Matteüs 5:3-12

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Psalm 147,1.2
Psalm 147,7
lezen + tekst Matteüs 5:3-12
Psalm 31,11-14
Gezang 7,3-6
avondmaalsviering
Gezang 4
lezen Jesaja 61, zingen Psalm 146,5
lezen Psalm 72, zingen Psalm 146,6.7
Psalm 146,8

Loenen-Abcoude 25/02/96
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Als we zometeen hier, voor in de kerk, samen avondmaal gaan vieren, dan komen we naar voren met één naam op de lippen, de éne naam van onze Heer, Jezus. Hij is de bron van al onze vreugde en al ons geluk. Zo willen we Hem vieren door te eten van het brood en te drinken uit de beker. Zo willen we naar voren komen als gelukkigen in Hem, in Jezus. Niet als gelukkigen in onszelf, als mensen die tevreden zijn met onszelf en met ons levenslot, zitten we straks hier, maar als mensen die tot geluk geroepen zijn door Hem, door onze Heer.

Zo mogen we aangaan aan de tafel van Christus, met zijn woorden van zaligheid, van geluk in de oren. Hij zegt het ook ons toe: gelukkig die arm van geest zijn, want hun behoort het koninkrijk der hemelen. Gelukkig ben je als je arm van geest, dat wil zeggen: nederig van hart bent. Als je alles van God verwacht dan zal de nieuwe werkelijkheid van jou zijn. Gelukkig die verdriet hebben, want zij zullen getroost worden. Gelukkig ben je als je verdriet hebt over de macht van het kwaad, zonde en dood in de wereld en in je eigen leven, gelukkig, want je zult getroost worden. En zo gaat de Here Jezus maar door, tien verzen lang. Hij roept ons het geluk toe van de grote verlossing die Hij door het offer van zijn leven ons geven zal.


Daar zit iets heel spannends in deze zaligsprekingen. De Here Jezus noemt mensen zalig: gelukkig. Maar je kunt je afvragen: zijn ze dat wel? En je kunt het je ook voor jezelf afvragen: we mogen als gelukkigen aan de avondmaalstafel komen, maar, zijn we wel zo gelukkig? Komt juist in deze woorden van de Here Jezus niet heel de spanning van ons leven samen? Hoe innerlijk tegenstrijdig is dat niet: gelukkig ben je als je verdriet hebt, als je pijn hebt? En geldt dat eigenlijk niet voor al deze woorden van de Here Jezus?

Want als je arm van geest, als je nederig van hart bent, dan heb je niets van jezelf om trots op te zijn, om nu eens tevreden en zelfgenoegzaam achteruit te leunen. En als je zachtmoedig bent, mild, niet agressief, niet assertief, dan kom je niet zomaar zonder kleerscheuren het leven door. Zachtmoedigheid, net zo goed als barmhartigheid, wordt zomaar afgestraft. Dan ben je zomaar een beschadigd mens. En hoe kun je dan niet honger en dorst hebben naar gerechtigheid, eindelijk gerechtigheid, als de grote bekken dichtgestopt worden en de harde handen gebonden. Gelukkig de vredestichters, zegt de Here Jezus, maar zijn het juist niet vaak de vredestichters die het meeste lijden onder de oorlog en de spanning. Juist daarom doen zij hun best om de strijdende partijen weer bij elkaar te krijgen. Ja, en zijn het niet juist de reinen van hart, die het meest kwetsbaar zijn.


Ziet u, in al die woorden zit dat, dat dubbele, dat we denk ik allemaal wel kennen in ons leven met God, en herkennen bij aan het avondmaal gaan: er wordt iets tegen je gezegd als: gelukkig ben je, terwijl je zomaar ongelukkig bent. Hoe kan dat?


Ja, hoe kan dat? Als we met die vraag naar die zaligsprekingen van de Here Jezus teruggaan, dan krijgen we daar in ieder geval één antwoord op: dat kan omdat ons leven bij Hem in een enorm wijd perspectief geplaatst wordt. Je mag nu nederig van hart zijn, verdrietig, honger en dorst hebben naar gerechtigheid, vervolgd worden en het slachtoffer zijn van allerlei laster om Christus - dat wordt nergens ontkend in de bijbel, onze hemelse Vader loopt niet over onze problemen heen, Hij zegt niet: niet huilen, het doet niet zeer, terwijl het wèl zeer doet. Maar God zet ons wel, met al die dingen, in het brede perspectief van wat Hij allemaal voor ons gaat doen. Hij geeft ons tenslotte uitzicht op zijn koninkrijk, de nieuwe werkelijkheid van troost, gerechtigheid, barmhartigheid, waar we God zullen zien en het grote loon van de nieuwe schepping ontvangen zullen. Het is alsof Hij ons daarmee zeggen wil: jawel, dit doet nu pijn, maar het is ergens goed voor. Ik heb er een plan mee, en dáár komen we uit.


Als we dat ergens mogen zien, dan in het avondmaal, als we oog in oog staan met onze Here Jezus. We vieren zijn dood, zijn offer, zijn bloed, zijn tranen en zijn lijden voor ons. We vieren dat, want het was allemaal voor ons, en het levert ons een eindeloze verlossing op. Dat ligt vast in zijn opstanding, in zijn leven bij God. Gods koninkrijk is er al in de hemel, en het komt op aarde, het is al bezig te komen, dankzij Christus’ werk. Aan diezelfde Christus, die deze woorden heeft gesproken, bijna tweeduizend jaar geleden, mogen we ons toevertrouwen, met al ons verdriet, en onze pijn; hoe ongelukkig we ons ook voelen, we mogen schuilen in zijn armen en lachen door onze tranen heen, toch gelukkig bij Hem, al voelen we nog zoveel schrijnen. Want Hij zet ons leven in dat wijde perspectief van volkomen verlossing. Al kunnen we nu dat stukje brood en dat slokje wijn misschien wat moeilijk wegkrijgen, het is en het blijft een teken van het nieuwe brood en de nieuwe wijn, die we drinken zullen op het feest van de nieuwe schepping. Daarheen zijn we op weg, want God heeft een plan. Het is ergens goed voor. Daarom, neem, eet, gedenk, geloof, proef, dit is een aperitief van die grote maaltijd! Amen.


<<<