Matteüs 16:21-28

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 71,1.2
Psalm 71,8.9
lezen Kolossenzen 1:24-2:3
Gezang 15,1
tekst Matteüs 16:21-28
Psalm 86,4
Liedboek gezang 177,1-3.6-7

Loenen-Abcoude 28/02/99
Amsterdam-C 09/04/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Het is weer lijdenstijd geworden: de veertig dagen vóór Goede Vrijdag, gewijd aan het lijden van Jezus. Vanouds was dat ook de vasten-tijd in de kerk. De laatste jaren begint die traditie ook in onze kerken door te dringen. Maar ik geloof niet dat veel van ons, zoals we hier zitten, daar aan meedoen. Ik ga ook niet zeggen dat dit eigenlijk zou moeten. Dat moet u zelf weten. Het gaat me er meer om dat ik deze oude traditie eigenlijk heel goed bij de lijdenstijd vind passen. Ergens heeft de lijdenstijd zelf trekken van een vasten-tijd voor de geest. Net als vasten je lichaam zuivert van allerlei overtollige stoffen en je bepaalt bij wat je echt nodig hebt, zo zuivert nadenken over Christus’ lijden je geest van ballast en overtolligheden en bepaalt het je bij wat je echt nodig hebt, bepaalt het je bij de werkelijke situatie in je leven.

Het heeft ook iets heel confronterends. Net als vasten. Ik weet niet of u het wel eens serieus geprobeerd hebt, maar het valt in veel opzichten lang niet mee om eens werkelijk veertig dagen je te beperken tot het hoogst nodige eten en drinken en je alle luxe en verwennerij te ontzeggen. Dan kom je jezelf behoorlijk tegen. Het is heel iets anders dan van die acties die de laatste tijd zo nu en dan gehouden worden, dat een groep, een klas of zo, vierentwintig uur vast voor een bepaald doel. Doe dat maar eens veertig dagen, en voor jezelf, dat je talloze momenten hebt waarop je even stiekem een hapje kunt nemen, en dat je alleen voor jezelf de verliezer bent als je het niet volhoudt. Ik maak me er weinig illusies over of ik dat zelf vol zou houden. Je wordt geconfronteerd me jezelf, met de behoeften van je lichaam, met je gewoonte-verslavingen, met je gebrek aan zelfbeheersing, met je verlangen naar instant-bevrediging van gevoelens. De goede voornemens van je hoofd en je verstand worden zomaar getackeld door het eigen leven dat je lichaam en je emoties leiden.


Dit soort dingen horen ook bij de lijdenstijd, horen ook bij nadenken over het lijden van Jezus. Misschien merk je daar niets van, als je alleen maar over Jezus’ lijdensgang nadenkt die paar uur die je in de kerk doorbrengt. Dan blijft het maar gemakkelijk en is de kans klein dat er iets werkelijk tot ons doordringt. Het is allemaal zo bekend. We weten dat Jezus moest lijden, moest gekruisigd worden en moest opstaan. We weten dat het geen zin heeft om daar tegen te protesteren, zoals Petrus. We weten dat ook wij ons kruis op ons moeten nemen, als we Jezus volgen, en niets kunnen geven in ruil voor ons leven. En daarom bidden we trouw om vergeving van onze zonde, hopen maar dat het met dat kruis dragen nog wat mee zal vallen, en gaan over tot de orde van de dag.

En ik ben bang dat die orde van de dag dan niet is de dagorde van de Here Jezus, namelijk die van zelfverloochening en het dragen van ons kruis, niet die van ons leven verliezen om Hem, maar dat het gewoon de dagelijkse struggle for life zal wezen, de strijd om waardering, om aanvaarding, om complimentjes, om aanzien en goede cijfers, om macht en invloed, om overleven en om zelfhandhaving. Het diepe protest tegen het lijden van Jezus, dat ook in ons hart woont, komt dan niet aan het woord. Het krijgt geen plaats, het kan ook nauwelijks worden gecorrigeerd.

