Matteüs 14:13-22

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Gezang 35,1.2
Gezang 35,3
lezen + tekst Matteüs 14:13-22
Psalm 104,1-4.8
Psalm 67
Gezang 41

Loenen-Abcoude 02/11/94
Weesp-Nigtevecht 06/11/94 (nabetrachting)
Maarssen-Breukelen 22/01/95
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Dat was me wel wat, daar aan de oever van het meer van Gennesaret. Wij zouden al verbaasd genoeg zijn als wij hier vanavond na de dienst zouden blijven eten, met nog lang geen vijfduizend man, en van vijf van die ronde turkse broden en twee makrelen of zo, zouden overhouden. Wat is hier in Matteüs dan wel niet gebeurd! De verbazing daarover klinkt nog in Matteüs’ woorden door, in vers 20 en 21: En zij aten allen (pardon, allen?) en werden verzadigd (nota bene) en zij raapten het overschot van de brokken op, twaalf manden vol (wat, hoeveel manden zei je?!). En zij die gegeten hadden, waren ongeveer vijfduizend mannen, vrouwen en kinderen niet meegerekend. Daar kun je gerust wat uitroeptekens achter denken. Verbazingwekkend.

Nu kun je op zo’n verbazingwekkend verhaal verschillend reageren. Aan de ene kant zie je mensen die het zonder meer aanvaarden uit de bijbel. Zoals het er staat, zo is het gebeurd; en dat is ook eigenlijk niet zo vreemd, want de Here Jezus is toch God, en als je God bent, dan is het niet zo’n probleem voor je om met vijf broden en twee vissen meer dan vijfduizend man te verzadigen. Dat is natuurlijk waar, alleen, het verhaal is nu niet zo spannend meer. Het is eigenlijk niet meer dan een illustratie geworden bij de algemene waarheid dat de Here Jezus niet alleen mens, maar ook God is. Om het verhaal toch weer spannend te maken gaan ze er nu allerlei dingen bij verzinnen over de mensen die het hebben meegemaakt. Ze leven zich in in hoe het zal zijn geweest voor de discipelen of voor die jongen die, zoals Johannes vertelt, die vijf broden en twee vissen bij zich had. Zo gebeurt het in eigenlijk alle kinderbijbels - en niet alleen in kinderbijbels. Misschien kent ulkennen jullie dat liedje van Elly en Rikkert: Vijf broden en twee vissen. Denk ook eens aan die jongen, zingen ze, die ze bij Jezus bracht. Vijf broden en twee vissen, het was zijn hele schat. En wat zou jij gedaan hebben als het alles was wat jij had? Het is een leuk liedje, en er steekt geen kwaad in, maar het heeft niets te maken met het verhaal van onze tekst, of van Johannes 6. Het was naar alle waarschijnlijkheid gewoon handel voor die jongen. Hij had brood en vis bij zich om te verkopen. En gekocht zal het ook wel van hem zijn. En zo gaat het met al die dingen waarmee wij het spannender proberen te maken dan het in de bijbel staat: als je precieser kijkt, blijkt het niet te kloppen.

Aan de andere kant zie je mensen die zeggen: dit is een sterk verhaal; dit kan helemaal niet. Dat zomaar, onder invloed van wat dan ook, materie zich zou uitbreiden en vermenigvuldigen, dat kan niet, dat strijdt met alles wat wij over de gang van zaken op aarde weten. Het kan dus niet zo gebeurd zijn als het in de bijbel staat, maar er zal wel een andere bedoeling achter zitten. Het is maar een verhaal, maar er zit een moraal in. Daar kunnen we wat van leren. Is het niet heel waarschijnlijk, dat we wat er werkelijk gebeurd is ons ongeveer zo moeten indenken?: toen Jezus midden in die grote menigte plechtig een maaltijd begon van vijf broden en twee vissen, en daarvan liet uitdelen, toen hebben al die mensen gedacht: is het eigenlijk niet egoïstisch van me, dat ik dat broodje dat ik nog in mijn zak heb niet deel met mijn buurman? En zo gezegd, zo gedaan. En toen al die mensen, onder invloed van het voorbeeld van Jezus, samen deelden, toen bleek er meer dan genoeg te zijn voor iedereen. Moraal van het verhaal: als wij in onze omgeving, als wij op aarde, dit voorbeeld volgen, dan zal er ook voor ons, en voor de wereld meer dan genoeg blijken te zijn.

