij echt niet aan dat kruis gekomen. Als ik dit ga doen, wat Hij zegt, word ik straks ook nog ergens op vastgespijkerd. Daar heb ik mooi geen zin in.

Maar ja, dan denk ik er nog eens over na: er zit toch ook wel iets in. Tenminste, van dat zelfbewuste gedoe ben ik ook niet gelukkig geworden. Soms ben ik er doodmoe van, van al die keuzes, al die rollen, al dat gedoe met maskers en zelfbescherming. Het is nog eenzaam ook. En ben ik nu echt zo sterk? Ja, ik kan mezelf in leven houden - tot op zekere hoogte. Maar als het er echt op aankomt? Heb ik dan mijn adem zelf in de hand? Maak ik m’n ideeën zelf? Draag ik mijn eigen bestaan? Wat is het heerlijk om eens helemaal voor je te láten zorgen, niet maar om jezelf eens lekker te laten verwennen, maar echt even los te laten en te ontvangen. Gelukkig, gezegend de levensbedelaars. Tja.


Goed, maar dan nog. Dan nog blijft het een nauwe poort, een hele stap. Hoe langer ik er over nadenk, des te meer komt het besef boven dat het dit wel eens kon zijn wat Jezus bedoelde toen hij, volgens 4:17, begon te verkondigen: bekeer u, begin een nieuw leven, want het hemels koninkrijk is dichtbij gekomen. Gods nieuwe wereld staat om de hoek. En kennelijk raakt dat mij. Als ik gelukkig wil worden, echt gezegend wil zijn moet ik een nieuw leven beginnen. Dan moet ik me laten gezeggen, me laten onderwijzen dat die nieuwe wereld echt niet voor niets komt. Jij kunt niet zelf leven, wordt me gezegd. En net als ik boos word: welles, kijk maar!, gaat de stem verder met: gelukkig word je als je bedelt om leven, dan is het allemaal voor jou. En dat éne woordje gelukkig, zalig, gezegend, het haalt in één keer al mijn ongelukkigheid naar boven, met m’n eigenwijsheid, en m’n eigendunk, en m’n zelfbewustheid, en alle gevolgen daarvan. Boos kan ik niet meer worden. Maar wat is dit voor een Heer, die zulke dingen zegt?


Kennelijk wel Iemand die me begrijpt. Want Hij gaat verder met zalig, gelukkig, gezegend ben je als je treurt, als je lijden draagt, als je verdriet en ongelukkigheid uithoudt. Weer van die open woorden - weer zo’n smalle weg met een nauwe poort. Waarom ben ik gelukkig als ik ongelukkig ben? Ik wil dat helemaal niet. Als het mislukt in m’n leven, als het kapot gaat om me heen, als m’n wereld uit elkaar valt, ja als heel de schepping naar de vernieling gaat, dan is dat rot genoeg. Maar als ik daar ook al aan toe ga geven kun je me zo opbergen. Dan berg ik liever de pijn op, ergens, en het verlangen. Geen geroer in mijn hart, geen gewoel in mijn verleden. Laat me met rust. Ik moet verder. Morgen is er weer een dag.

Maar ja, Hij zegt: gelukkig ben je, gezegend, zalig. En zijn woorden halen m’n leven open. Ja, ik wil getroost worden, en niet een beetje, maar volkomen. En Hij zegt dat Gods nieuwe wereld vlakbij is. En dat ik een nieuw leven moet beginnen. Een leven dus niet van mezelf groot houden, maar van het echte lijden echt dragen. Dat wordt dus ook nog een pijnlijke bekering, een nieuw leven beginnen dat kwetsbaar is en pijn doet. Wil ik dat? Nou ja, ik wil in ieder geval wel getroost worden. Dan zal ik ook moeten zeggen waar het pijn doet. Alleen tranen die je huilt kunnen worden afgedroogd. Maar dan nog. Kan ik dat? Kwetsbaar zijn, me niet laten gelden?


Ja, wat is dit voor een Heer, wie is dit? Waarom begint Hij juist nu over dat me niet laten gelden? Gelukkig de zachtmoedigen, zegt Hij, en dat zijn nu juist de mensen die zich niet laten gelden. Maar ik wil me wèl laten gelden. Wat komt er anders van me terecht? Dit is toch de wereld waar geweld en slimheid de dienst uitmaken en waar de sterkste het het verste schopt? Als ik niet voor m’n eigen recht opkom, wie doet het dan? Mooi niemand. Als ik geen ho! zeg gebruiken ze me allemaal.