Pas als je bijbelgedeelten als dit meeneemt je leven in, de komende week overdenkt en nog eens overdenkt, en luistert naar al die stemmen van verstand en gevoel die dan worden opgeroepen, krijgen deze woorden kracht, reinigende, genezende kracht in ons leven.


Misschien begrijpt u, dat dit betekent dat wat ik vanmorgen in de preek kan doen eigenlijk maar heel beperkt is. Ik kan deze woorden geen kracht geven in uw leven. Dat kunt u uiteindelijk alleen zelf. Ik kan wat uitleggen en wat kader aanbrengen en u op die manier wat extra materiaal geven om zelf over na te denken. Maar als u dat niet zelf gaat doen, vandaag, en de komende dagen, dan heeft het uiteindelijk niets betekend. En als dat zo blijft, de komende weken, dan gaat zomaar een complete lijdenstijd aan je voorbij zonder je ook maar in de verte te raken en in beweging te brengen.


Laat ik eens beginnen met wat aandacht te vragen voor Petrus. Petrus heeft over het algemeen veel te lijden van ons. We vinden hem dom, impulsief, driftig, onbeheerst, ongeduldig, op het brutale af. Hoe komt hij er eigenlijk bij om te protesteren, als Jezus begint aan te tonen dat Hij moet gaan lijden?

Een antwoord daarop vinden we als we de vingerwijzing volgen die Matteüs in vers 21 geeft. Hij zegt daar: van toen aan begon Jezus Christus zijn discipelen aan te tonen dat Hij moest lijden. Normaal heeft Matteüs het telkens eenvoudig over Jezus. Nu zegt hij: Jezus Christus. Dat slaat terug op het meteen voorafgaande. Petrus had Jezus beleden als ’de Christus, de Zoon van de levende God’. En Jezus had hem gelijk gegeven en gelukkig geprezen. Petrus is daar nog vol van. In Jezus heeft hij de Zoon van God zelf ontmoet. God zelf op aarde. En het had hem veel te verwachten en te verlangen gegeven.

En dan, meteen daarop, begint Jezus te vertellen dat Hij moet gaan lijden, ja gedood worden, dat Hij zal worden verworpen, dat Hij er uit zal worden geschopt hier op aarde, en dat dit Hem niet maar overkomen zal als een eervol lijden onder slechte mensen, maar dat dit moet, dat God zelf daar achter zit. En hij neemt Jezus apart en grijpt in: Maar, Heer, dat kan helemaal niet. Dat slaat nergens op. God is u genadig. U bent zijn eigen Zoon. Wie hoort er nu meer bij God dan u? En hoe kan God u dan niet beschermen. Hoe kan de machtigste koning zo moeten lijden? Heer, u bent veel te pessimistisch. Kom op. Dit zal persé niet gebeuren.


Als we nu eens even stoppen. En even proberen te vergeten hoe pijnlijk Jezus Petrus tot de orde roept. Is er dan niet veel in ons dat met Petrus meeroept, mee protesteert? Ook diep in ons hart leeft de verwachting dat bij God het leven goed moet worden, dat bij God horen betekent dat het ons beter gaat. Dat God tegen kwaad en lijden zal beschermen wie bij Hem horen. Dat christen worden alleen maar genezing van geslagen wonden zal betekenen en niet het oplopen van nog meer wonden en het ondergaan van nog meer pijn. Waar doen we het anders allemaal voor? Wat is het allemaal nog waard, ons geloof, God, onze omgang met God, als het ons niet alleen geluk, maar vooral ook pijn oplevert? Waarom zouden wij Jezus nog volgen, als dat betekent dat we het donker in moeten, gekwetst zullen worden, door allerlei mensen afgewezen worden? Als God zichzelf al niet handhaaft, hoe zullen wij ons dan nog kunnen handhaven in deze beroerde, harde wereld? Het is toch ook zonder meer niet eerlijk, dat Jezus, deze Jezus, die goed doet en goede woorden spreekt, die de rechtvaardige bij uitstek is, dat die moet gaan lijden en verworpen worden?