En ook hier is een liedje van: ’Samen delen’ heet het. Misschien kennen de kinderen het wel. Het derde vers van dat lied gaat: ’Breng het eten dat er is, breng het brood en breng de vis. Want al zijn wij hier met velen, eerlijk zullen we alles delen. Here, zegen deze spijs en bewaar ons straks op reis’, en het vierde couplet begint vervolgens met: ’Zo kreeg iedereen zijn deel en er was zelfs brood te veel’. Ook van dit liedje kunnen we op zich zeggen: het is een leuk liedje en er steekt geen kwaad in. Hier steekt echter wel kwaad achter. Want dat dit zo geschreven is komt ongetwijfeld voort uit die gedachte van: het is niet zo gegaan als in de bijbel staat, maar het ging om het ’samen delen’ - en daar gaat het nog om. Het is één van de meest vervelende kanten van dit soort bijbelkritiek, dat het zich verstoppen kan in zo iets op zich onschuldigs als een kinderliedje. De moraal van dit verhaal is in ieder geval: let er wel op met wat voor liedjes uw kinderen thuis komen van school en lees allerlei liedbundels kritisch. Er zit vaak meer achter dan je denkt.


Laten we maar snel teruggaan naar onze tekst, en daar naar luisteren, dan zal gelijk blijken dat het verhaal, in al zijn soberheid, zijn eigen spanning meebrengt, en dat het ons veel meer leert dan die toch wel wat flauwe moraal van ’eerlijk zullen we alles delen’. Willen we deze gebeurtenis goed begrijpen, dan moeten we niet meteen denken aan dat Christus ook God is, maar ons te binnen brengen wat de Here Jezus eigenlijk deed, daar in Galilea. Dat heeft Matteüs een stuk eerder al verteld, in 9:35: Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie, de blijde boodschap van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal. Het koninkrijk van God is vlakbij gekomen, vertelde Hij aan iedereen, en dat betekent: het is bijna zover dat God alles nieuw zal maken, de hemel en de aarde. Dan zal er geen verdriet meer zijn, geen gemis, geen ziekte, geen honger of dorst, maar een gelukkig leven dat niet eindigt. Daar zal de Here Jezus voor gaan zorgen door zijn lijden en sterven en opstanding. De schuld van ons oude leven verdwijnt met Hem in het graf, een nieuw leven krijgen we van Hem. Dat kon je al zien toe de Here Jezus nog op aarde was: kijk maar, zieken worden genezen, blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd, doven horen, doden worden opgewekt, en armen ontvangen het evangelie.

Daar gaat het allemaal om in vers 14. Toen de Here Jezus uit het schip gegaan was, zag Hij een grote menigte, die Hem was gevolgd, omdat ze van Hem een blijde boodschap en genezingen verwachtten. Ze begrepen er niet alles van, ze dachten er zo hun eigen gedachten bij, maar ze hadden niemand anders naar wie ze toe konden gaan, En de Here Jezus maakte zich zorgen over hen. Hij kreeg medelijden met hen en genas hun zieken. En dat betekende dus: let op, mensen, het koninkrijk van God komt er aan, er komt echt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, kijk maar. Geloof dan ook in Mij, stel je vertrouwen op Mij, dat Ik het ook verder in orde zal maken. Je zou wat in vers 14 beschreven wordt kunnen samenvatten daarmee, dat de Here Jezus de menigte mensen probeert bij te brengen dat zij eerst het koninkrijk van God moeten zoeken.