Goed, oké, ik geef het toe, als ik me laat gelden doe ik daar ook aan mee. Dan gebruik ik ook een ander als het me lukt, en ben ik sterker en slimmer dan die ander. Maar wat wil je dan? - Gelukkig, zegt U, U wilt dat ik gelukkig word, zalig, gezegend? En daarom staat nu juist dat hemels koninkrijk om de hoek, waarin voor al mijn rechten gezorgd wordt? - Dat is mooi, maar daar koop ik hier niks voor. Hier moet ik overleven in een onrechtvaardige bende, waarin het recht door de sterkste wordt gemaakt. - Wat zegt U? Of ik dan niet naar de gerechtigheid verlang? Ja natuurlijk wel... Hoewel, ook een beetje niet. Ik heb geen zin in lastige vragen. - Lastige vragen? Ben je dan niet gelukkig, zo? Heb je het dan niet mooi voor elkaar? - Heer, wie bent U eigenlijk? Waarom hebt U het toch steeds over gelukkig? Waarom over zalig, waarom over gezegend? Waarom haalt U mijn leven overhoop? Nee, hou maar op, ik ben niet barmhartig, ik ben niet zuiver van hart, ik ben geen vredestichter, ik haat vervolging en alles wat daar maar op lijkt, en ik ben niet gelukkig!



En van gene zijde klinkt zijn stem: Ik ben Jezus, de Nazarener, de Zoon die bedelt om zijn leven. Ik huil om alles wat kapot is en dood gaat en draag dat verdriet en draag de schuld en draag die weg. Ik laat Me niet gelden. Ik smacht naar gerechtigheid. Ik ben barmhartig als niemand en zuiver van hart. Ik sticht vrede, maar wordt vervolgd om de gerechtigheid. Ik wordt gesmaad, vervolgd en belasterd, zoals alle profeten vóór Mij. En ik ben dat alles voor jou. Ik deel het met jou, geef het jou. Begin dan ook een nieuw leven en je zult gelukkig zijn en volmaakt gelukkig worden, want het nieuwe leven staat voor je deur.


Zo, deze vreemde woorden horen dus bij een vreemde Heer. En gelukkig, gezegend is wie net zo vreemd wordt als Hij. Maar vreemd blijft het. En het went niet. Ja, de woorden staan open, nodigend, uitdagend: gelukkig ben je! Maar er achter ligt een smalle weg en op die weg een nauwe poort. De hele bende aan eigendunk, aan jezelf groothouden, aan jezelf laten gelden, aan meegesmokkeld onrecht, aan hardheid, aan onzuiverheid, aan ruzie en twist en aan jezelf in veiligheid brengen - het kan niet mee die nauwe poort door. Toch zijn dat allemaal dingen die we hier nodig hebben, in dit leven, tussen de mensen, ook tussen de kerkmensen. Die weg toch gaan, je toch bukken en die nauwe poort toch doorgaan, dat gaat vervelend pijn doen.


Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik voel me hier verdraaid dubbel bij. Ik wil niet en tegelijk wil ik wel, zie ik er de zin wel van in. Het zijn toch de echte regels van Gods wijsheid. En zalig, gelukkig, gezegend wie zijn getuigenis verstaan. Maar moet ik dan desnoods alleen bedelaar zijn bij God, kwetsbaar, pijn dragen, me niet laten gelden, en zo voort? Moet ik dan beginnen in mijn leven, beginnen in de kerk, beginnen thuis, op mijn werk, op mijn school? Maar wat roep ik dan over me af? Ik weet het niet.


Wat zei Hij ook al weer? Ik ben Jezus de Nazarener, de Zoon die bedelt om zijn leven, die treurt, die zich niet laat gelden en zo voort. En dat voor ons en in onze plaats, om ons daar in te laten delen? Laten wij Hem dan bidden, echt en serieus: Verlaat mij niet, Heer, ik ben U toegewijd, laat in uw gunst mij delen. Ik zoek U met mijn ganse hart, Heer, leid mij niet af ter zijde en ten kwade. U had het toch over gelukkig, over gezegend? Laat dát dan waar worden in ons leven. Amen.


<<<