Petrus spreekt hier vanuit een diepe gedachtegang, die ook in ons hart leeft. We verwachten van God dat Hij het kwaad wegdoet, overwint, ons er van bevrijdt, niet dat Hij het kwaad ondergaat, en draagt, en het ons laat dragen. We verwachten van God dat Hij zichzelf handhaaft tegenover allerlei bedreigingen, dat Hij doet wat wij niet kunnen: onszelf overeind houden.


Dit soort gedachten moet je vooral tot jezelf toelaten. Juist in deze tijd. Dat enorme complex van pijn, van onvervulde verlangens, van hoop die steeds weer beschaamd is, dat leeft in onze ziel, en dat ook een rol speelt in ons geloof, in ons vertrouwen op God, dat moet aan de orde kunnen komen tussen God en ons. Dat kan ik hier niet voor u doen. Daarom zei ik net al: u moet deze woorden meenemen, uw leven in. Want als we zo nadenken over Jezus’ lijden voor ons dat we ook deze stemmen in ons hart aan het woord laten komen, dan kan onze Heer ook ons aanspreken, corrigeren, ons leven reinigen.


Ook daarvoor zijn die harde woorden tegen Petrus bedoeld, om in ons leven een rol te spelen. Jezus hoort in Petrus protest de stem van zijn grote tegenstander, de stem van de oude slang. En daar valt iets van te herkennen. Het is de stem van de zelfhandhaving, de stem die ons leert: je laat je niet verwerpen, je laat niet over je heen lopen, je laat je niet zomaar de deur uitzetten. Want daar gaat het toch om, als Jezus vertelt dat Hij zal gaan lijden. Hij zegt niet maar dat Hij een vreselijke ziekte zal krijgen, of een erg ongeluk, dat Hem een onpersoonlijk lijden zal treffen. Nee, Hij zal lijden van de kant van de oudsten en overpriesters. Hij zal persoonlijk verworpen worden, veracht, verlaten, buiten de deur van het leven gezet worden. En daar zal God achter zitten. In de verte horen we hier al iets van zijn ingrijpende roep: Mijn God, waarom hebt U mij in de steek gelaten?

En, zo voegt de Here Jezus er aan toe, in die keuze voor zelfhandhaving denk je over God alsof Hij een mens was, een slecht mens. Petrus, je bent niet bedacht op de dingen van God, maar op die van de mensen. Bij God hoort niet maar dat Hij zichzelf handhaaft, maar dat Hij zichzelf geeft. Bij God hoort niet dat Hij zegt: als Ik maar aan mijn trekken kom, maar bij God hoort dat Hij zijn liefste Zoon voor ons wil overgeven in de dood. Bij God hoort niet, dat dit leven hier en deze wereld zo blijven als ze zijn, maar dat ze gered worden. Bij God hoort dat Hij kwetsbaar kan zijn en gekwetst kan worden. Bij God hoort, dat Hij zich in Christus voor ons en in onze plaats de deur van zijn eigen wereld uit laat schoppen. Juist in zijn lijden is de Here Jezus de Christus, de gehoorzame Zoon van God zelf.

Ieder die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen. Wie blijft in de dingen van de mensen, in de sfeer en de mentaliteit van de zelfhandhaving, die gaat daar aan dood. Maar iedereen die zijn leven uit handen geeft aan Christus, die zal het vinden.