Als ik het zo zeg, dan voelt u misschien al wel aan hoe het verder gaat. Want de Here Jezus had gezegd: Zoek eerst het koninkrijk van God, en eten en drinken en kleding zullen u bovendien geschonken worden (Mat. 6:33). Je zult bij de Here Jezus niet tekort komen. Dat is in ieder geval wat Hij laat zien in wat er nu gaat gebeuren. Want toen het na een tijdje avond begon te worden, etenstijd ook in die tijd in Palestina, zeiden de discipelen tegen de Here Jezus: het wordt al laat, het is tijd dat de mensen weggaan om eten te halen. Maar Hij reageerde met: zij hoeven niet weg te gaan, geven jullie hen maar te eten. Dat betekent niet: zorgen jullie, discipelen, nu zelf maar voor eten voor al die mensen. De Here Jezus was de meester en zij waren de discipelen. Zij vormden een eenheid. De Here Jezus bedoelde: ze hoeven niet weg te gaan, ze blijven allemaal eten op mijn kosten, delen jullie maar uit. De reactie van de discipelen is even kort als duidelijk: dat kan niet, we hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen. Even vanzelfsprekend als alles wat Hij hier doet, zegt de Here Jezus dan: breng die maar hier. En Hij beveelt de mensen te gaan zitten, bidt, zegent het eten en laat uitdelen - en er is meer dan genoeg voor meer dan vijfduizend mensen. Het is alsof Hij zeggen wil: kijk maar, het is echt zo: zoek eerst het Koninkrijk van God, en de rest krijg je erbij. En laten we dat ook maar op onszelf betrekken: Christus leert het ook ons.

Maar er is meer betekenis hier. Want er is niet maar genoeg voor al die mensen, er is méér dan genoeg, er is overvloed. Bovendien, in Matteüs lezen we wel niet meer dan dat de Here Jezus de mensen beval in het gras te gaan zitten, maar in Markus wordt verteld dat Hij hen beval als voor een feestmaal te gaan aanliggen op het gras. Het is hier net als met de genezingen: zoals de Here Jezus zieke mensen genas als een teken van: het koninkrijk komt er al aan, de nieuwe hemel en aarde is al vlakbij, kijk maar: zieken worden al genezen, zo is het hier ook: het koninkrijk komt er al aan, de nieuwe schepping, als er feest gevierd zal worden in overvloed, als God op de berg Sion een feestmaal zal aanrichten voor alle volken (Jes 25), het is al vlakbij, kijk maar: er is feestelijk eten in overvloed bij Christus. Je ziet hier Jesaja 49:10 al beginnen in vervulling te gaan: zij zullen hongeren noch dorsten, woestijngloed noch zonnesteek zal hen treffen, want hun Ontfermer zal hen leiden en hen voeren aan waterbronnen. En het is een teken voor wat nog komt: Zij zullen nooit meer honger of dorst lijden, geen zonnesteek of woestijngloed zal hen treffen, want het Lam voor de troon zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen van het leven, en God zal alle tranen van hun ogen wissen (Openb. 7:16-17).

Zover is het nog niet. Dat weten we maar al te goed. Nu gaan er nog vele mensen dood van de honger. En het kan ons aanvliegen, juist als we zo’n verhaal als dit lezen. Waarom kunnen die hulpgoederen vandaag niet zo uitgedeeld worden als deze vijf broden en die vijf vissen? Waarom laat God nog zoveel kinderen geboren worden om een paar dagen, weken of maanden later van honger of dysenterie om te komen? Waarom kan het allemaal niet anders? Dat blijft uiteindelijk Gods geheim. Laten wij ondertussen niet vergeten hoevaak wij, net als andere mensen, ’eerlijk zullen we alles delen’ laten betekenen: ’ik een beetje meer dan jij’, want dat heeft er ook alles mee te maken. En natuurlijk moeten we ons inspannen om te helpen en te delen. Maar waar het Christus hier om gaat, is de mensen een voorproefje te geven van het komende koninkrijk. Die nieuwe hemel en aarde komen zeker, proef maar: brood en vis, voor meer dan vijfduizend man.