Broeders en zusters, ik zeg u bij voorbaat, als dat woorden blijven die ik hier zeg en die u hoort, en meer niet, dan zijn het lege, uiteindelijk niets zeggende woorden. Ze worden pas gevuld als u zelf, persoonlijk, uw leven aan Christus in handen geeft. Als je jezelf, met al je mogelijkheden en onmogelijkheden, aan Hem geeft: Heer, neem alles. Niet stiekem toch zelf de regie in handen houden, want dan vind je niks, dan houd je wat je hebt. In die woorden: je leven verliezen om Mij en het weer vinden, weerklinkt Christus’ eigen levensgang: het lijden in, de dood in, en dan opgewekt worden. Jezelf niet meer handhaven en overeind houden, maar laten leiden, waar je ook uitkomt, daar blijft iets heel griezeligs en onzekers voor ons in zitten. En Jezus zegt ons bij voorbaat dat het nog zeer zal doen ook, en veel uithoudingsvermogen zal vragen. Want pas als de Mensenzoon komt in de heerlijkheid van zijn Vader, pas dan zal Hij iedereen vergelden naar zijn daden. Wat je geloof je oplevert, waar je het allemaal voor doet, daarvan kun je soms nu al allerlei tekens krijgen, maar uiteindelijk blijkt dat pas op de jongste dag.

Er zijn nu al tekens van, van die heerlijkheid van Christus en van de voltooiing van ons leven. Overgave geneest veel wonden en bevrijdt van talloze frustraties. Maar we blijven kwetsbaar hier en zullen tot het eind toe gekwetst worden. En er blijft van alles in ons leven dat weg moet, weggesneden, pijnlijk en verdrietig. Er zijn tekens. Ergens net als in het gedeelte wat hierop volgt. Vers 28 in onze tekst is een beruchte tekst. Heel moeilijk uit te leggen. Maar ik houd de indruk dat er onder andere in verwezen wordt naar de verheerlijking op de berg, als Petrus, Johannes en Jakobus Christus inderdaad zien in zijn koninklijke heerlijkheid. Even maar. En meteen blijkt ook hier, hoeveel er nog aan hen gewerkt moet worden: Petrus met zijn tenten. Maar toch: een teken, een begin, een klein vooruitgrijpen op wat komt.


Wat dat in uw leven betekenen zal? Dat kan ik voor u niet zeggen, en u zoudt er weinig aan hebben als ik hier van alles ging vertellen over wat het voor mij betekent. U moet zelf nadenken over Jezus’ lijden en over onze betrokkenheid daarin. En U moet zelf uzelf verloochenen, dat betekent: uw zelfhandhaving opgeven, en uw eigen kruis opnemen, achter Jezus aan. En nogmaals: dat kruis is niet dat ons allerlei ongemak overkomt, ziekte en ongeluk, onpersoonlijk lijden. Juist daarin kunnen we uiteindelijk gemakkelijk onszelf handhaven. We kunnen naar verhouding eenvoudig met opgeheven hoofd onder gaan tegenover machten die sterker zijn dan wij. Jezus heeft het hier over een ander soort lijden. Persoonlijk en agressief. Het gaat om verachting, om in de steek gelaten worden, om voor schut komen te staan en uitgelachen te worden, juist omdat wij onszelf niet overeind houden en groot houden, maar ons laten leiden door Christus. Er klinkt hier een heel groot stuk bergrede mee in deze woorden. Je kruis op je nemen betekent de minste zijn, je andere wang toekeren als iemand je een verachtelijke klap geeft (met de rug van de rechterhand op je rechterwang), betekent nog een mijl of wat met mensen gaan, betekent je vijanden, je echte vijanden liefhebben. Dat kan alleen als wij bij Jezus leren om niet meer uit te zijn op de dingen van de mensen, maar juist op de dingen van God, diezelfde God, die zijn zon ook vanmorgen weer liet opgaan over ons allemaal en die het laat regenen, nog steeds, over ons allemaal.


Broeders en zusters, misschien was het nog niet zo’n slecht idee van de oude kerk, om juist in deze tijd te vasten. Maar of u daar nu aan mee gaat doen of niet, neem in ieder geval de komende weken deze woorden met u mee, overdenk ze voor uzelf, breng ze in contact met wat er ook in uw hart leeft, en doe zelf, wat niemand voor u kan doen: geef uw leven uit handen aan Christus. Een groot avontuur, riskant, maar vol beloften: wie zijn leven verliest om Mij, die zal het vinden. Amen.


<<<