Dat wilde de Here Jezus al die mensen nog leren vóór Hij ze naar huis stuurde. We moeten ons dus niet op deze gebeurtenis op zich verkijken. Op zichzelf is die zo belangrijk niet. Zij is, als al Christus’ wonderen, een teken van het komende koninkrijk. Daar gaat het om. Als dat teken gegeven is stuurt de Here Jezus meteen zijn discipelen vooruit naar de overkant van het meer, en de mensen naar huis. Hij gaf deze mensen dus niet te eten omdat Hij ze nog een hele avond onderwijs wilde geven, nee, de maaltijd was zelf onderwijs - en is dat nog voor ons. En wij leren er dus veel meer uit, dan dat we onze overvloed eerlijk moeten delen. Natuurlijk moet ook dat, dat weten we allemaal wel. Maar we weten ook dat daar in de praktijk van deze wereld bijzonder weinig van terecht komt. Juist daar komt Christus hier ver boven uit met zijn belofte dat Hij ervoor zal zorgen dat aan die situatie een einde komt: als Gods Koninkrijk komt zal iedereen overvloed hebben, dat zal zeker gebeuren, kijk maar: meer dan vijfduizend mensen eten hier al uit zijn handen. We leren hier ook veel meer dan dat Christus behalve mens ook God is. Het gaat hier niet om Christus persoon op zich, maar om een tastbaar teken van zijn verkondigingswerk: Gods koninkrijk gaat komen, dat is zeker. Zijn zegenwoord over dit eten is dan ook meer dan een scheppend woord, het is een her-scheppend woord. We moeten niet terugdenken aan de krachten van de schepping, als we dit zien gebeuren, maar aan de krachten van de toekomst, van de her-schepping, als God vrede gaat stichten door gerechtigheid.

Een voorproefje van het komende koninkrijk, daar gaat het hier om. Daarom past dit wonder bij de viering van het avondmaal vandaag. Immers, wij genieten aan Christus’ tafel ook een voorsmaak, een voorproefje, van de overvloed van vreugde die Hij toegezegd heeft. Het was voor ons maar een stukje brood en een slokje wijn. Het zijn dan ook maar tekens. Ze verwijzen naar iets anders, niet alleen naar Christus’ lichaam en bloed, maar ook naar het overvloedig feestmaal van de bruiloft van het Lam. God is geen karige God. Hij geeft overvloedig en Hij zal onvoorstelbaar overvloedig geven. Daarheen zijn we op weg. Dat het overvloedig zal zijn, dat kunnen we aan het avondmaal niet zien, dat hebben we te geloven. Maar we geloven dan niet in iets onzekers, onze hoop is gegronde hoop. De nieuwe wereld komt met overvloed en vreugde: kijk maar: meer dan vijfduizend mensen hebben er al van gegeten. Met dat geloof gaan we het leven weer in.

Laten we het dan ook morgen beseffen: er komt een nieuwe wereld, met overvloed en vreugde. Deze wereld is bezig te verdwijnen. Dus als we vandaag overvloed hebben, laten we ons er niet op verkijken. Het is maar voor onderweg, het is maar om uit te delen, dus zit er niet aan vast. Het blijft echt niet. En als we vandaag pijn hebben en verdriet, gemis en tekort ervaren, doe er gerust aan wat je kunt. Zoek troost, genezing en hulp. Maar verkijk je er niet op. Dat alle tranen worden afgewist, dat komt nog. Maar het komt zeker. We leven onder de vaste belofte van de Here Jezus, dat Gods koninkrijk zal komen, en alles nieuw en goed gemaakt zal worden. Kijk maar in de bijbel: let op het teken van de broden en de vissen, kijk maar in de kerk: let op het teken van het brood en de wijn. Eet het en je weet het: Gods koninkrijk gaat komen. Amen.


<<<